Eerste Kamer plaatst kanttekeningen bij rol MP inzake financiering Koninklijk Huis



Belangrijke vragen over de positie van de minister-president moeten door de regering ruim vóór de plenaire behandeling van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis (31.505) in de Eerste Kamer worden beantwoord. De behandeling staat geagendeerd voor 11 november 2008. Dit blijkt uit het voorbereidend onderzoek naar het wetsvoorstel door de leden van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin.

De vragen spitsen zich toe op de uitleg van artikel 3 dat op gespannen voet kan staan met de staatsrechtelijke rol van de minister-president op dit moment. De in het artikel genoemde 'tussenkomst' van de minister-president bij declaratie van kosten van het Koninklijk Huis kan een verschuiving betekenen ten opzichte van de figuur van de premier als een primus inter pares. Met name willen de leden van de Eerste Kamer weten hoe de in het debat in de Tweede Kamer besproken 'aanwijzingsbevoegdheid' zich verhoudt tot het staatsrecht. Betreft het volgens de regering een staatsrechtelijk novum of niet? Ook over de definitie van het begrip 'kosten voor en door' bestaat bij de leden van de commissie op basis van het voorliggende voorstel nog geen eensluidend beeld.

De commissie vraagt een toelichting op de wijze waarop het Koninklijk Huis gebruik kan maken van de in artikel 4 van het wetsvoorstel genoemde paleizen en met name over de mogelijkheid van gebruik ook door andere overheidsorganisaties. Van de regering hoort de commissie verder graag waarom in de voorliggende wetswijziging geen voorstel staat voor aanpassing van het 'genot van jacht'.


Lees verder:


Deel dit item: