De Eerste Kamer heeft op dinsdag 3 december 2013 gedebatteerd met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het wetsvoorstel om alle leerlingen in het basisonderwijs een verplichte centrale eindtoets voor Nederlandse taal en voor rekenen-wiskunde af te laten leggen. Verder regelt het wetsvoorstel dat alle scholen in het primair onderwijs gebruik maken van een leerling- en onderwijsvolgsysteem dat de ontwikkeling van iedere leerling afzonderlijk en van de school als geheel volgt. Ook regelt het wetsvoorstel dat scholen leerlingen naast de centrale eindtoets een toets voor wereldoriëntatie (geschiedenis, aardrijkskunde en natuur/biologie) kunnen afnemen; scholen bepalen dat uiteindelijk zelf. Over het wetsvoorstel en over twee door senator Bruijn (VVD) ingediende moties wordt op dinsdag 10 december 2013 gestemd.
Moties over inspraak en timing
Senator Bruijn (VVD) diende tijdens het debat een motie in die de regering verzoekt om ook de Voortgezet Onderwijs Raad, de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen en ter zake deskundige hoogleraren te betrekken bij het overleg over de inrichting, samenstelling en werkwijze van de Expertgroep. Deze groep adviseert over de toelating van andere eindtoetsen en geeft een kwaliteitsoordeel over toetsen die deel uitmaken van leerling- en onderwijsvolgsystemen. Daarnaast diende senator Bruijn een motie in de regering verzoekt de centrale eindtoets zo veel als mogelijk direct aan het begin van de in de wet genoemde periode tussen half april en half mei af te (laten) nemen. Staatssecretaris Dekker omarmde beide moties.
Senator Bruijn vroeg de staatssecretaris daarnaast of de Kamer ook deel twee van het plan van aanpak voor het vak Engels kan ontvangen. Dit zegde de staatssecretaris toe. Volgens Dekker bekijkt het ministerie momenteel in hoeverre het haalbaar en wenselijk is om naast taal en rekenen ook het vak Engels in de toets op te nemen.
Veegwet
Senator Lokin-Sassen (CDA) merkte op dat in de Wet op het primair onderwijs staat dat de regering via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voorschriften kan (laten) creëren voor het leerling- en onderwijsvolgsysteem. Deze AMvB wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal, waarna de beide Kamers kunnen vragen om de AMvB alsnog in de vorm van een wetsvoorstel aan hen voor te leggen. Lokin-Sassen vroeg de staatssecretaris om in een zogeheten 'veegwet' vast te leggen dat dergelijke voorschriften via een AMvB nu én in de toekomst aan de Staten-Generaal worden voorgelegd. Staatssecretaris Dekker zegde toe aan senator Lokin-Sassen dat hij binnen drie maanden een 'veegwet' (nota van wijziging) zal indienen bij de Tweede Kamer die dit regelt.
Onjuist beeld van capaciteiten
Senator Gerkens (SP) haalde aan dat er een gevaar is dat ouders scholen gaan selecteren op Cito-toets scores. De senator onderstreepte dat het belang van de Cito-toets in de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Bovendien blijven volgens Gerkens bij deze toets elementen als doorzettingsvermogen, creativiteit en ondernemerschap ten onrechte buiten beeld. De senator vroeg hoe de staatssecretaris gaat voorkomen dat de Cito-score een selectiecriterium wordt voor zowel leerlingen als scholen. Verder vroeg de senator of de staatssecretaris bereid is om het tijdstip van de afname van de toets terug te brengen naar 1 april.
Zwabberende argumentatie
Senator Ganzevoort (GL) stelde dat Cito-toets naast het schooladvies een steeds grotere rol is gaan spelen in de schoolkeuze voor het vervolgonderwijs; ook al is de toets nog niet verplicht. Door onder andere het trainen voor de Cito-toets komt de toets onder druk te staan: er worden verkeerde verwachtingen gewekt en de voorspellende waarde voor later studiesucces daalt. Ganzevoort stelde dat de argumentatie van de regering "zwabbert" door enerzijds de centrale eindtoets van groot te belang te vinden voor de selectie en anderzijds de toets vrij laat in het proces te plaatsen en bovendien ruimte te laten voor alternatieve eindtoetsen. Verder vroeg Ganzevoort aandacht voor leerlingen die een te laag schooladvies krijgen en daardoor onder hun niveau presteren en voor de positie van kinderen uit minder geprivilegieerde gezinnen.
Schooladvies leidend
Senator Linthorst (PvdA) haalde aan dat kinderen uit sociaaleconomisch minder sterke milieus een lager advies krijgen dan zij op grond van hun capaciteiten zouden moeten krijgen. Dit leidt tot persoonlijk leed en verspilling van talent. Linthorst pleitte er voor dat de timing van de centrale toets zodanig wordt ingericht dat het meegenomen kan worden in de bespreking van het schooladvies. Het schooladvies dient volgens Linthorst daarbij wel leidend te blijven, maar voor de gevallen dat de school ernaast zit kan de toets een mogelijkheid bieden om het onjuiste beeld over het kind bij te stellen. Linthorst vroeg de staatssecretaris de Kamer over twee jaar te informeren over de gevolgen van dit wetsvoorstel voor het bijstellen van het schooladvies. Dit zegde de staatssecretaris toe.
Cito-mania
Senator Backer (D66) onderstreepte het belang van een eindtoets als onafhankelijk meetmoment maar erkende dat het toetsen van kinderen op jonge leeftijd risico's met zich meebrengt voor over- en onderadvisering. De centrale eindtoets mag volgens Backer dan ook niet meer zijn dan een hulpmiddel bij de totale beoordeling van het leervermogen van het kind. De senator gaf daarbij aan dat zijn fractie zich heeft gestoord aan de 'Cito-mania' door het publiceren van Cito-scores op websites en in dagbladen. De toets dient volgens Backer te functioneren als een second opinion ten opzichte van het schooladvies.
Senator Sörensen (PVV) gaf aan dat hoewel het advies van de basisschool altijd leidend moet zijn, een objectieve toets voor veel scholen zeer welkom is. Een neveneffect hiervan is dat sommige leerlingen als het ware beschermd kunnen worden tegen de te hoog gespannen verwachtingen van hun ouders. Wel betreurt hij de timing van de toets; die zou veel eerder plaats moeten vinden. Ook pleitte de senator voor het verplicht stellen van het vak wereldoriëntatie.
Cito-toets puur aanvullend bedoeld
Staatssecretaris Dekker benadrukte dat het de bedoeling is dat het schooladvies aan belang toeneemt en dat de Cito-toets puur aanvullend is. De reden voor het verplicht stellen van de toets is dat hoe meer scholen meedoen, hoe betrouwbaarder de toets wordt. De staatssecretaris verwacht niet dat scholen zullen worden afgerekend op de gemiddelde Cito-toets resultaten van hun leerlingen. Andere elementen zoals sfeer en locatie wegen volgens hem even zwaar of zwaarder. Verder verwacht de staatssecretaris dat de Cito-score slechts in een zeer beperkt aantal gevallen zal leiden tot een herziening van het schooladvies.
Deel dit item: