Debat over oprichting Europees Openbaar Ministerie



De Eerste Kamer heeft op dinsdag 6 december 2016 gedebatteerd met minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie (EOM). Op de ochtend van het debat hebben de commissies voor Veiligheid en Justitie en Immigratie &Asiel / JBZ-Raad een technische briefing gekregen over dit voorstel. In 2013 hebben de beide Kamers der Staten-Generaal bezwaar gemaakt tegen de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie, via de zogeheten 'gele kaart-procedure'. De Kamers gaven daarmee aan dat justitiezaken beter op nationaal niveau kunnen worden geregeld.  Sindsdien is het voorstel voor de oprichting van een EOM gewijzigd. Het is nu gericht op de aanpak van fraude met EU-gelden. Het debat spitste zich toe op de vraag of het aangepaste voorstel wel op steun kon rekenen binnen de Eerste Kamer. 

Wel/niet instemmen

Tijdens het debat diende senator Schrijver (PvdA) een motie in die de regering verzoekt in de aanstaande JBZ-Raden zich positief uit te spreken over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Senator Van Dijk (SGP) diende een motie in die de regering verzoekt in de aanstaande JBZ-Raden zich niet positief uit te spreken over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie.  

Minister Van der Steur gaf aan dat de regering pas een eindeoordeel geeft over de oprichting van een EOM als er een definitief voorstel ligt dat met beide Kamers is besproken. Dit voorstel ligt er nu nog niet. Bovendien zal er in de JBZ-Raad deze week geen eindoordeel van de Nederlandse regering worden gevraagd. Zodra er een definitief voorstel is, zal de minister dit toelichten in een brief, waarin hij ook enkele vragen beantwoord die door senatoren in tweede termijn zijn gesteld. De minister gaf aan dat de beide moties voorbarig zijn en dat hij ze om die reden ontraadt. De beide indieners van de moties besloten vervolgens hun moties aan te houden.

Onjuiste procedure

Senator Duthler (VVD en commissievoorzitter Veiligheid en Justitie) sprak aan het begin van het debat namens de commissies voor Veiligheid en Justitie en Immigratie &Asiel / JBZ-Raad. Zij gaf aan dat de commissies de procedure enigszins vreemd vonden. Op donderdag 8 december is er immers een reguliere vergadering van de JBZ-raad. Bovendien is de definitieve tekst van de ontwerpverordening nog niet bekend.  Daar komt nog bij dat de minister geeft aangegeven de opstelling van de Tweede Kamer onverkort te zullen volgen. Dit is volgens Duthler staatsrechtelijk onjuist en miskent de gelijkwaardige positie van de EK en TK als het gaat om Europese voorstellen. De senator vroeg waarom de minister de beide commissies meermaals heeft toegezegd te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen en dit vervolgens heeft nagelaten. Duthler: "Een minister die in zijn vorige functie rapporteur was namens beide Kamers over uitgerekend dit dossier had beter moeten weten."

Soevereiniteitsoverdracht

Senator Duthler gaf vervolgens de bijdrage namens haar eigen fractie.  Duthler vroeg in hoeverre er sprake is van soevereiniteitsoverdracht en in hoeverre de Officier van Justitie hiermee bevoegdheden afstaat aan een Europese aanklager. Vroeg wanneer minister duidelijkheid heeft over definitieve tekst van de ontwerpverordening en of de bevoegdheden van het EOM in de toekomst kunnen uitdijen. Ook de parlementaire controle op het EOM is onduidelijk. Duthler vroeg verder wat er gebeurt als Nederland niet instemt met dit voorstel.

Bittere noodzaak

Senator Schrijver (PvdA) betoogde dat er hard is gewekt om het oorspronkelijke voorstel uit 2013 realistischer te maken. De senator gaf aan dat lidstaten nog onvoldoende in staat zijn om fraude met EU-landen aan te pakken. In het nieuwe voorstel is volgens Schrijver een goede balans gevonden tussen respect voor nationale justitiële diensten en Europese aansturing.  Deze aansturing is volgens de senator bittere noodzaak. Justitie en politie in Oost- en Zuid-Europa zijn lang niet altijd in staat om fraude en criminaliteit aan te pakken. In die situatie is het juist heel verantwoordelijk om bepaalde bevoegdheden af te staan; ten gunste van het algemeen goed. Schrijver benadrukte wel dat de specifieke bevoegdheden van het EOM in de gaten moeten worden gehouden. Het gaat om ernstige gevallen van fraude met EU-subsidiegelden; niet om fraude in brede zin of om terrorisme. Ook moet worden bekeken of de procedurele waarborgen voldoende zijn. Tot slot vroeg de senator wat het effect is van een Nederlands 'nee'; zowel voor het voorstel zelf als voor de mogelijkheid dat het EOM in Den Haag gevestigd wordt.    

Onduidelijkheid over voorstel

Senator Engels (D66) betoogde dat de organisatiestructuur van het EOM er gedurende de onderhandelingen níet duidelijker op is geworden. Zo komt er onder meer een collegiale structuur met Officiers van Justitie uit elke aangesloten lidstaat, in plaats van de oorspronkelijke opzet met de Europese hoofdaanklager als centrale figuur. Ook is er onduidelijkheid over de materiële bevoegdheden van het EOM: (in hoeverre) valt btw-fraude hieronder? Engels vroeg of de minister van mening is dat het voorstel tot een effectievere aanpak van fraude met EU-gelden zal leiden en of verdachten over voldoende procedurele rechten zullen beschikken. De senator vroeg ook wat het niet deelnemen van Nederland aan het EOM betekent voor de kwaliteit en de resultaten van de nationale fraudebestrijding. Het Nederlandse Openbaar Ministerie adviseert immers om - vanuit praktische overwegingen - deel te nemen aan het EOM. Tot slot betoogde de senator dat het inmiddels duidelijk is dat het EOM er op een of andere manier zal komen. De D66-fractie verwacht dat deelname aan het EOM kan bijdragen aan een meer effectieve  gemeenschappelijke aanpak van vormen van ernstige fraude met Europese gelden.

Nee blijft nee

Senator Markuszower (PVV) haalde aan dat de minister zich in de periode dat hij Tweede Kamerlid was negatief heeft uitgesproken over een EOM. Als minister is hij echter voorstander. Het voorstel perkt volgens de senator de Nederlandse soevereiniteit in. De belangrijkste bezwaren tegen het oorspronkelijke voorstel gelden volgens de senator nog steeds. Markuszower maakte bezwaar tegen het feit dat een Europees openbaar aanklager een Nederlandse burger zou kunnen vervolgen. De Europese Unie lost volgens de senator geen problemen op, maar creëert juist extra problemen. De senator bepleitte dan ook dat Nederland haar lidmaatschap van de EU opzegt. Nederlanders verdienen een sterk Nederlands Openbaar Ministerie volgens de senator en zitten niet te wachten op "nog meer EU".

Ernstige bedenkingen

Senator Van Dijk (SGP) betoogde dat het strafrecht bij uitstek een nationale bevoegdheid is. Hier komt bij dat fraude doorgaans vooral op nationaal of zelfs lokaal niveau plaatsvindt en dáár bestreden moet worden. De senator vroeg ook hoe de democratische controle op het EOM geborgd is: wie is er uiteindelijk politiek verantwoordelijk? Van Dijk merkte daarbij op dat vrijwel ieder opgericht Europees instituut de intrinsieke drang blijkt te kennen om méér taken en bevoegdheden naar zich toe trekken. Van Dijk gaf aan dat zijn fractie stevige bedenkingen heeft tegen het overdragen van Nederlandse soevereiniteit naar het Europese niveau op het terrein van fraudebestrijding.

Ondanks euroscepsis positief

Senator Rombouts (CDA) betoogde dat hij - ondanks alle euroscepsis op dit moment - gelooft dat wij op het terrein van justitie en veiligheid zijn gebaat bij Europese samenwerking. De senator gaf aan dat de minister meermaals is gewisseld van mening over dit voorstel. Rombouts: "Waarom toont deze minister geen ruggengraat en zegt hij tegen de Tweede Kamer wat hij ook tegen de Eerste Kamer zei: niet deelnemen is niet in het Nederlandse belang." Rombouts betoogde dat het oorspronkelijke voorstel aanzienlijk is verbeterd. De bevoegdheden zijn duidelijk afgebakend. Door deel te nemen aan het EOM kan Nederland bovendien sturing geven aan de ontwikkeling van het instituut. Dit heeft als bijkomend voordeel dat dit de kans vergroot dat het EOM zich in Den Haag vestigt. De senator vroeg zich af in hoeverre de minister zich laat overtuigen door de argumenten in het debat in de Eerste Kamer. Rombouts: "Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald."

Burgers zijn gebaat bij samenwerking

Senator Strik (GroenLinks) gaf aan dat de procedure die de minister heeft gevolgd geen recht doet aan de zelfstandige positie van de Kamers. Strik drong aan op (een paar weken) uitstel, aangezien de definitieve tekst van het voorstel nog niet afgerond is en de JBZ-Raad nog geen uitspraak heeft gedaan. De EU kan met dit voorstel laten zien dat burgers in de EU juist gebaat zijn bij grensoverschrijdende samenwerking. Als het voorstel niet wordt aangenomen, zou dit betekenen dat fraude met EU-gelden moeilijker kan worden aangepakt. Het is weliswaar begrijpelijk dat iedere lidstaat haar eigen strafrechtcultuur heeft, maar dit zorgt er wel voor dat samenwerking en de aanpak van fraude moeilijker wordt. Strik gaf aan dat de beoogde bevoegdheden van het EOM zeer beperkt zijn.  

Rupsje-nooit-genoeg

Senator Wezel (SP) betoogde dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de minister in Brussel een mildere toon over dit voorstel aanslaat dan in Den Haag. Wezel stelde dat steeds meer burgers zich tegen soevereiniteitsoverdracht keren. Het is weliswaar goed dat er binnen de EU wordt samengewerkt, maar dit hoeft niet te betekenen dat nationale bevoegdheden worden afgestaan. De beslissing tot vervolging komt immers bij het EOM te liggen en niet bij het nationale Openbaar Ministerie. Dit zou volgens de senator bij het Nederlands OM moeten blijven. Het feit dat het om Europees subsidiegeld gaat, betekent volgens de senator niet dat het een internationale aangelegenheid is. Wezel: "De EU gedraagt zich als een rupsje-nooit-genoeg."

Principiële en praktische bezwaren

Senator Sietsma (ChristenUnie) gaf aan dat zijn fractie niet onderkent dat de EU bevoegdheden moet hebben op het gebied van opsporing. Dit is geen logisch vervolg op de EU-bevoegdheden op het gebied van wetgeving en bestuur. Vanuit dit principiële motief heeft zijn fractie bezwaren tegen het EOM. Er zijn volgens de senator behalve principiële ook praktische bezwaren. De enorme bureaucratie rondom Europese subsidiepolitiek leidt volgens de senator helaas ook tot fraude. Bovendien is er een risico dat het EOM het nationale OM gaat doorkruisen. De senator vroeg de minister om de Nederlandse bezwaren tegen dit voorstel naar voren te brengen tijdens de eerstvolgende JBZ-Raad.

Zeer nodig

Senator Ten Hoeve (OSF) stelde dat het terugdringen van fraude met EU-middelen zeer nodig is. Het EOM kan dit terugdringen. Dat alleen al is reden genoeg om voorstander te zijn voor het voorstel, aldus de senator. Het Nederlandse Openbaar Ministerie blijft volgens de senator autonoom. Alleen wanneer het om EU-gelden gaat, wordt er met het EOM afgestemd wie tot vervolging overgaat. De kosten van wel of niet meedoen zijn bovendien ongeveer gelijk. De internationale procedures worden makkelijker als Nederland deelneemt in het EOM.

Meedoen is belangrijker dan winnen

Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) stelde in het debat dat hij betreurt dat er in de Eerste Kamer irritatie is ontstaan over de gang van zaken. Aangezien er nog geen definitieve tekst van het voorstel is, zal de minister de Eerste Kamer dan ook niet vragen om een eindoordeel. Op het moment dat er gestemd wordt over het Europese voorstel, zal de minister het oordeel van de Eerste Kamer wel betrekken. De minister gaf toe dat hij dit niet duidelijk gecommuniceerd had. Een negatief oordeel van de Tweede Kamer laat onverlet dat het oordeel van de Eerste Kamer  ook wordt meegenomen door het kabinet.

Het oorspronkelijke voorstel is volgens de minister sterk gewijzigd. De bevoegdheden van het EOM zijn nauwkeurig afgebakend; het EOM kan ook zaken aan nationale autoriteiten overlaten en zijn er meer mogelijkheden tot controle voor de nationale parlementen. Hier denken lidstaten volgens de minister overigens heel verschillend over.

De minister betoogde dat niet-deelname niet in het Nederlands belang zou zijn. Als het EOM doorgaat en Nederland tegenstemt, zal Nederland toch opsporingsverzoeken binnenkrijgen van het EOM. Deelname aan het EOM betekent dat Nederland dan betrokken is bij de verdere ontwikkeling en het praktisch functioneren ervan. Het is niet de bedoeling dat het mandaat van het EOM wordt verruimd. Daar is bovendien unanieme instemming van de lidstaten voor nodig.


Deel dit item: