Op dinsdag 29 januari 2013 heeft de Eerste Kamer gedebatteerd over een wetsvoorstel dat de bevoegdheid van gemeentebesturen afschaft om deelgemeenten in te stellen. Het kabinet wil hiermee komen tot een kleine, krachtige overheid en de zogeheten 'extra bestuurslaag' opheffen. Alleen Amsterdam en Rotterdam kennen nu deelgemeenten. In het debat waren uitgesproken voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voerde namens de regering het woord. Op dinsdag 5 februari 2013 wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Senator Engels (D66) merkte op dat zijn fractie zeer hecht aan de bijzondere beginselen van decentralisatie en lokale autonomie. Hij benadrukte dat niet de wetgever, maar de gemeentebesturen hier normerend moeten optreden. Wel beaamde hij dat de deelgemeenten ‘trekjes zijn gaan vertonen’ van een feitelijke bestuurslaag. Engels stelde: “Blijkbaar bieden deelgemeenten niet het ‘burgernabije’ bestuur dat zij pretenderen.” Hij verwacht dan ook niet dat afschaffing hiervan zal leiden tot de aantasting van lokale autonomie en democratie.

Senator Schouwenaar (VVD) stelde: “Het is niet: eens gegeven blijft gegeven. Het is geen recht van placet.” Hij haalde het voorbeeld van minister Plasterk aan dat een inwoner van Amsterdam te maken heeft met zes gekozen overheden: deelgemeente, gemeente, provincie, waterschap, Tweede Kamer en Europa. Schouwenaar merkte op dat het takenpakket van het gemeentebestuur fors wordt verzwaard door de afschaffing van deelgemeenten en vroeg de minister of hij met een nieuw, aanvullend wetsvoorstel wil komen dat voorkomt dat er ondanks afschaffing van de deelgemeenteraden toch weer een nieuwe gemeentelijke bestuurslaag ontstaat.

Senator Sörensen (PVV) pleitte voor het zo snel mogelijk afschaffen van de extra bestuurslaag. Hij merkte op dat uit het rapport van de commissie Deetman bleek dat er een enorme kloof bestaat tussen bestuur en bevolking. Sörensen stelde dat de deelgemeenten momenteel zichzelf in stand houden, ondanks levende bezwaren onder burgers en politici.

Symboolwetgeving

Senator De Boer (GroenLinks) haalde haar eigen ervaringen als deelgemeenteraadslid aan en merkte op dat dit wetsvoorstel naar haar mening symboolwetgeving is. Volgens De Boer heeft het immers niets te maken met het al dan niet functioneren van de deelgemeenten, maar alleen met het uitgangspunt om maximaal twee bestuurslagen te hebben. Bovendien zijn de te verwachten resultaten haars inziens miniem, aangezien territoriale bestuurscommissies met door de bevolking verkozen leden en een aantal dagelijkse bestuurders mogelijk blijven. Senator Kuiper (ChristenUnie) merkte op dat zelfstandig lokaal bestuur een belangrijk uitgangspunt is voor zijn fractie en drong er op aan dat steden zelf de keuze mogen maken of zij deelgemeenteraden willen instellen. Zijns inziens zal het verdwijnen van de deelgemeente leiden tot afnemende sensibiliteit voor wat er in de wijken gebeurt en vergroot het de bestuurlijke afstand tot de centrale gemeenteraad.

Ook senator De Lange (OSF) wees er op dat het wetsvoorstel niet gestoeld is op het disfunctioneren van deelgemeenten. Het wetsvoorstel is naar zijn mening “een typische illustratie van centralistisch denken en een vorm van gestold vertrouwen die de gemeenten Amsterdam en Rotterdam niet verdienen.”

Senator Koole (PvdA) betwistte de overweging van de regering dat een vermindering van het aantal politieke ambtsdragers logischerwijs bijdraagt aan een vermindering van de bestuurlijke drukte. Koole stelde dat zowel Rotterdam als Amsterdam de meerwaarde van hun deelgemeenten duidelijk hebben onderschreven. Ook hebben beide steden laten zien zelf noodzakelijk geachte hervormingen tot stand te brengen. Koole vroeg: “Waarom moet de nationale politiek hier überhaupt ingrijpen?”

Geen volwaardig territoriale besturen meer

Minister Plasterk gaf aan dat hoewel met dit wetsvoorstel deelgemeenten worden afgeschaft, er nog wel de mogelijkheid bestaat voor gemeenten om zogeheten 'bestuurscommissies' in te stellen. Op die manier kan er tegemoet worden gekomen aan de wens voor specifieke belangenbehartiging in bepaalde delen van de stad. Senator Vliegenthart (SP) vroeg of hiermee niet als het ware 'deelraden light' worden opgericht. Volgens hem mag het niet zo zijn dat een wetsvoorstel alleen cosmetisch wordt uitgevoerd.

De minister gaf aan dat er echter essentiële verschillen zijn tussen stadsdeelbesturen en bestuurscommissies: er wordt aan hen een beperkt aantal taken gedelegeerd en zij kunnen geen algemeen verbindende voorschriften uitdoen. Bovendien zijn de commissies verantwoording verschuldigd aan het centrale stadsbestuur. De steden bepalen zelf hoe de leden van deze bestuurscommissies aangewezen worden: ofwel door het stadbestuur ofwel rechtstreeks door de inwoners. Mocht het zo zijn dat de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies ‘uit de hand lopen’ dan zal de minister bezien of dit binnen de grenzen van de wet valt. In constitutionele zin kan hij echter alleen ‘waarnemen wat er gebeurt'.

Senator Van Bijsterveld (CDA) steunde het afschaffen van de extra bestuurslaag, maar vroeg wel aandacht voor de bijzondere positie van de voormalige gemeente Rozenburg. Bij de voeging van deze gemeente bij Rotterdam is de toezegging gedaan dat de Rozenburg haar eigen deelgemeenteraad zou krijgen. Door dit wetsvoorstel zou deze toezegging teniet worden gedaan. Minister Plasterk merkte op dat het evident is dat er geen uitzondering kan hierin worden gemaakt en beval Rotterdam aan dat er een bestuurscommissie voor wordt ingesteld.


Deel dit item: