De Eerste Kamer heeft op dinsdag 21 januari 2014 gedebatteerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Hierbij kwam ook de brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 januari 2013 over belastingheffing internationale ondernemingen aan de orde.
Bij het plenaire debat werden verder de volgende documenten en onderwerpen betrokken:
-
de brief van de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 30 augustus 2013 met de kabinetsreactie op het SEO-rapport 'Uit de schaduw van het bankwezen' en het IBFD-rapport 'Onderzoek belastingverdragen met ontwikkelingslanden';
-
de brief van de staatssecretaris van Financiën van 10 december 2013 in reactie op de motie-De Vries (PvdA) c.s. over een geloofwaardige Europese aanpak van belastingfraude;
-
het kamerstukkendossier over de 'Commissiemededeling: actieplan om de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking te versterken';
-
het 'Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten'.
Senator Elzinga (SP) diende een motie in die de regering verzoekt multilaterale initiatieven voor algemene antimisbruikmaatregelen door de EU en OESO te ondersteunen om dubbele niet-belasting (vennootschapsbelasting) te voorkomen. Staatssecretaris Weekers ziet deze motie als ondersteuning van zijn beleid, maar raadde de Kamer aan pas over de motie te stemmen als de Kamer de brief heeft ontvangen over de Nederlandse bezwaren ten aanzien van bijvoorbeeld de General Accepted Accountancy Principles van de Europese Commissie.
Senator De Boer (GroenLinks) diende een motie in die de regering verzoekt voorstellen te doen hoe bij de totstandkoming van belastingverdragen de belangen van burgers van ontwikkelingslanden en de handhaving van internationale mensenrechtenstandaarden beter gewaarborgd kunnen worden. Staatssecretaris Weekers gaf aan dat hij tezamen met minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hier zeer kritisch naar kijkt en de signalen van NGO's in de gaten houdt.
Op 28 januari 2014 wordt over de moties gestemd.
Fiscaal imago
Senator Essers (CDA) stelde dat de CDA-fractieleden zich in grote lijnen goed kunnen vinden in de notitie en in het beleid ten aanzien van schakelvennootschappen (ook wel brievenbusmaatschappijen genoemd). Essers pleitte er voor dat Nederland haar fiscale beleid met meer trots uitdraagt, om zo haar fiscale concurrentiepositie te verbeteren. Volgens Essers zijn de beschuldigingen dat Nederland een belastingparadijs is onjuist en bovendien schadelijk voor het imago. Dat Nederland zich zou verrijken ten koste van ontwikkelingslanden is volgens de senator niet wetenschappelijk onderbouwd. De voorstellen van een aantal NGO's om de deelnemingsvrijstelling af te schaffen en geen belastingverdragen meer te sluiten met ontwikkelingslanden, werken averechts en zijn juist nadelig voor ontwikkelingslanden. Essers juichte het samenwerken in internationaal verband toe, maar uitte wel zorgen over de democratische legitimatie van besluiten die worden genomen op het niveau van de G20, OECD en de EU.
Belastingontwijkende geldstroom
Senator Elzinga (SP) gaf aan dat er door geen ander land op de wereld zoveel geld stroomt dat in verband wordt gebracht met belastingontwijking, als door Nederland. Elzinga betoogde dat er in Nederland zes keer meer buitenlandse investeringen op papier zijn, dan reëel. Volgens de senator wordt alom onderkend dat deze extra investeringsstromen en -posities via Nederland lopen omdat wij een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat hebben en bovendien de benodigde kennis bezitten om wet- en regelgeving te benutten. Elzinga stelde dat de verschillen in fiscaal beleid door nationale wetgevers worden benut voor internationale concurrentie. De roep om een internationaal gecoördineerde aanpak wordt echter steeds groter. Volgens Elzinga is er buiten Nederland en de profiterende transnationale ondernemingen niemand die vindt dat de Nederlandse aanpak van belastingontwijking goed loopt. Elzinga pleitte er sterk voor dat Nederland actief meewerkt aan de internationale aanpak van belastingontwijking.
Open en constructief belastingsysteem
Senator Bröcker (VVD) benadrukte dat het open en constructieve Nederlandse belastingsysteem - inclusief verticaal én horizontaal toezicht - van groot belang is voor haar concurrentiepositie. De berichtgeving rondom de vestiging van zogeheten brievenbusfirma's in Nederland, is volgens Bröcker gekleurd en eenzijdig. Wel vroeg de senator of de staatssecretaris van plan is het fraus legis - leerstuk toe te passen, waarbij kunstmatige constructies worden bestreden die in strijd zijn met doel en strekking van de belastingwetgeving. Volgens Bröcker dienen ondernemingen niet te worden aangesproken op hun moraal, aangezien dit geen goede maatstaf is voor belastingheffing. Wel dienen er internationale afspraken te worden gemaakt. De wereldwijde economische ontwikkelingen hebben het internationale fiscale systeem ingehaald en het systeem is dan ook toe aan een grondige herziening, aldus de senator.
Vestigingsklimaat
Volgens senator Van Boxtel (D66) dienen internationale belastingverdragen te worden ingezet om het probleem te verhelpen dat zij veroorzaken: dubbele non-heffing. Volgens de senator ontbreekt het aan een sluitende definitie van belastingplanning en belastingfraude. Ook is het internationale toezicht op belastingontduiking verre van sluitend. Verder vroeg Van Boxtel of de staatssecretaris kon bevestigen dat het Nederlandse vestigingsklimaat niet alleen op financieel/fiscaal vlak verschilt van andere lidstaten, maar dat ook andere factoren meespelen.
Senator Sent (PvdA) betoogde dat het aantrekkelijke vestigingsklimaat als neveneffect heeft bijgedragen aan pogingen tot belastingontwijking via Nederland. Dit is echter nooit de bedoeling geweest van belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belastingen. De senator juicht toe dat er gerichte maatregelen komen om lege brievenbusmaatschappijen uit Nederland te weren. Dit zal weliswaar de nodige omzet kosten, maar is volgens Sent vereist om ook op de lange termijn een goede internationale reputatie te behouden. De senator vroeg aan de staatssecretaris welke onderwerpen op nationaal niveau en welke op EU- en OESO- niveau worden aangepakt en hoe zich dit verhoudt tot de bijna 100 internationale investeringsbeschermingsovereenkomsten die Nederland heeft gesloten met ontwikkelingslanden en Oost-Europese landen.
Ook senator De Boer (GroenLinks) juichte toe dat Nederland eigenhandig stappen zet om belastingontwijking tegen te gaan. De Boer vroeg of de regering bereid is om het VN-model als uitgangspunt te nemen bij belastingverdragen met ontwikkelingslanden, totdat er een nieuw OESO-model is. Ook vroeg de senator of de staatssecretaris antimisbruikbepalingen standaard gaat opnemen in bilaterale verdragen. De Boer beaamde dat ontwikkelingslanden in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de verdragen die zij sluiten, maar merkte daar bij op dat dit Nederland niet ontstaat van haar verplichting om afspraken te maken die in lijn zijn met internationale standaarden en mensenrechten. Hierbij dienen NGO's , vakbonden en mensenrechtenorganisaties steeds te worden geraadpleegd volgens de senator.
Gateway to Europe
Staatssecretaris Weekers stelde dat hij Nederland wil laten blijven dienen als 'gateway to Europe': een aantrekkelijke plek om activiteiten te regelen die niet vanuit het moederland worden geregeld. Er moet echter wel reële waarde worden toegevoegd aan Nederland en er moeten Nederlandse arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Weekers bevestigde dat het maatschappelijke debat over het fiscaal vestigingsbeleid is veranderd. Hij ontkende dat bedrijven alleen kiezen voor Nederland vanwege de lage belastingdruk, want ook geografische ligging en open houding belastingdienst zijn belangrijke factoren.
Over de democratische legitimatie van internationale gremia merkte de staatssecretaris op dat de rol van Nederland hierin doorgaans weliswaar bescheiden is, maar dat fiscaal beleid onderdeel blijft van de nationale soevereiniteit. Over het verschil tussen belastingplanning en -fraude stelde Weekers dat alles wat binnen het wettelijk kader gebeurt, wordt beschouwt als planning. Als dit tot onwenselijke gevolgen leidt, moet de wet worden aangepast.
Staatssecretaris Weekers gaf aan dat hij samen met minister Ploumen gaat bezien welke verdragen met ontwikkelingslanden nog geen antimisbruikbepalingen bevatten. De staatssecretaris acht het niet verstandig om de algemene antimisbruikbepaling op te nemen in de Europese moeder-dochterrichtlijn. De bevoegdheid tot het bestrijden van misbruik wordt hiermee overgedragen aan anderen, waarvan niet zeker is hoe zij de bepaling zullen interpreteren. Weekers geeft er de voorkeur aan om misbruik te bestrijden via een multilateraal verdrag op basis van OESO-richtlijnen. De discussie hierover loopt echter nog.
De staatssecretaris gaf verder aan dat Nederland zich graag actief inzet om in internationaal verband tot oplossingen te komen voor belastingontwijking. Landen waarmee Nederland in competitie is om bedrijven aan te trekken, moeten dan echter wel vergelijkbare stappen zetten.
Zie ook:
Deel dit item: