De Eerste Kamer heeft op 5 november met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedebatteerd over een aanpassing van de financiering van de Sociaal-Economische Raad (SER). De SER werd voorheen gefinancierd uit een bijdrage van ondernemers aan de Kamers van Koophandel. Nu deze bijdrage komt te vervallen, wil de regering het geld voor uitgaven van de SER, die niet door andere inkomsten van de SER worden gedekt, uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) halen. Dit fonds wordt gefinancierd uit premies van werkgevers, waardoor gewaarborgd is dat grotendeels dezelfde groep de bijdrage aan de SER zal opbrengen als in de bestaande situatie. Op dinsdag 12 november wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Financiering uit het AWf
Senator Kneppers-Heijnert (VVD) sprak namens de fracties van het CDA, de SGP, GL en de OSF. Zij bekritiseerde het voorstel om de SER voortaan uit het AWf te financieren. De senator stelde dat onvoldoende is aangetoond waarom het Nederlandse bedrijfsleven moet blijven betalen voor de SER. Kneppers-Heijnert gaf daarbij als voorbeeld dat Kamers van Koophandel immers sinds kort ook wel uit de algemene middelen worden betaald. Bovendien stelde de senator dat het AWf niet voor een dergelijke financiering is bedoeld. Verder merkte zij op dat er door de regering vooruit is gelopen op wetgeving door de SER-heffing voor ondernemers per 2013 te laten vervallen.
Senator Ester (CU) sprak mede namens de fractie van D66. De senator stelde dat het belang van de SER dermate groot is dat financiering geen punt van zorg mag zijn. Ester gaf aan dat beide fracties zich kunnen vinden in de keuze voor het AWf aangezien de SER naar hun mening niet uit algemene middelen moet worden betaald. De SER heeft volgens Ester naast de adviesfunctie aan regering en parlement immers ook een aantal bestuurlijke taken en functies die specifiek werkgevers en werknemers dienen.
Niet ideaal maar wel pragmatisch middel
Minister Asscher stelde dat de keuze voor het AWf niet de mooiste oplossing is, maar misschien wel de beste oplossing. Asscher beaamde dat het AWf niet moet worden opgetuigd voor allerlei doelen waarvoor het niet bedoeld is, maar bracht daar tegen in dat alle onderzochte alternatieven erg onvoordelig bleken. Dit heeft onder andere te maken met het opzetten van een inningsysteem en administratiekosten. Volgens de minister prevaleert in deze zaak het belang van een onafhankelijke SER en vereist dit een financiering die buiten de algemene middelen valt. Ook stelde hij dat de regering de SER heeft gevraagd om een toekomstvisie over de arbeidsmarkt en de moderne invulling en financiering van de werkloosheidswet. Senator Kox (GL) gaf aan dat hij zich kon vinden in de keuzes uit het wetsvoorstel.
Evaluatie over twee jaar
Minister Asscher was in het debat wel bereid de Eerste Kamer tegemoet te komen door toe te zeggen dat de geplande evaluatie van het wetsvoorstel niet over drie jaar maar over twee jaar zal plaatsvinden. Aan senator Kneppers-Heijnert (VVD) zegde hij toe ook de mogelijkheid van financiering uit algemene middelen hierin te betrekken. Senator Ester (CU) vroeg de minister om in de evaluatie de volgende evaluatiecriteria op te nemen: de mate waarin de AWf-constructie leidt tot een toekomstbestendige financiering van de SER; mogelijke dysfuncties van deze constructie; een expliciete weging van alternatieve financieringsvormen; de relatie van de financiering van de SER tot de kerndoelstellingen van de raad en de rol en positie van het UWV in het geheel. Ook dit zegde de minister toe.
Deel dit item: