De Eerste Kamer heeft dinsdag 10 juni met minister Asscher (SZW) gedebatteerd over de wet hervorming kindregelingen. In het regeerakkoord 'Bruggen slaan', van het Kabinet Rutte II hebben VVD en PvdA besloten de kindregelingen te hervormen en te versoberen. Oogmerk van de hervorming is het stelsel te vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te bieden waar die het hardst nodig is. De oorspronkelijke versobering die met het wetsvoorstel gepaard ging, is teruggebracht als gevolg van de afspraken in de Begrotingsafspraken 2014 die de fracties van D66, ChristenUnie en SGP en de coalitiefracties hebben gemaakt.
Ouders krijgen in het nieuwe stelsel te maken met maximaal 4 in plaats van 11 regelingen: de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. In totaal blijven er 5 regelingen bestaan. Het in stand houden van de gratis schoolboeken loopt echter via de scholen en niet in een directe regeling naar ouders. Op 17 juni wordt over het wetsvoorstel en een motie van senator Thissen gestemd.
Motie definitie alleenstaande ouder
Senator Thissen (GroenLinks) diende een motie in die de regering verzoekt de verschillen in de gehanteerde alleenstaande ouder-definitie weg te nemen en om alleenstaande ouders tot op grond van de AWIR en toeslagpartner zouden hebben, tot die tijd schadeloos te stellen. Minister Asscher raadde de motie af, omdat de motie het massale proces van toeslagen aanzienlijk zou belasten en verzwaren. Ook is er een risico van fraude en ongelijke behandeling.
Wel zegde de minister toe dat hij samen met gemeenten zal monitoren welke effecten het wetsvoorstel heeft op ouders die voor het kindgebonden budget een partner hebben, maar voor de bijstand als alleenstaande worden. Het gaat hier om ouders wiens echtgenoot of geregistreerd partner in een tehuis verblijft, gedetineerd is of met onbekende bestemming is vertrokken. Volgens de minister hebben gemeenten voldoende middelen om deze groep, eventueel via de bijzondere bijstand, van dienst te kunnen zijn. De nieuwe gevallen komen daar echter wel in terecht. Mocht dit toch onvoldoende zijn, dan zal de minister met voorstellen komen om gemeenten hiervoor te compenseren.
Vereenvoudiging en bezuiniging
Senator Ester (ChristenUnie) benadrukte dat het huidige stelsel van kindregelingen weinig transparant en te complex is. Ester gaf aan dat zijn fractie de inzet om het stelsel te vereenvoudigen steunt en blij is dat een deel van de bezuinigingen uit het Begrotingsakkoord is teruggedraaid. De senator vroeg of met deze herziening het systeem van kindregelingen volgens de minister "af" is of dat er nog verdere hervormingen in het vooruitzicht liggen. Ook vroeg Ester naar de inkomenseffecten voor alleenstaande ouders, een mogelijke overgangsregeling voor alimentatiebecijfering en de gevolgen voor ouders wiens partner in een verzorgingstehuis verblijft, gedetineerd is of met onbekende bestemming is vertrokken.
Ook senator Scholten (D66) gaf aan dat haar fractie de poging onderschrijft in het wetsvoorstel tot stimulering van arbeidsparticipatie van ouders om zo de armoedeval te verminderen. Ook het terugdringen van het aantal kindregelingen steunt de D66-fractie. Wel vroeg senator Scholten hoe belanghebbenden worden voorbereid op de hervormingen en hoe het begrip 'partner' wordt ingevuld. Ook vroeg zij de minister om deurwaarders een goede uitleg te geven over het berekenen van de belastingvrije voet onder de nieuwe wet.
Moeite met financiële versobering
Senator Thissen(GroenLinks) gaf aan dat zijn fractie grote moeite heeft met de financiële versobering die met het wetsvoorstel gepaard gaat. Er zijn volgens de senator nog steeds veel kinderen zijn die in armoede leven en daardoor op achterstand worden geplaatst. Thissen betoogde dat het wetsvoorstel voor alleenstaande bijstandsgerechtigde ouders bovendien extra nadelig is, omdat het leidt tot lagere kinderalimentatie. De senator vroeg waarom er niet fundamenteel is gekeken naar mogelijkheden voor eerlijker inkomensverdelingen.
Senator De Lange (OSF) merkte op dat sommige terreinen zoals hypotheekrenteaftrek systematisch gespaard blijven van bezuinigingen, terwijl andere terreinen zoals sociale zekerheid juist zwaar worden getroffen. De Lange: "Ondanks de mooie woorden dat overheidsondersteuning gegeven wordt waar die het hardste nodig is, is de realiteit helaas dat grote groepen gezinnen in de buurt van het minimum er aanzienlijk in koopkracht op achteruitgaan." De senator betoogde dat ook de verwarring rondom het begrip 'partner' uit de weg geruimd moet worden.
Goed, matig en ronduit slecht nieuws
Senator Hoekstra (CDA) onderstreepte dat investering in de stabiliteit en ontwikkelkansen van kinderen van groot belang is voor zowel gezinnen als de gemeenschap zelf. Volgens Hoekstra moet het systeem van sociale zekerheid simpeler en is het dus goed nieuws dat het totaal aantal kindregelingen afneemt. De hervorming had volgens de senator echter fundamenteler gekund. Hoekstra vroeg waarom inkomensondersteunende maatregelen niet beperkt worden tot een kleine minderheid. Verder betoogde de senator dat het goed is dat de rijksfinanciën op orde worden gebracht, maar dat de minima hier niet onder mogen lijden. Hoekstra: "Het wetsvoorstel bevat redelijk goed nieuws voor de schatkist, matig nieuws voor sommige groepen gezinnen en ronduit slecht nieuws voor sommige andere groepen gezinnen."
Werken moet lonen
Senator De Grave (VVD) stelde dat het wetsvoorstel een belangrijke bijdrage levert aan houdbare overheidsfinanciën en dat de inkomensgevolgen verdedigbaar zijn. De Grave stelde wel dat zijn fractie het principieel onjuist vindt dat het niet lonend is om vanuit een bijstandsuitkering een baan van minder dan 28 uur tegen minimumloon te accepteren. De senator vroeg het kabinet met klem om te zorgen dat werken in alle gevallen lonend is.
Alleenstaande ouders in de bijstand
Senator Koning (PvdA) gaf aan dat haar fractie de inzet op versobering en hervorming steunt. Wel uitte de senator zorgen over de inkomenspositie van alleenstaande ouders en hun kinderen die leven van een minimuminkomen. De effecten voor deze groep zijn negatiever dan het gemiddelde effect op alle inkomensgroepen. Enkele duizenden gezinnen zullen op 1 januari ongeveer 14 procent van het besteedbaar inkomen verliezen. Koning vroeg de minister om bij de koopkrachtberamingen in augustus te bezien hoe de inkomenssituatie van deze groep verlicht kan worden.
Ongelijke inkomens
Senator Kok (PVV) stelde dat de Raad van State gelijk heeft in haar kritiek dat teveel wetten om financiële redeneren worden ingediend. Volgens de senator drukt het kabinet zonder enige vorm van evaluatie, heldere definiëring en beleidsdoelen een bezuiniging door. Kok betoogde dat uit diverse recente rapporten blijkt dat inkomens steeds ongelijker worden. Zo blijkt uit een SCP-rapport dat de uitkeringsgerechtigden die in armoede verkeren er nog meer op achteruit zullen gaan. Het wetsvoorstel draagt alleen maar bij aan een grotere ongelijkheid en legt een excessieve last op specifieke groepen, aldus de senator.
Senator Elzinga (SP) stelde dat de bezuinigingsdoelstelling als randvoorwaarde van het wetsvoorstel zijn fractie sceptisch maakt. De senator betoogde dat de koopkrachteffecten van het wetsvoorstel uiteenlopen van 5 procent koopkrachtdaling tot 5 procent koopkrachtstijging. Volgens Elzinga zal twee derde van de gezinnen met een minimuminkomen er op achteruit gaan. Elzinga: "Volgens het kabinet is werken de beste weg om uit armoede te raken. Dat is zeker waar, maar alleen voor wie werk vindt."
Redelijke grenzen
Minister Asscher gaf aan dat er verstandig om moet worden gegaan met de beperkte middelen die de overheid tot haar beschikking heeft. Volgens de minister gaan juist alleenstaande ouders er relatief het meest op vooruit. Alleenstaande ouders in de bijstand hebben inderdaad een relatief nadeel, zeker als ze geen baan vinden. Dit blijft volgens de minister binnen de redelijke grenzen. Minister Asscher betoogde dat er onvoldoende stimulans zou zijn om werk te vinden als de maatregelen bijstandsgerechtigden niet zouden treffen. Hij merkte daarbij op dat de groep alleenstaande werkende ouders met een minimuminkomen er wel degelijk op vooruit gaat. Ook de groep van ouders met gehandicapte kinderen, kwetsbare kinderen, kwetsbare ouders en kwetsbare gezinnen gaat er in verreweg de meeste gevallen op vooruitgaat.
De minister gaf aan dat hij er vast van overtuigd is dat het wetsvoorstel een positief en een activerend effect zal hebben, maar dat hij het exacte effect niet kan meten. Het kabinet zal in haar reactie op de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen aangeven hoe er nog sterker kan worden ingezet op het stimuleren van arbeidsparticipatie.
Deel dit item: