Debat over Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg



De Eerste Kamer heeft dinsdag 29 september 2015 met minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) gedebatteerd over de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Het wetsvoorstel is de voortzetting van het in juni 2010 ingediende wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), maar ziet alleen op kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg. De onderdelen die betrekking hebben op goed bestuur, medezeggenschap, de 'Wgbo-bepalingen' en de Wet toelating zorginstellingen zullen worden opgenomen in afzonderlijke wetsvoorstellen. 

Senator Don (SP) diende tijdens het debat een motie in die de regering verzoekt om de Wet Maatschappelijke Ondersteuning onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel te laten vallen. Minister Schippers liet het oordeel over de motie aan de Kamer. Op dinsdag 6 oktober 2015 wordt over het wetsvoorstel en de motie gestemd.

Zeldzaam veel bezwaren

Senator Martens (CDA) betoogde dat de moeizame totstandkoming van het wetsvoorstel tot veel onduidelijkheid zal leiden bij de uitvoering. Volgens Martens heeft het wetsvoorstel bovendien tot zeldzaam veel fundamentele bezwaren van de Raad van State, zorginstellingen en patiëntenorganisaties geleid. Deze bezwaren komen volgens Martens niet voort uit koudwatervrees of misverstanden. Zij zien met name op het toenemen van regeldruk, de positie van geschillencommissies en de termijn voor het behandelen van klachten. Martens merkte op dat de huidige klachtenregeling in veel gevallen al naar tevredenheid werkt en vroeg wat de toegevoegde waarde is van een nieuwe regeling. De senator vroeg in haar bijdrage vooral aandacht voor de effecten van het wetsvoorstel voor cliënten en de samenhang van regelgeving.

Meer expertise en laagdrempeligheid

Senator Bruijn (VVD) vroeg of de minister bereid is te evalueren hoe de uitvoeringslasten voor kleine zorgaanbieders zich zullen ontwikkelen. De senator stelde dat er veel onjuiste aannames zijn rondom de vrees voor een claimcultuur en een toegenomen juridisering in arts-patiëntencontact. De senator vroeg of de minister niettemin wil toezeggen om dit aspect te evalueren. Verder vroeg hij de minister hoe cliënten worden geïnformeerd over de mogelijkheid van een rechtstreekse gang naar de rechter, naast de klachtenfunctionaris en geschillencommissie. Volgens Bruijn ligt de toegevoegde waarde van een geschillencommissie met name in meer expertise, laagdrempeligheid en keuzemogelijkheden. Hij vroeg de minister om te bevestigen dat de geschillencommissie wel een bindend advies kan uitbrengen, maar geen boetes kan opleggen of waarschuwingen kan doen. Verder vroeg de senator of de minister bereid is te bevorderen dat een jurist altijd deel uitmaakt van de geschillencommissie.

Stevige rechtsbescherming voor cliënten

Senator Don (SP) hield in het debat zijn maidenspeech. Hij haalde aan dat hij in zijn maatschappelijke functies vaak mensen tegenkomt die hulp nodig hebben om een plek in de samenleving te vinden. De senator vroeg zich echter af of dit wetsvoorstel daadwerkelijk bijdraagt aan extra hulp voor cliënten die dat nodig hebben. Volgens Don valt het te betreuren dat het wetsvoorstel niet ziet op de zorgtaken van gemeenten onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Dit is volgens de senator een gemiste kans en leidt bovendien tot veel onduidelijkheid. Als een gemeente geen geschillenregeling of claimbeoordeling in zijn lokale verordening heeft opgenomen, kunnen burgers er niet terecht met hun klacht of claim. Ook de positie van de zorgaanbieder tegen wie de klacht is ingediend, blijft volgens de senator onduidelijk. Don haalde aan dat er bij de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten expliciet is gekozen voor een onafhankelijke klachtencommissie en een stevige rechtsbescherming. Hij vroeg waarom niet alle zorg-cliënten hier recht op hebben. Tot slot vroeg de senator hoe er toezicht wordt gehouden op de ruim 40.000 alternatieve zorgverleners.

Aandacht voor zwakke positie van de cliënt

Senator Kuiper (CU) stelde dat er steeds aandacht moet zijn voor de zwakke positie van de cliënt. Hij steunde de aanpak om een klacht dicht bij de zorgaanbieder op te vangen. Wel vroeg de senator hoe de nieuw in te stellen klachtenfunctionaris zich verhoudt tot een eventuele nog bestaande klachtencommissie. Met name bij kleine zorgaanbieders kunnen deze twee 'organen' naast elkaar bestaan. De kleine aanbieders zullen bovendien te maken krijgen met een veelheid aan regelgeving, die zij op eigen manier mogen implementeren. De senator vroeg in hoeverre het klachtenproces wordt begeleid en welke rol de Inspectie voor de Gezondheidszorg precies speelt. Verder vroeg Kuiper aandacht voor het onderscheid tussen klacht en claim.

Verantwoordelijkheid binnen ketens en netwerken

Senator Nooren (PvdA) vroeg de minister of de cliënt pas bij de geschillencommissie terecht kan nadat hij ontevreden is over de afhandeling van de klacht door de zorgaanbieder of dat er ook rechtstreeks toegang is. Daarnaast vroeg zij in hoeverre de klachtenfunctionaris de belangen van de zorgaanbieder moet behartigen en waar de cliënt met zijn klacht terecht kan als er sprake is van keten- of netwerkzorg. Volgens Noorsen krijgen cliënten steeds vaker zorg aangeboden door mensen die gedetacheerd zijn van verschillende organisaties in een wijkteam. De senator vroeg hoe wordt voorkomen dat een discussie tussen zorgverleners/-aanbieders de cliënt aan het kortste eind trekt en niemand aanspreekbaar is. Volgens Nooren moet er in regelgeving meer rekening worden gehouden met de hiërarchische en functionele aansturing in ketens en netwerken. Verder vroeg de senator hoe de minister aankijkt tegen voorstellen om de kans op claimcultuur te verkleinen en waarom er is gekozen voor een eigen bijdrage van 50 euro voor een procedure bij de geschillencommissie.

Niet alles in beeld

Senator Van Dijk (SGP) betwijfelde of alle disfunctionerende zorgverleners voldoende in beeld komen door bijvoorbeeld het natrekken van referenties en het opvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag. Hij vroeg of de minister bereid is om te regelen dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg meldt of iemand is ontslagen wegens disfunctioneren. Ook vroeg de senator of instemming van de sollicitant voor het inwinnen van referenties verplicht blijft. De senator merkte op dat het verstandiger zou zijn om de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om incidentenregistratie te gebruiken bij de opsporing van strafbare feiten te schrappen. Verder vroeg Van Dijk waarom er niet voor is gekozen om klachten en claims volgtijdelijk te behandelen en of er een gerechtvaardigde vrees is voor een claimcultuur of defensief medisch handelen. Tot slot vroeg de senator of de minister bereid is om de Eerste Kamer nog vóór de stemming over dit wetsvoorstel inzicht te geven in een concept algemene maatregel van bestuur over de kwaliteit van geestelijke gezondheidszorg.

Positie van de patiënt

Ook senator Bredenoord (D66) hield in het debat haar maidenspeech. Zij stelde dat haar fractie serieuze zorgen heeft of het wetsvoorstel de positie van de patiënt daadwerkelijk zal verstevigen en of er niet juist ook ongewenste effecten zullen optreden. De senator haalde aan dat het wetsvoorstel een zogenaamde 'vergewisplicht' introduceert: de zorgaanbieder moet zich ervan vergewissen dat de wijze waarop de zorgverlener in het verleden heeft gefunctioneerd niet in de weg staat van het aannemen van de zorgverlener. Bredenoord vroeg hoe ver deze plicht gaat en hoe hij zich verhoudt tot de meldplicht van ontslag van zorgverleners bij disfunctioneren. De senator vond het een goede zaak dat het wetsvoorstel zorgaanbieders verplicht om een klachtenfunctionaris aan te stellen. Zij miste echter nog een voorstel ter verbetering van de informele klachtenafwikkeling. Ook vroeg de senator of de minister verwacht dat kleine zorgaanbieders in de toekomst gedwongen zullen zijn om (goed lopende) klachtencommissies af te schaffen. Volgens Bredenoord is het gebrekkige onderscheid tussen klachten en claims een heikel punt in het wetsvoorstel. Dit zou kunnen leiden tot een claimcultuur en tot defensief medisch handelen. Tot slot vroeg de senator of de geschillencommissie in lijn is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat bepaalt dat er een onafhankelijke en onpartijdige instantie moet zijn die de zaak openbaar behandelt.

Onjuist denkpatroon

Senator Ganzevoort (GL) gaf aan dat zijn fractie geen principiële bezwaren heeft tegen het wetsvoorstel, maar nog wel een aantal vragen. Ganzevoort vroeg onder andere of de afbakening van het begrip 'andere zorg' juridisch sluitend is vastgelegd. Verder betoogde de senator dat er bij het kabinet een denkpatroon is dat bij meer wetsvoorstellen optreedt: het miskennen van reacties van betrokken, waardoor het oorspronkelijke doel van het wetsvoorstel niet wordt gehaald omdat betrokkenen alleen kijken hoe hun eigen doelen in de nieuwe situatie het beste gediend zijn. Wanneer er meer mogelijkheden komen om een financiële claim in te dienen, zal hier volgens de senator ook gebruik van worden gemaakt. Ganzevoort stelde verder dat zorgverleners enerzijds worden gestimuleerd om melding te maken van incidenten en anderzijds beperkt worden door de vrees dat deze informatie gebruikt kan worden in een strafrechtelijke procedure. Hij vroeg of dit betekent dat de zorginstelling een register moet bijhouden van incidenten, maar niet verplicht is om een incident te melden als dit een vervolgingsrisico inhoudt. 

Misbruik

Senator Van Hattem (PVV) stelde dat er in het wetsvoorstel geen aandacht is geschonken aan mogelijkheden om het misbruik van het klachtrecht te beperken. Volgens Van Hattem kunnen zich situaties voordoen waarbij veelvuldig ongefundeerde of disproportionele klachten tegen zorgverleners worden ingediend. De senator vroeg ook in hoeverre er voldoende duidelijkheid is over de inzet van mensen en middelen om goede zorg te kunnen verlenen. Verder vroeg Van Hattem of het aanbieden van geestelijke verzorging die aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de cliënt betekent dat er aandacht moet worden besteed aan islamitische leef wensen. Verder haalde hij aan dat de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling te weinig is gericht op de islamitische cultuur. Tot slot vroeg de senator aandacht voor het risico dat zorgaanbieders cijfers manipuleren.

Reactie van de regering

Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) merkte in het debat op dat één van de grootste veranderingen ligt in het uitbreiden van de groep zorgverleners die onder het wetsvoorstel vallen. Volgens Schippers is het ook bij kleinschalige zorgverleners (waaronder alternatieve geneeswijzen) van belang dat er een goede klachtenregeling is. De minister benadrukte dat de klachtenfunctionaris een bemiddelaar is en dus niet alleen de belangen van de zorgverlener of cliënt behartigt. De kosten van het aanstellen van deze functionaris zijn volgens de minister aanvaardbaar. De grootste toegevoegde waarde van het wetsvoorstel ligt volgens de minister in het instellen van een laagdrempelige geschillencommissie, die onafhankelijk een oordeel velt. De cliënt hoeft dus geen dure gerechtelijke procedure aan te spannen, maar mag dit nog wel. Klachtencommissies worden door het wetsvoorstel volgens de minister niet verboden. Zij mogen naast de klachtenfunctionaris blijven bestaan als zorginstellingen hier toegevoegde waarde aan toekennen.

Een onderscheid maken tussen een klacht of een schadeclaim noemde de minister 'gekunsteld'. Het gaat immers in beide gevallen om een negatieve ervaring van een cliënt. De minister verwacht niet dat het samenbrengen van deze trajecten leidt tot meer claims. Zij zegde wel toe dat de ontwikkeling in het aantal claims wordt gemonitord. Verder benadrukte de minister dat het Openbaar Ministerie alleen bij het vermoeden van ernstig strafbaar feit zoals moord of doodslag informatie mag krijgen uit het registratiesysteem voor incidenten. Dit vereist toestemming van de rechter-commissaris.

De minister gaf verder aan dat het oorspronkelijk de bedoeling was dat het wetsvoorstel ook zag op de zorgtaken van gemeentes onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Door een amendement van de Tweede Kamer is dit echter gesneuveld. De minister zegde toe dat de regering bij de Tweede Kamer gaat polsen of hier inmiddels anders over wordt gedacht. Er is een wetsvoorstel in de maak dat regelt dat Jeugdwet-taken ook onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg komen te vallen.

De minister betoogde dat cliënten hebben de mogelijkheid om ofwel eerst een klachtenfunctionaris te benaderen ofwel rechtstreeks de geschillencommissie te benaderen. Er kunnen immers (ernstige) gevallen zijn waarbij een bemiddelingstraject niet aan de orde is. Zij zegde toe aan de Kamer dat zij zal regelen dat er in iedere geschillencommissie tenminste één jurist moet zitten. Wanneer dit een rechter is, zal dit in voorkomend geval de voorzitter van de commissie zijn.

Over de netwerk- en de ketenzorg merkte Schippers op dat de keten (bijvoorbeeld: het wijkteam) als geheel wordt aangemerkt als zorgaanbieder. Het kan volgens de minister niet zo zijn dat een klacht van een cliënt wordt teruggestuurd omdat de verkeerde zorgverlener is aangeschreven. De klacht wordt dan onderling doorverwezen.

Tot slot benadrukte de minister dat het van groot belang is dat er bij de behandeling van medische klachten een cultuuromslag komt, waarbij klachten in een vroeg stadium worden ondervangen en escalatie wordt voorkomen. Zij zegde toe dat in de evaluatie wordt meegenomen of hier in het opleidingstraject voldoende aandacht aan wordt besteed.


Deel dit item: