Het regeringsvoorstel om bij echtscheiding een ouderschapsplan verplicht te stellen heeft geleid tot verdeelde reacties in de Eerste Kamer. Bij het debat dinsdag 18 november 2008 lieten alleen de fracties van CDA en SGP en ChristenUnie blijken het wetsvoorstel te zullen steunen. De fracties van VVD, SP, D66 en GroenLinks gaven aan waarschijnlijk tegen te zullen stemmen. De PvdA-fractie die het voorstel aan een meerderheid kan helpen liet in het midden wat zij volgende week bij de stemming zal doen.
Het wetsvoorstel is in juni vorig jaar met vrijwel algemene stemmen in de Tweede Kamer aangenomen. De ministers Hirsch Ballin van Justitie en Rouvoet voor Jeugd en Gezin verwezen bij hun verdediging in de Eerste Kamer dan ook enkele malen naar de 'brede steun aan de overzijde".
Senator Franken zegde steun van de CDA-fractie toe nadat de ministers enkele toezeggingen hadden gedaan. Zo zal de verplichting om een ouderschapsplan in te dienen uiteindelijk de gang naar de rechter niet kunnen blokkeren. Franken zei dat het ouderschapsplan uiteindelijk niet meer is dan de invulling van afspraken over de vervulling van het voortgezet gezamenlijk gezag van de ouders. De rechter zal de afspraken toetsen met als norm het belang van het kind.
Ook het verdwijnen van de 'flitsscheiding' stuitte op bedenkingen, maar dit onderdeel van het wetsvoorstel kan wel op instemming rekenen in de senaat. Daarbij zette de PvdA-fractie vraagtekens bij de weigering van de regering om administratieve echtscheiding met wederzijdse instemming van ouders mogelijk te maken. Hieraan is behoefte in de maatschappij, zei Haubrich-Gooskens.
Volgende week komt ook een motie in stemming die is ingediend door Strik van de fractie van GroenLinks met steun van de fracties van SP en D66 (EK 30.145, G). De motie roept de regering op na te gaan hoe succesvolle omgangsondersteunde voorzieningen van een meer structurele basis kunnen worden voorzien. Minister Rouvoet ontraadde de Eerste Kamer de motie aan te nemen. Wel zegde hij toe in overleg met IPO en VNG te willen nagaan hoe provincies via hun bureaus Jeugdzorg en gemeenten via de Wet maatschappelijke ondersteuning aan deze ondersteuning kunnen bijdragen ter uitvoering van de beoogde wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.
De weg voor de behandeling van dit voorstel was vrijgemaakt doordat de Eerste Kamer twee jaar geleden het initiatiefvoorstel Luchtenveld (29.676) met vrijwel algemene stemmen verwierp. In dat voorstel werd ook voorzien in afschaffing van de flitsscheiding, maar daarnaast werd beëindiging van een huwelijk zonder tussenkomst van de rechter (administratieve scheiding) mogelijk gemaakt. Tevens werd in dit voorstel een (vrijwillig) ouderschapsplan geïntroduceerd om het voortgezet ouderschap vorm te geven.
Recent heeft de regering een apart wetsvoorstel ingediend dat een notaris de bevoegdheid geeft om namens partijen bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding in te dienen in het geval er sprake is van een gemeenschappelijke verzoek en er geen kinderen zijn.
In haar bijdrage aan het debat op dinsdag 18 november verwees Broekers-Knol namens de VVD-fractie hiernaar. Zij heeft fundamentele bezwaren tegen het verplicht stellen van een ouderschapsplan bij een echtscheiding. Als dit betekent dat het ontbreken van een ouderschapsplan een echtscheiding onmogelijk maakt, is dit voor de VVD-fractie niet acceptabel. Voorts vroeg zij of het ouderschapsplan een overeenkomst is met eenzelfde bindende kracht als bijvoorbeeld een overeenkomst in het vermogensrecht. "Of zijn de in het ouderschapsplan opgenomen afspraken slechts voornemens waarop op eenvoudige wijze kan worden teruggekomen?", vroeg mevrouw Broekers. Uiterst beducht toonde zij zich voor de mogelijkheid dat de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin zich actief met een echtscheiding gaan bemoeien, bijvoorbeeld bij het opstellen van een ouderschapsplan of doordat zij de eventueel de rol van de regierechter bij echtscheidingszaken over te nemen. De VVD-senator wilde ook weten of de afspraken in het ouderschapsplan misschien een plaats krijgen in het Elektronisch Kind Dossier. Dat de Centra voor Jeugd en Gezin actief controleert of ouders de gemaakte afspraken wel nakomen is dit voor de VVD-fractie onaanvaardbaar. "Kan de minister zonder enig voorbehoud bevestigen dat dit nimmer zal beuren en daarvoor ook garanties geven voor het geval het uiterst verwerpelijke EKD er inderdaad komt?", vroeg mevrouw Broekers aan de minister Hirsch Ballin en Rouvoet. Zij noemde het ouderschapsplan "overbodig voor de goedwillenden, en ineffectief voor de slechtwillenden". Volgens haar biedt het de Staat een alibi om zich te mengen in de persoonlijke levenssfeer van burgers.
Flitsscheiding
De zogenoemde flitsscheiding is mogelijk geworden na de invoering in 1998 van een geregistreerd partnerschap. Sinds enkele jaren is het mogelijk om een huwelijk om te zetten in zo'n geregistreerd partnerschap. Dit partnerschap kan vervolgens zonder tussenkomst van de rechter worden beëindigd. Als gevolg daarvan kunnen zowel mensen met als zonder kinderen scheiden zonder tussenkomst van de rechter. Hiervan wordt druk gebruik gemaakt, maar deze mogelijkheid wil de regering nu weer ongedaan maken.
Woordvoerder Engels van D66 betreurt dit. "In beginsel behoren huwelijkspartners in onze ogen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de vorm van de beëindiging van hun relatie", zei Engels. De angst voor lichtvaardige scheidingen door de openstelling van een administratieve scheidingsprocedure noemde Engels ongegrond. De hoop dat rechters kunnen en willen optreden tegen onvoldragen motieven voor echtscheiding was in zijn ogen illusoir. Over het ouderschapsplan stelde de D66-senator de vraag aan de bewindslieden of er echt betere afspraken komen als we dat gaan verplichten? Hij zag in het wetsvoorstel geen modernisering van het echtscheidingsrecht maar een vergroting van overheidsbemoeienis met echtscheidingszaken en inperking van de vrije keuze van burgers.
De CDA-fractie was juist blij met het verdwijnen van de flitsscheiding "vanwege de buitengewoon schrijnende gevolgen die deze vorm van scheiding voor betrokkenen kan teweegbrengen", zei woordvoerder Franken. Hij prees ook de mogelijkheden aan die ontstaan door het wetsvoorstel voor verbetering van de positie van kinderen bij echtscheiding. "Beide ouders krijgen de kans hun ouderlijke verantwoordelijkheid waar te maken", zei senator Franken. Maar hij had ook over het verplichtende karakter van het ouderschapsplan. Verlopen echtscheidingen straks minder conflictueus dan thans het geval is? De CDA-senator verwees naar een proefschrift van mevrouw C. Jeppesen-de Boer dat concludeert dat een ouderschapsplan meer in het belang van ouders dan van hun kind(eren) is. Franken vroeg of het niet beter zou zijn om vrijwillige afspraken tussen ouders te stimuleren door hen voordelen te bieden bij de procesgang: een snellere en meer goedkope vorm van scheiding, zoals al in diverse andere landen in Europa gebeurt.
Minister Rouvoet wees erop dat het wetsvoorstel vooral gezien moet worden als een poging om het belang van het kind tot zijn recht te laten komen bij echtscheiding. Hij verwees daarvoor naar het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.
Namens de fracties van SGP en ChristenUnie juicht senator Holdijk het verdwijnen van de flitsscheiding toe. Hij vroeg wel of het belang van het kind te allen tijde voorop blijft staan nu er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders. "Vrede tussen ouders en gelijkwaardig ouderschap zijn schone en nastrevenswaardige doeleinden, maar ze vormen allerminst een garantie dat gezamenlijk ouderschap niet tot conflictueuze omgangsregelingen leidt. Daarom zal er ruimte moeten blijven voor éénhoofdig gezag", oordeelde senator Holdijk. "Liever één ouder met gezag, dan twee met ruzie". Holdijk wees erop dat per jaar ruim 60.000 kinderen te maken krijgen met echtscheiding. De helft raakt daarbij het contact met een van de ouders kwijt. "Het ontwricht 100.000 levens", aldus Holdijk.
Mevrouw Haubrich-Gooskens nuanceerde namens de PvdA-fractie het voortgezet ouderschap naar twee kanten. Zowel machteloze vaders als teleurgestelde moeders en ook partners met een behoorlijk na-huwelijk zullen het voortgezette ouderschap, vastgelegd in een ouderschapsplan, een zegen of een drama kunnen vinden. Ook de PvdA-senator verwees naar het proefschrift van mevrouw Jeppesen-de Boer. Haar bevindingen komen overeen met eigen ervaringen van mevrouw Haubrich uit haar advocatenpraktijk; een afgedwongen ouderschapsplan werkt niet. Er mist volgens haar een essentieel punt in zo'n gedwongen plan: het wordt niet gemaakt vanuit de gedachte wat het beste is voor het kind, maar het wordt gemaakt omdat het moet om tot echtscheiding te komen. Volgens de PvdA-senator zou een administratieve scheidingsmogelijkheid voldoen aan een maatschappelijke behoefte. Zij vroeg of de weigering van de regering om met zo'n mogelijkheid te komen misschien stoelt op een geheime afspraak in het regeerakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie.
Quik-Schuijt zei namens de SP-fractie dat ouders die er niet samen uitkomen en geen ouderschapsplan kunnen opstellen meer nodig hebben en dan een wettelijke verplichting om dit wel te doen. "De wettelijke plicht zal hun onmacht niet oplossen", zei mevrouw Quik. De verwijzing naar de mogelijkheid van mediation door de regering bracht mevrouw Quik tot de verzuchting dat 'mediation wel betaalbaar is voor rijk en arm, maar niet voor de middengroep. Ouders uit deze laatste groep zouden per ouder zo'n 3000 euro moeten betalen voor mediation. De SP-senator wilde weten of het Rijk wellicht voor deze kosten zou kunnen opdraaien. Zij verwees naar Noorwegen waar mediation voor ouders met kinderen tot 16 jaar voorafgaand aan de scheiding verplicht is. Deze ouders krijgen dan ook financiële hulp van de overheid. Zij verzette zich overigens tegen het opleggen van omgang met beide ouders, omdat dit lang niet altijd goed is voor het kind. 'Spanningsvolle omgang is slechter voor het kind dan geen omgang', heeft wetenschappelijk onderzoek volgens mevrouw Quik aangetoond.
Deel dit item: