De Eerste Kamer heeft dinsdag 1 april besloten de behandeling van de Wet forensische zorg aan te houden.
Dit wetsvoorstel regelt de invoering van een nieuw stelsel voor forensische zorg. De regering streeft er naar met het aanpassen van de besturing en financiering van het tbs-stelsel te voorkomen dat personen met een psychische stoornis of verstandelijke beperking in een justitiële inrichting terechtkomen terwijl ze daar eigenlijk niet thuis horen. Met dit voorstel krijgen de officier van Justitie en de rechter de mogelijkheden om iemand binnen het strafrecht sneller geestelijke zorg te bieden. Door het bieden van goede zorg als onderdeel van de straf wil het kabinet herhaling van strafbare feiten terugdringen.
In het debat werden door diverse woordvoerders zorgen geuit over de extra bevoegdheden voor de minister van Veiligheid en Justitie en de positie van weigerende observandi (verdachten die niet willen meewerken aan een Pro Justitia rapportage).
De Staatssecretaris vroeg naar aanleiding van de in de Kamer geuite bezwaren de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden, in afwachting van een brief van het kabinet waarin deze bezwaren worden geadresseerd en de behandeling van de Veegwet 2013. De Kamer besloot hierop de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden.
Weigerende observandi
Senator Strik (GroenLinks) uitte haar vrees voor een sluipende aantasting van de kwaliteit van forensische zorg , met name bij TBS-patiënten in de long stay. Dit zou het gevolg zijn van financiële versobering en het verlies van contact- en behandelmogelijkheden. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de staatssecretaris leden van de raad van toezicht kan aanwijzen en benoemen en in extreme zaken zelfs kan ingrijpen in de gang van zaken in een particuliere kliniek. Senator Strik acht dit ontoelaatbaar, omdat het departement ook verantwoordelijk is voor de inkoop van zorg.
Door de officier van justitie toestemming te geven bij een weigerende observandus de medische gegevens te verzamelen en te beoordelen op bruikbaarheid voor de pro justitia rapportage wordt het medisch beroepsgeheim volgens senator Strik onnodig doorbroken. Een dergelijke inbreuk dient proportioneel te zijn en een dwingende reden te hebben van maatschappelijk belang. Senator Strik betreurde dat het kabinet het advies van de Raad van State om dit onderdeel uit het wetsvoorstel te halen en aan de geëigende adviesorganen voor te leggen, niet opvolgt. Strik pleitte primair voor een novelle en secundair voor uitstel van inwerkingtreding.
Senator Quik-Schuijt (SP) acht het ontoelaatbaar dat het kabinet de kritiek van de Raad van State op het voorstel om weigerende observandi toch tbs op te leggen, negeert. De senator constateerde dat het aantal weigerende observandi sterk is toegenomen, mede omdat de gemiddelde duur van de tbs de afgelopen 20 jaar flink is gestegen. Quik-Schuijt bekritiseerde het doorbreken van het medisch beroepgeheim, wat zij als zeer schadelijk ziet voor het vertrouwen van verdachten in hun arts. Ook vroeg de senator in welke gevallen de minister van V&J gebruik zal maken van zijn extra bevoegdheden ten aanzien van private instellingen en wat de consequentie is van die situatie voor het leefklimaat in de betrokken instelling.
Ook senator Beuving (PvdA) was niet overtuigd van de motivatie van het doorbreken van het medisch beroepsgeheim bij weigerende observandi. Zij uitte de zorg dat verdachten niet mee zullen werken aan een medisch onderzoek, uit angst dat de resultaten voor een ander doel zullen worden gebruikt dan waarvoor ze waren bedoeld. Ook zette de senator vraagtekens bij de uitbreiding van bevoegdheden van de minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van private instellingen die tbs’ers verplegen. Tot slot pleitte senator Beuving ervoor dat de behandeling van het wetsvoorstel wordt aangehouden tot de wetsvoorstellen ‘Verplichte GGZ’ en ‘Zorg en Dwang’ door beide Kamers der Staten-Generaal zijn behandeld en de rechtspositie van onvrijwillige patiënten is geharmoniseerd.
Continuïteit van zorg
Senator Lokin-Sassen (CDA) ging in haar bijdrage in op het vraagstuk van continuïteit van zorg. Zij vroeg wat er gebeurt als er ondanks de inspanningen van de zorgaanbieder niet tijdig een adequate plek gevonden wordt in de reguliere zorg zolang het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking niet is aanvaard. Ook vroeg de senator wie de verantwoordelijkheid draagt dat de zorg in alle gevallen wordt gecontinueerd op een wijze die voldoet aan de interne en externe veiligheidseisen, ook als iemand niet bereid is tot vrijwillige nazorg. Verder vroeg senator Lokin-Sassen naar de samenwerking tussen de departementen V&J en VWS en naar de bezuinigings- en veiligheidsmaatregelen binnen reguliere instellingen.
Kwaliteit van wetgeving
Senator Scholten (D66) haalde aan dat er in het wetsvoorstel wordt verwezen naar een artikel dat bij amendement vervallen is verklaard en inmiddels in een andere wet (de Opiumwet) is opgenomen. Dit verdient volgens Scholten bepaald niet de schoonheidsprijs. De senator vroeg staatssecretaris Teeven hoe hij dit hiaat gaat repareren. Verder merkte de senator op dat zij het invoeren van dit wetsvoorstel per 1 juli 2014 te snel acht, mede vanwege de grote zorgen in het veld over de uitvoering ervan (bijvoorbeeld het voorkomen van lange wachtlijsten en het garanderen van goede zorg voor verstandelijke gehandicapten). Scholten haalde aan dat de overgang van patiënten onder de BOPZ problematisch is omdat psychiatrische ziekenhuizen hiertoe vaak niet toegerust zijn en het vereiste beveiligingsniveau ontbreekt. De senator gaf aan dat haar fractie het idee steunt van een met goede waarborgen omgeven zachte landing van de forensische patiënt in de curatieve zorg, maar vraagtekens heeft bij die waarborgen en niet in de laatste plaats bij de doorbreking van het medisch beroepsgeheim.
Samenhang van wetgeving
Senator Bruijn (VVD) stelde dat er binnen zijn fractie en in het veld onduidelijkheid is over de samenhang tussen de Wet Forensische Zorg, de Wet Zorg en Dwang en de Wet verplichte GGZ. Bruijn pleitte voor betere aansluiting, om misverstanden te voorkomen. Verder vroeg de senator in wat voor soort gevallen de minister van Veiligheid en Justitie rechtstreeks kan ingrijpen bij private instellingen die tbs-zorg verlenen. Ten aanzien van het medisch beroepsgeheim bij weigerende observandi stelde senator Bruijn dat dit wordt doorbroken op het moment dat de commissievoorzitter (psychiater en dus arts) van het Pro Justitia rapport de medische gegevens van een verdachte in ontvangst neemt. Hij/zij handelt dan immers niet in de hoedanigheid van arts, maar in de hoedanigheid van commissievoorzitter. Hier is weliswaar een algemeen belang mee gediend, maar het kan volgens senator Bruijn ook leiden tot zorgmijding. Bruijn vroeg hoe het kabinet het alternatief van een verlenging van de observatietermijn beoordeelt. Ook vroeg de senator of het kabinet bereid is de aansluiting tussen de strafrechtelijke zorg en de reguliere zorg te monitoren.
Deel dit item: