De Eerste Kamer heeft dinsdag 21 juni 2016 gedebatteerd met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) over Koninkrijksrelaties. Het debat ging met name over de evaluatie van de staatkundige vernieuwingen van 10-10-10, de coördinerende rol van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de geschillenregeling binnen het Koninkrijk. Daarbij werd er meermaals gerefereerd aan het recente werkbezoek van de commissie voor Koninkrijksrelaties. Op 4 juni 2013 heeft de Eerste Kamer ook een debat gevoerd over Koninkrijksrelaties in brede zin.

Moties

Tijdens het debat werden zeven moties ingediend, waarvan er één werd aangehouden. Over de overige zes zal op dinsdag 28 juni worden gestemd.

Senator De Graaf (D66) c.s. diende een motie in die regering verzoekt om een evaluatie van het Statuut van het Koninkrijk. Minister Plasterk gaf aan dat dit geen doel op zich is en ontraadde de motie.

Senator Van Bijsterveld (CDA) diende een motie in die de regering verzoekt bij de eerstvolgende wijziging van de WolBES de titel van de Rijksvertegenwoordiger te vervangen door 'Commissaris Caribisch Nederland' en diens taakomschrijving te verduidelijken. Minister Plasterk gaf aan dat hij het oordeel over deze motie aan de Kamer laat. Hij tekende daarbij aan dat een eventuele naamswijziging uitdrukking moet geven aan schakelrol van de Rijksvertegenwoordiger.

Senator Ganzevoort (GroenLinks) c.s. diende een motie in die de regering verzoekt ook voor Bonaire, St. Eustatius en Saba een sociaal minimum vast te stellen op basis van ijkbedragen voor het noodzakelijk levensonderhoud. Minister Plasterk gaf aan dat dit enorme financiële gevolgen heeft en ontraadde deze motie met klem.

Senator Nagel (50PLUS) c.s. diende een motie in die de regering verzoek een onafhankelijke commissie in te stellen die op de kortst mogelijke termijn rapporteert over de verdwenen pensioenpremies op de BES-eilanden. Minister Plasterk zegde toe dat hij de Kamer zal informeren over de gesprekken van de Staat op dit onderwerp en ontraadde deze motie.

Senator Ester (ChristenUnie) c.s. diende een motie in die de regering verzoekt de impact van maatregelen op de naleving van kinderrechten te monitoren. Minister Plasterk ontraadde deze motie en gaf aan dat hij terughoudend is om het CBS hiervoor in te zetten.

Senator Teunissen (PvdD) c.s. diende een motie in die de regering verzoekt de verschillen tussen beschermingsregimes voor dieren in het Europees en het Caribisch deel van het Koninkrijk in kaart te brengen. Minister Plasterk zegde toe om deze vraag door te geleiden naar de staatssecretaris van Economische Zaken. Senator Teunissen besloot hierop de motie aan te houden.

Senator Teunissen (PvdD) c.s. diende een tweede motie in die de regering verzoekt jaarlijks over de uitvoering van het natuurbeleidsplan in Caribisch Nederland te rapporteren. Minister Plasterk gaf aan dat er al gerapporteerd wordt over natuurbescherming in Caribisch Nederland en ontraadde deze motie.

Legislatieve noodzaak

Senator Van Bijsterveld (CDA) betoogde dat het Koninkrijk wordt gevormd door meer dan alleen een staatkundige verhouding en historische verbondenheid. De senator betoogde dat de Nederlandse overheid - ondanks haar voornemen tot legislatieve terughoudendheid - toch aanzienlijk veel wetgeving produceert voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zij bepleitte dat er alleen wetgeving van toepassing wordt verklaard op de eilanden als dit absoluut noodzakelijk is en als de eilanden hier zelf om vragen. Van Bijsterveld vroeg ook of de minister bereid is om de 'Rijksvertegenwoordiger' om te dopen tot 'Commissaris Caribisch Nederland'. Verder merkte de senator op dat er niet langer moet worden gesproken over de BES-eilanden, maar dat Bonaire St. Eustatius en Saba individueel moeten worden benaderd. Van Bijsterveld bepleitte ook een combinatie van top down en bottom up- benadering voor het uitrollen van beleid op de eilanden. Bestuurders en eilandsraadsleden moeten volgens Van Bijsterveld worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor goed bestuur. Ook moeten zij gestimuleerd worden om (waar nodig) hulp in te roepen van Nederland. Verder vroeg de senator onder meer naar de investeringen in politie en justitie en naar de stand van zaken rondom de geschillenregeling. Zij bepleitte een rechtmatigheidtoets voor juridische geschillen en een niet-bindend oordeel voor bestuurlijk-politieke geschillen.

Geloofwaardig antwoord

Senator Van Dijk (SGP) betoogde dat het in Caribisch Nederland vaak aan financiële slagkracht ontbreekt om bijvoorbeeld zorg en infrastructuur te verbeteren. Van Dijk haalde aan dat het op de eilanden ook vaak ontbreekt aan goede leraren om de kwaliteit van het onderwijs op peil te brengen. Dit leidt tot grote problemen onder jongeren, die vaak gedwongen zijn om op straat te leven en niet de goede (seksuele) normen en waarden meekrijgen. Van Dijk haalde aan dat de overgrote meerderheid van de bevolking op de eilanden kerkelijk is en vroeg of de regering een rol ziet weggelegd voor de kerk om dit probleem op te lossen. Er moet volgens de senator een geloofwaardig antwoord komen op de sociaaleconomische malaise moet. Van Dijk bepleitte realistische, concrete afspraken met de eilanden. Deze afspraken moeten minder vaak vanuit de departementen worden gestuurd en rekening houden met de individuele positie van de eilanden.

Law, faith and trade

Senator Ganzevoort (GroenLinks) betoogde dat law, faith and trade een centrale rol spelen bij de verhoudingen binnen het Koninkrijk. De senator betoogde dat er op een aantal fronten (belastingdienst, onderwijs en zorg) grote verbeterslagen zijn gemaakt. Op andere fronten (infrastructuur, werkgelegenheid en sociale zekerheid) zijn er helaas geen gunstige vooruitzichten. De kern van de kritiek in de evaluatierapporten en de onvrede in het Caribisch deel van het Koninkrijk zit volgens Ganzevoort in het feit dat er niet/te weinig/te langzaam wordt gehandeld door het ministerie van Binnenlandse Zaken.  Het is volgens de senator tijd dat de minister meer glans geeft aan zijn coördinerende rol. Ganzevoort vroeg onder meer wat de Koninkrijksregering samen met de landen doet om weerbaarheid te ontwikkelen tegen corruptie en clientalisme. De senator vroeg ook naar de uitwerking van financieel toezicht op de eilanden en naar de kwetsbare structuur van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Verder vroeg de senator naar de coördinatie van sociale zekerheid, inkomenspolitiek en zorg. Het 'sociaal minimum' (het voorzien in de kosten van noodzakelijk levensonderhoud) op de eilanden wordt volgens de senator onterecht laag ingeschat. Dit leidt tot armoede en schending van fundamentele rechten. Ganzevoort vroeg tot slot waarom er in het voorstel voor een geschillenregeling is afgeweken van het voorstel van de parlementen van de vier landen.  

Aanvaardbaar niveau

Senator Meijer (SP) vroeg wanneer er een concreet plan komt voor een "voor Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau" op de eilanden. Meijer betoogde dat de eilanden veel schoonheid bezitten, maar ook met armoede en misstanden te kampen hebben. Meijer haalde aan dat veel jongeren niet terugkeren naar de eilanden als zij hun studie in Nederland hebben voltooid. Vroeg of de minister voldoende doet om corruptie op de eilanden uit te bannen en te voldoen aan de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk. Meijer haalde aan dat de Isla-raffinaderij op Curaçao nog altijd voor veel vervuiling en problemen zorgt. Zij vroeg in hoeverre de motie-Quik c.s. wordt uitgevoerd. Meijer betoogde ook dat de eilanden helaas vaak te maken hebben met tien verschillende ministeries, terwijl het de bedoeling was dat het ministerie van Binnenlandse Zaken dit zou stroomlijnen. Volgens  Meijer moet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een coördinerende rol op zich nemen en ruimte laten aan de eilanden voor initiatieven en uitvoering. Verder merkte zij op dat het prijsniveau op de eilanden dermate hoog is dat veel mensen niet in hun eigen basisbehoeftes kunnen voorzien. Meijer vroeg hoe de Nederlandse regering Bonaire, St. Eustatius en Saba gaat helpen in de strijd tegen armoede. Ook merkte zij op dat het vreemd is dat er veel Europese Nederlanders werken op de eilanden, terwijl er relatief hoge werkloosheid is onder de lokale bevolking.

Beloftes en teleurstellingen

Senator Ten Hoeve (OSF) stelde dat het fout gaat in het waarborgen van het beloofde aanvaardbare voorzieningenpeil op de BES eilanden. Dit zorgt voor teleurstelling bij de lokale bevolking. Eén van de oorzaken van het probleem is dat de verschillende ministeries elk hun eigen standaard hanteren. Ten Hoeve bepleitte meer overleg, waarbij er daadwerkelijk wordt geluisterd naar de wensen van bevolkingen en bestuurscolleges. Hij vroeg in hoeverre de bemiddelende rol van de Rijksvertegenwoordiger voldoende geaccepteerd wordt op de ministeries en of die ministeries ook bereid zijn om eilanden bepaalde problemen zelf te laten aanpakken. Ten Hoeve vroeg aandacht voor de vaak gebrekkige rechtsbijstand op de eilanden en het feit dat er nog onvoldoende wordt gekeken of Nederlandse regelgeving van toepassing moet zijn op de Caribische landen. Ook de financiële positie van het Gemeenschappelijk Hof behoeft volgens Ten Hoeve versterking. Verder moet er gezocht worden naar een oplossing voor het democratisch tekort van de Caribische landen. Het Nederlandse parlement heeft een zwaarder gewicht dan de andere parlementen. Tot slot haalde de senator de problemen aan in het verkrijgen van Nederlanderschap, het gebrek aan Caribische leden van de Raad van State en het doorlenen van geld aan Aruba zonder rente.  

Standaarden voor natuur en dierenwelzijn

Senator Teunissen (PvdD) betoogde dat er vaker rekening moet worden gehouden met culturele, maatschappelijke en economische verschillen tussen de eilanden. De nieuwe staatkundige verhoudingen hebben tot nu toe nog onvoldoende economische vooruitgang bevorderd. Teunissen stelde verder dat het onduidelijk is hoe het begrip "een voor Nederlandse standaarden aanvaardbaar voorzieningenniveau" moet worden ingevuld op de eilanden. Teunissen haalde aan dat er op de BES eilanden te weinig standaarden voor dierenwelzijn gelden. De legislatieve terughoudendheid op het gebied van dierenwelzijn is volgens Teunissen niet te rechtvaardigen. Ook de standaarden voor behoud van natuur zijn onvoldoende. Verder merkte zij op dat de onder de Habitatrichtlijn verplichte rapportage over soorten en habitat helaas nog niet op Caribisch Nederland ziet. Teunissen merkte tot slot op dat de problemen rond de Ilsa-raffinaderij niet alleen door Curaçao kunnen worden opgelost. De Nederlandse regering moet het bestuur daarbij helpen. Ook kan Europees Nederland de landen van het Koninkrijk ondersteunen bij de transitie naar duurzame energie.      

Evaluatie van staatkundige verhoudingen

Senator De Graaf (D66)  betoogde dat de staatkundige vernieuwingen van 10-10-10 de historische band tussen Nederland en de zes eilanden niet essentieel hebben veranderd. Bestuurlijk heeft het wel veel teweeg gebracht. De Graaf betreurde het dat er nog geen kabinetsreactie is op de evaluatie van de staatkundige structuur en dat er geen brede evaluatie is gedaan van de staatkundige structuur van het Koninkrijk. Het Statuut van het Koninkrijk is volgens De Graaf nodig aan herziening toe. De senator betoogde verder dat er op meerdere eilanden reden is geweest voor twijfel over de kwaliteit van democratie en bestuur. Toch is er ook vooruitgang geboekt, met name op Saba, St. Eustatius en Bonaire. De verwachtingen voor de veranderingen op de eilanden na 10-101-10 waren volgens De Graaf soms te hoog gespannen. Bovendien hebben ook andere ontwikkelingen (zoals de invoering van de dollar) effect gehad op hun economische positie. De senator bepleitte dat de Nederlandse regering meer doet om armoede op de eilanden tegen te gaan. Ook moeten het Rijk meer aandacht hebben voor de individuele positie van de eilanden. De legislatieve terughoudendheid moet volgens De Graaf wettelijk worden vastgelegd. De senator vroeg ook aandacht voor de coördinatie van het uitrollen van Nederlands beleid op de eilanden. De minister van Binnenlandse Zaken zou een meer sturende bevoegdheid moeten hebben, inclusief een instemmings- en vetorecht. Tot slot betoogde De Graaf dat de positie van de Rijksvertegenwoordiger moeizaam en onduidelijk is.

Verdwenen pensioengelden

Senator Nagel (50PLUS) vroeg aandacht voor misstanden in pensioenregelingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba. Volgens Nagel is jarenlang nagelaten om de pensioengelden van ambtenaren (waaronder onderwijzend personeel) op de eilanden af te dragen, terwijl de premies wel van de salarissen zijn ingehouden. Nagel betoogde dat er vele miljoenen euro's zijn verdwenen en vroeg waar de geïnde premiegelden gebleven zijn. De senator vroeg om een spoedig justitioneel onderzoek naar de verantwoordelijken en een onderzoek naar de toezichthoudende rol van de Nederlandsche Bank.  Nagel vroeg ook of de regering op de hoogte was van de verdwenen pensioengelden en of de regering beaamt dat de getroffen ambtenaren hier niet het slachtoffer van mogen worden. Het Pensioenfonds Caribisch Gebied geeft immers aan dat zij geen pensioen zal uitkeren als hen premiegelden hebben bereikt. Vele ambtenaren hebben gerechtvaardigd vertrouwen gehad dat de door hun afgedragen premiegelden ook daadwerkelijk het fonds hebben bereikt. Tot slot betoogde Nagel dat de inwoners op de eilanden zich amper vertegenwoordigd voelen in de verhouding met het Europese deel van Nederland.

Diep gevoeld ongenoegen

Senator Van Kappen (VVD) betoogde dat er een diep gevoeld ongenoegen bestaat bij de Caribische landen over het feit dat er een Koninkrijksregering is maar geen Koninkrijksparlement. Dit kan alleen worden opgelost als de Caribische landen onafhankelijk worden of als het Koninkrijk wordt omgebouwd tot een federatie. Beide opties zijn onwaarschijnlijk. Van Kappen gaf aan dat zijn fractie de volgende uitgangspunten hanteert voor de geschillenbeslechting: het moet zich beperken tot bestuurlijke geschillen; bij strikt juridische geschillen spelen ook de Hoge Raad en de Raad van State een rol; de politieke besluitvorming moet plaatsvinden in de Rijksministerraad. Van Kappen merkte op dat de bestaande geschillenregelingen binnen het Koninkrijk een goed voorbeeld zijn van een brede toetsing. Van Kappen haalde aan dat de Nederlandse Staat door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is veroordeeld voor de behandeling van iemand die gevangen heeft gezeten op Curaçao en Aruba. Dit is in strijd met artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk. De senator vroeg verder of er voldoende militaire presentie is op de eilanden om tegenwicht te bieden aan de onrust en chaos in Venezuela. Ook betoogde Van Kappen dat er sinds 10-10-10 onvoldoende samenhangend beleid is geproduceerd voor de eilanden. Hij vroeg naar de (al dan niet versterkte) rol van de Rijksvertegenwoordiger en het dalende welvaartsniveau. Van Kappen betoogde dat de economische draagkracht van de eilanden bepalend moet zijn voor de hoogte van het minimumloon en de bijstand. De senator vroeg naar een concreet plan van de regering om de economische ontwikkeling op de eilanden te bevorderen.

Wantrouwen

Senator Ester (ChristenUnie) betoogde dat er nog teveel wantrouwen is tussen het Europees en Caribisch deel van het Koninkrijk. Volgen Ester heeft de scepsis waarmee in Caribisch Nederland naar 10-10-10 wordt gekeken te maken met te hoge verwachtingen van de nieuwe structuur. Er werd gesproken over een  "binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau", maar dit is in veruit de meeste gevallen niet gehaald. De senator waarom de minister dit dossier niet voortvarend ter hand heeft genomen. Het is opvallend hoe weinig gegevens er zijn over de meest fundamentele sociale en economische ontwikkelingen op de eilanden. Ester vroeg hoe de politieke instituties op de eilanden kunnen worden versterkt en hoe het bestuurlijk monisme kan worden tegengegaan. Hij vroeg ook met welk eindperspectief de periode van legislatieve terughoudendheid wordt verlengd en wat er wordt gedaan om jonge eilanders terug te trekken om bijvoorbeeld bestuurlijke functies te vervullen.  Ester pleitte voor een veel offensiever agenda om kwetsbare groepen op de eilanden structureel te helpen. Hij haalde hiertoe onder meer de positie aan van kinderen die opgroeien in armoede en vroeg de minister om hier steviger voor in zetten. Tot slot vroeg de senator welke kwesties de minister in het BES-dossier nog af wil handelen.

Politiek culturele cultuur

Senator Vreeman (PvdA) betoogde dat er op de eilanden meer sprake is van een participatieve democratie, dan van een representatieve democratie. Daarbij ontbreekt het vaak aan goede checks and balances. De normen voor deugdelijk bestuur moeten volgens Vreeman worden bezien in het licht van de politiek culturele cultuur aldaar. Er ligt bijvoorbeeld een sterke nadruk op de korte termijn en cliëntalisme is een logisch gevolg van een kleine gemeenschap. Vreeman bepleitte het vereenvoudigen van samenwerking binnen het Koninkrijk. Het gaat qua inwonersaantallen immers om (voor Nederlandse begrippen) drie kleine dorpen. Hij bepleitte ook economische differentiatie en samenwerking op het gebied van land- en tuinbouw. De senator vroeg verder of de minister bereid is om na te gaan in hoeverre de sociale zekerheid nog past bij de kosten van levensonderhoud op de BES eilanden. Vreeman vroeg ook of de regering kan bevorderen dat jongeren vaker terugkeren naar de eilanden als ze hun opleiding in Nederland hebben afgerond en of de regering steun kan geven aan organisaties die opkomen voor koraalrif.                       

Toekomst van het Koninkrijksverband

Volgens senator Kok (PVV) vloeit het niet logischerwijs uit het verleden voort dat Nederland niet eenzijdig uit het Koninkrijksverband kan stappen. Kok vroeg of de regering een integrale visie kan geven op de toekomst van dit Koninkrijksverband. De regering verschuilt zich volgens de senator achter de evaluatiecommissie en 'concrete maatregelen en praktische oplossingen'. Er is volgens de senator behoefte aan een fundamentele herbezinning van de staatkundige en bestuurlijke verhoudingen. Volgens Kok bestaat er op de eilanden geen behoefte om de samenwerking binnen het Koninkrijk tot een succes te maken. Het is volgens de senator symptomatisch dat de geschillenregeling al jarenlang niet van de grond komt. Ook de inwoners van Europees Nederland willen zich volgens de senator liever niet associëren met de corruptie, financieel wanbeleid en misdaad in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De disbalans in de verhoudingen is volgens de senator niet op te lossen met nog meer wetgeving en regels vanuit Den Haag.

Ontwikkelingen in het Koninkrijk

Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) betoogde dat 98 procent van de Nederlanders in het Europees deel en 2 procent in het Caribisch deel van het Koninkrijk wonen. Het Europees deel is hierdoor sterker, maar is tegelijkertijd ook zwakker omdat het (als voormalig kolonisator) niet eenzijdig uit het Koninkrijksverband kan stappen.

Het is volgens de minister mogelijk dat in 2019 de inwoners van Caribisch Nederland een stem uit kunnen brengen in de Provinciale Statenverkiezingen. Daarvoor is nodig dat het hiervoor opgestelde wetsvoorstel voor maart 2017 door beide Kamers der Staten-Generaal wordt aanvaard. Over de positie van de Rijksvertegenwoordiger merkte de minister op dat het de bedoeling dat deze zowel voorpost van de regering is als vertegenwoordiger van de eilanden. Dit laatste betekent dat de Rijksvertegenwoordiger in Den Haag zal 'lobbyen' voor de belangen van de eilanden.  De minister gaf aan dat het belangrijk is dat meer mensen de minimumkosten voor levensonderhoud kunnen opbrengen. De invulling van het begrip 'sociaal minimum' in Caribisch Nederland zal door staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nader worden gedefinieerd. De lokale inwoners zullen er volgens de minister in elk geval op vooruitgaan qua uitkering.

Er is volgens minister Plasterk nog geen wetsvoorstel voor een geschillenregeling. Er ligt wel een voorstel ter consultatie voor. Pas daarna volgt er een wetsvoorstel, dat vervolgens door beide Kamers kan worden behandeld. Het Interparlementair Koninkrijksoverleg speelt hier volgens de minister geen rol in. Dit is louter een overleg tussen parlementariërs maar heeft geen Grondwettelijke status.

Over de legislatieve terughoudendheid merkte de minister op dat het verstandig is om hiermee verder te gaan. Dit behoeft niet wettelijk vastgelegd te worden, om de wetgever niet onnodig te begrenzen. Er wordt ten aanzien van wetgeving intensief overlegd met de eilanden over wat zij echt noodzakelijk achten. Er wordt bijvoorbeeld voor dierenwelzijn terughoudend omgegaan met het van toepassing verklaren van standaarden op het Caribisch deel van het Koninkrijk. De minister merkte hierbij op dat de Europese Habitatrichtlijn per definitie alleen voor het Europees deel geldt.

De minister gaf aan dat hij niet van plan is om het Statuut voor het Koninkrijk te herzien. Er ligt meer prioriteit bij onder meer het opstellen van de geschillenregeling.

De minister stelde verder dat er ontspannen moet worden omgegaan met de jongeren die al dan niet na voltooiing van hun opleiding

willen terugkeren naar de eilanden. De regering zet in op opleidingsfaciliteiten om jongeren op de eilanden zoveel mogelijk lokale alternatieven te bieden.

Over de verdwenen pensioengelden van ambtenaren op Bonaire, St Eustatius en Saba merkte de minister op dat de berekening van Pensioenfonds Caribisch Nederland rond deze zomer gereed is. Op basis van de uitkomst van dossieronderzoeken zal worden beoordeeld of de Staat de individuele pensioenrechten gaat herstellen. Hier moet echter wel een administratieve onderbouwing voor zijn. Er zal geen onafhankelijke commissie komen om dit te onderzoeken.


Deel dit item: