De Eerste Kamer heeft op 5 november 2013 de implementatie van de richtlijn inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en bescherming van de slachtoffers zonder stemming aangenomen. Dit volgde op een plenair debat met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie. Deze implementatiewet beoogt de opsporing, vervolging en bestraffing van daders van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers van mensenhandel te verbeteren. Het wetsvoorstel bevat zowel strafrechtelijke bepalingen (delictsomschrijving, sancties, rechtsmacht) als preventieve en beschermende maatregelen.
Positie van slachtoffers
Senator Strik (GL) gaf aan dat haar fractie verheugd is dat met het implementatievoorstel de onafhankelijke positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en geweld tegen kinderen wettelijk wordt verankerd. Het wetsvoorstel biedt volgens de senator echter onvoldoende grond voor de bescherming van slachtoffers. Zij noemde hierbij onder andere het ontbreken van de garantie dat slachtoffers niet vervolgd worden, de toegang tot het doen van aangifte, het verkrijgen van schadevergoeding en het doen van medisch onderzoek om letsel vast te stellen. Ook merkte zij op dat politie en marechaussee onvoldoende expertise hebben om slachtoffers de vereiste begeleiding te geven.
Minister Opstelten gaf aan dat de huidige Nederlandse wetgeving en de nieuwe Aanwijzing Mensenhandel waarborgen dat slachtoffers niet vervolgd of gestraft worden. Ook gaf de minister aan dat reeds is voorzien in kosteloze rechtsbijstand voor slachtoffers van mensenhandel. Wel zegde de minister toe aan senator Strik dat hij de organisatie FairWork zal betrekken bij de controles op arbeidsuitbuiting.
Senator Quik-Schuijt (SP) stelde dat de regering in haar ogen onvoldoende effectief prioriteit geeft aan de bestrijding van mensenhandel. Zij vroeg de minister naar een reactie op een rapport van INTERVICT, het instituut voor victimologie van Tilburg University. Ook vroeg de senator naar de resultaten van de pilot "Kansloze aangiften B8" en de opvang van minderjarige slachtoffers onder de nieuwe Jeugdwet. Zij pleitte tevens voor een strafbaarstelling van het gebruik maken van minderjarige, onvrijwillig opererende sekswerkers.
Nationaal verwijzingsmechanisme
Senator Witteveen (PvdA) steunde het wetsvoorstel. Wel onderstreepte de senator dat het voor slachtofferhulp van groot belang is dat de verschillende uitvoerende instanties goed samenwerken. Witteveen vroeg de minister hoe hij denkt over de ontwikkeling van een nationaal verwijzingsmechanisme: een document met alle werk- en procesafspraken voor de bescherming van slachtoffers. Ook vroeg hij toelichting op de stelling van de Nationaal Rapporteur dat een grotere prioriteit in het beleid en meer beschikbare menskracht geen betere resultaten opleveren.
Minister Opstelten gaf aan dat hij de aanbeveling voor het opzetten van een nationaal verwijzingsmechanisme volledig omarmt. Een werkgroep met vertegenwoordigers van drie ministeries (V&J, VWS en SZW) zal dit uitwerken in een voorstel in april 2014. De minister zegde toe dat het door de senatoren Quik-Schuijt en Strik aangehaalde rapport van INTERVICT hierbij wordt betrokken.
Strafbaarstelling van de klant
Senator Ester (CU) gaf aan dat hij de aanscherpingen in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel en de uniformering van de Europese aanpak toejuicht. Wel noemde Ester een aantal punten waarop naar zijn idee nauwer aangesloten had moeten worden op de richtlijn: het strafbaar stellen van de klant van gedwongen dienstverlening, alle prostituees onder 21 jaar aanmerken als 'bijzonder kwetsbaar slachtoffer' en een effectief preventiebeleid.
Minister Opstelten gaf aan dat hij positief staat ten opzichte van het strafbaarstellen van de klant van minderjarige prostitutie. Dit gaat met name om de gevallen waarbij de klant kan vermoeden dat de prostituee minderjarig is en niet van Nederlandse origine. Hij wacht het initiatiefwetsvoorstel hierover van Tweede Kamerlid Segers af. Verruiming van het delict mensenhandel door de leeftijdsverhoging van 18 naar 21 jaar is volgens de minister niet wenselijk. Wel houden rechters de ruimte om slachtoffers tussen 18 en 21 jaar ook als bijzonder kwetsbaar aan te merken.
Grenscontroles
Senator Reynaers (PVV) kon, hoewel zijn fractie geen voorstander is van EU-regelgeving, wel instemmen met dit wetsvoorstel. De senator is echter niet overtuigd dat mensenhandel hiermee effectief bestreden wordt. Volgens de PVV-fractie zijn voor een succesvolle aanpak van mensenhandel voldoende opsporingscapaciteit, een goede bewaking van de buitengrenzen van de EU en het herinvoeren van grenscontroles vereist.
Aan senator Reynaers zei minister Opstelten dat er via Mobiel Toezicht wel degelijk controle is aan de binnengrens. De minister benadrukte dat het kabinet de bestrijding van mensenhandel beschouwt als absolute prioriteit, waarbij er specifiek aandacht moet zijn voor de hulp aan en bescherming van slachtoffers. De minister stelde dat de politie erg goed is ingespeeld op de mensenhandelproblematiek, van preventie tot aan opsporing en berechting, en het begeleiden van slachtoffers.
Deel dit item: