De Eerste Kamer heeft na een plenair debat met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) op dinsdag 16 december 2014 Wet afschaffing WGR-plusregio's aangenomen. De fracties van de VVD, de PvdA en het CDA stemden voor, de fracties van PVV, de ChristenUnie, GroenLinks, de SP, D66, 50PLUS en de PvdD stemden tegen. De afschaffing maakt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven plusregio's. Begin jaren negentig werden gemeenten in de zeven grootste stedelijke gebieden door het kabinet verplicht om samen te werken om grootstedelijke problemen op te lossen.
Vooruitlopen op wetgeving
Senator Koole (PvdA) gaf in het debat aan dat hij betreurde dat er vooruitlopend op de behandeling van dit wetsvoorstel al stappen zijn gezet om de afschaffing voor te bereiden. Koole vroeg of de regering duidelijk kan maken waarom er in 2006 nog werd besloten om de WGRplus-bestuursvorm een permanente status te geven. Volgens Koole liggen de redenen voor afschaffing noch in de democratische legitimatie, noch in het functioneren. Hij vroeg of de zeggenschap van burgers bij gemeenschappelijke regelingen voldoende is gewaarborgd en of gemeenteraden voldoende geëquipeerd zijn om deze regelingen te controleren. De senator haalde aan dat er voor vervoerstaken van de WGRplus-regio's een uitzondering is gemaakt en vroeg of in de toekomst ook andere taken zullen worden uitgezonderd. Hij vroeg ook of de metropoolregio zich dient te beperken tot verkeer en vervoer en per wanneer vervoersautoriteit geformaliseerd moet zijn. Koole vroeg verder hoe de toezichthoudende rol van de provincie is geregeld als provincie en gemeenten samenwerken. Tot slot vroeg de senator waarop de hoop van de regering is gebaseerd dat gemeenten en provincies ook na de afschaffing stappen zullen zetten om tot een vruchtbare samenwerking te komen.
Niet in lijn met principes
Senator Van Bijsterveld (CDA) achtte het onjuist en onwenselijk dat er vooruitlopend op de behandeling van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer een concept-AMvB naar de Raad van State is gestuurd voor advies. Volgens de senator is het instellen van twee vervoerregio's niet in lijn met het principe van het herstellen van de bestuurlijke hoofdstructuur en het afschaffen van verplichte samenwerking. Van Bijsterveld vroeg wat de visie van de regering op de zich ontwikkelende, reële bestuurlijke indeling van Nederland is. De senator vroeg wanneer de voorbereiding op de vervoerregio's wordt afgerond en in hoeverre het gemeenten vrij staat om op vrijwillige basis de samenwerking binnen de plusregio's voort te zetten. Van Bijsterveld vroeg ook naar de onderhandelingspositie van gemeenten ten opzichte van provincies.
Vrijwillig maar niet vrijblijvend
Senator Huijbregts-Schiedon (VVD) gaf aan dat haar fractie voorstander is van afschaffing van de WGRplus-regio's en vrijwillige samenwerking tussen gemeenten. De senator betoogde dat er bij gemeenten een steeds grotere bereidheid tot samenwerking is die wel vrijwillig maar niet vrijblijvend is. Zij pleitte er wel voor dat de vervoerregio's in de twee Randstedelijke gebieden niet uitdijen qua structuur en tot een nieuwe plusregio verworden. Zij vroeg waarom er geen horizonbepaling is opgenomen in het wetsvoorstel, die een termijn van 6 maanden stelt aan de situatie dat het dagelijks bestuur van de GR Metropoolregio en regio Amsterdam tijdelijk de vervoersautoriteit is. De senator pleitte er ook voor dat betrokkenheid van beide provincies is geborgd.
Senator Meijer (SP) hield in het debat zijn maidenspeech. Hij betoogde dat ondanks de geleidelijke inlijving van vele randgemeenten bij kerngemeenten de stedelijke bebouwing ver over de gemeentegrenzen heen is gegroeid. Dit vraagt om intensievere overheidsbemoeienis op het gebied van milieubeheer, openbaar vervoer en volkshuisvesting. Volgens Meijer gaat het in dit debat over de vraag of de rijksoverheid na de afschaffing van de plusregio's voldoende aandacht zal hebben voor bestuurskwaliteit. Meijer schetste de geschiedenis van de totstandkoming van de plusregio's en gaf aan dat dit wetsvoorstel de steeds opnieuw aangezwengelde discussie over een uitzonderingspositie voor de grote agglomeraties lijkt te negeren. Het creëren van stadprovincies is volgens de senator bespreekbaar, maar deze moeten wel een volwaardige democratisch bestuursmodel krijgen. Meijer vroeg de minister wat de verhouding wordt tussen de Metropoolregio en de provincie Zuid-Holland; waarom de vervoerstaken naar de provincie gaan in plaats van naar de gemeenten; en wat de visie is van de minister op de toekomst van het bestuur van de grootstedelijke agglomeraties.
Senator Meijer (SP) diende een motie in die de regering verzoekt om een visie te ontwikkelen over de wijze waarop bestuurlijke conflicten kunnen worden voorkomen, kwalitatief goede oplossingen van grootstedelijke vraagstukken kunnen worden bevorderd en democratische controle van kiezers kan plaatsvinden op het beleid in de agglomeratie. Minister Plasterk kondigde aan dat hij met een Agenda Stad komt voor het versterken van de economie en het leven en welzijn in de grote steden. De door senator Meijer aangekaarte onderwerpen zullen daarin naar verwachting aan bod komen. Senator Meijer besloot vervolgens om de motie in te trekken.
Dubbelzinnig wetsvoorstel
Senator Engels (D66) stelde dat het afschaffen van de plusregio's bijdraagt aan een meer transparante verdeling van taken en bevoegdheden tussen de verschillende bestuurslagen en daarmee aan een effectiever en efficiënter openbaar bestuur. Hij achtte echter het wonderlijk dat de discussie niet draaide om de vraag hoe de plusregio's hebben gefunctioneerd, aangezien betrokken bestuurders hier positief over waren. Bovendien blinkt het wetsvoorstel volgens Engels uit in dubbelzinnigheid door verplichte samenwerking enerzijds af te schaffen en anderzijds (in de vorm van vervoerregio's) te introduceren. De senator vroeg wie garandeert dat de vervoersregio's optimaal democratisch worden ingebed en adequaat politiek gecontroleerd. De regio's passen volgens Engels niet binnen de bestuurlijke hoofdstructuur en hebben geen directe wettelijke grondslag.
Onduidelijke verhoudingen
Senator Kuiper (ChristenUnie) haalde aan dat in het advies van de Raad van State staat dat de plusregio's naar tevredenheid functioneren en dat de motivatie om ze af te schaffen ontbreekt. Hij merkte op dat Nederland weliswaar in beginsel maar drie bestuurslagen heeft (conform het Huis van Thorbecke) maar dat er intussen allerlei andere tussenvormen en hulpstructuren zijn gecreerd. Kuiper vroeg hoe straks de noodzakelijke vormen van samenwerking worden geborgd en welke rol de provincie daarin krijgt. De bestuurlijke status van de twee in te stellen vervoersregio's blijft volgens Kuiper erg onduidelijk. Bovendien zijn deze regio's onvoldoende democratisch ingebed. De senator achtte het dat de provincies in de toekomst meer in positie worden gebracht om de gewenste en noodzakelijke regie te voeren en een doorzettingsmacht te hebben naar de gemeenten toe. Dan moet de bestuurlijke context echter wel heel helder zijn.
Onnodige opheffing
Senator De Boer (GroenLinks) stelde dat de regering voorbij gaat aan het grote draagvlak voor samenwerking binnen de WGRplus-regio's en de positieve evaluatie hiervan. De Boer vroeg welke concrete problemen zich voordoen en wat er verbetert voor de burger als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. De argumenten van democratische legitimiteit en bestuurlijke hoofdstructuur gaan volgens De Boer ook op bij de twee vervoersregio's en vrijwillige samenwerkingsverbanden. Bovendien is volgens de senator door dit wetsvoorstel een competentiestrijd losgebarsten tussen provincies en gemeenten. Zij stelde tot slot dat zij zich moeilijk voor kan stellen dat er geen maatregelen zijn die vooruitlopen op deze wetgeving, aangezien de datum van inwerkingtreding 1 januari 2015 is.
Meer bestuurlijke taken voor provincies
Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninklijksrelaties) stelde dat het wetsvoorstel beoogt om de bestuurlijke hoofdstructuur van Nederland te versterken. Als het wordt aangenomen, worden de plusregio's Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden, Utrecht, Arnhem-Nijmegen, Eindhoven en Twente opgeheven. De gedachte erachter is dat de provincies uitstekend in staat zijn om deze taken, die toch vaak betrekking hebben op het ruimtelijke en het economische aspect en op de natuur, uit te voeren. Minister Plasterk hoopt en verwacht dat burgers er niet veel van zullen merken. De regering hecht aan het principe dat alles naar de hoofdstructuur moet. Het instellen van de vervoersregio's is een pragmatische keuze die voortvloeit uit het idee dat de burger die op verschillende plekken woont en werkt, hiermee gediend is.
De plusregio's zijn destijds met veel verve ingesteld omdat er een einde werd gemaakt aan de Kaderwetgebieden. De gemeenschappelijke regelingen zijn indirect gelegitimeerd. Dat betekent dat de direct gekozen volksvertegenwoordiging, de gemeenteraden, en de colleges die daaruit voortvloeien, samen bepalen hoe zij die taken uitvoeren. Door dit wetsvoorstel worden de termijnen voor bijvoorbeeld de begrotingscyclus zodanig dat de gemeenteraad daar tijdig besluiten over kan nemen en dus niet voor voldongen feiten wordt geplaatst. Volgens minister Plasterk is het een stap complexer dan de direct gekozen gemeenteraad, maar is het nog steeds wel democratisch gelegitimeerd. Regio's hebben volgens de minister nog steeds de vrijheid om samen te werken; dat past binnen de lokale autonomie. De mogelijkheid van een stadsprovincie wordt hiermee echter weggenomen.
Als een provincie zich onredelijk zou opstellen ten opzichte van gemeenten, verwacht de minister dat de Statenleden aan de bel zullen trekken. Plasterk merkte op dat door kaders te stellen, de competentiestrijd tussen de gemeenten en de provincie wordt opgelost plaats van aangewakkerd. De wettelijke grondslag voor het instellen van de vervoersregio's ligt in Artikel 135 van de Grondwet. Dit luidt: "De wet geeft regels ter voorziening in zaken waarbij twee of meer openbare lichamen zijn betrokken. Daarbij kan in de instelling van een nieuw openbaar lichaam worden voorzien ...". De gemeenschappelijke regeling metropoolregio, op basis waarvan gemeenten vrijwillig kunnen samenwerken op allerlei beleidsterreinen, beslaat hetzelfde grondgebied als de gemeenschappelijke regeling die moet worden opgezet voor de vervoerregio.
Minister Plasterk merkte op dat gemeenten uiteindelijk altijd zelf bepalen of zij wensen te participeren in een metropoolregio, zij kunnen niet gedwongen om mee te doen. De minister verwacht dat de structurele samenwerkingsverbanden in de vervoersregio's binnen een half jaar tot stand zijn gekomen. Mochten provincies en gemeentes er niet uitkomen, dan zal de minister ingrijpen. Plasterk wilde niet preluderen op wat een dergelijke interventie in zal houden.
Deel dit item: