De Eerste Kamer interpelleert in beginsel dinsdag 21 november 2017 minister Carola Schouten (LNV) over berichten in de media over georganiseerde grootscheepse mestfraude. De plenaire vergadering van de Eerste Kamer heeft dinsdag ingestemd met een verzoek tot een interpellatie van senator Nico Koffeman (PvdD). Koffeman gaf aan, gelet op zijn eerdere vragen over de frauduleuze verwerking van mest in debatten in de Eerste Kamer, zeer te hechten aan het houden van de interpellatie. Hij liet weten ervan af te zullen zien als zijn vragen deze week bij een debat in de Tweede Kamer over hetzelfde onderwerp voldoende aan bod komen. Een aantal senatoren steunde in een toelichting het verzoek; andere senatoren gaven aan een debat met de minister in dit geval meer op de weg van de Tweede Kamer te zien liggen, maar wilden het verzoek niet tegenhouden.
Directe redenen voor het spoedoverleg zijn volgens Koffeman dat zowel de politie (het KLPD), de toezichthouder NVWA als het Openbaar Ministerie constateren dat er sprake is van stelselmatige en georganiseerde wetsovertreding. Koffeman wil bij zijn interpellatie de brief betrekken die de minister op 10 november 2017 heeft gestuurd over de zogenoemde derogatie, de uitzonderingspositie op Brusselse regelgeving die voor Nederland geldt ten aanzien van de melkveehouderij met betrekking tot de mestverwerkingsplicht. De derogatie is in eerdere debatten met de Eerste Kamer nadrukkelijk aan de orde geweest. De Kamer besloot het verzoek te honoreren, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen.
De Eerste Kamer maakt zelden gebruik van het recht van interpellatie. De afgelopen tien jaar is het vier keer voorgekomen. Een van de eerste interpellaties was op 8 april 1850 van senator Hoffman (Conservatief) met minister Johan Rudolf Thorbecke (Binnenlandsche Zaken) over de laatste burgemeestersbenoemingen, de laatste van senator Koffeman op 17 maart 2015 met staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) over uitstel van de algemene maatregel van bestuur grondgebonden veehouderij.
Deel dit item: