Wetsvoorstellen zorg en dwang aangenomen



Dinsdag 23 januari stemde de Eerste Kamer in met drie wetsvoorstellen die te maken hebben met zorg en dwang.

Maandag 15 en dinsdag 16 januari debatteerde de Eerste Kamer met de ministers De Jonge (VWS) en Dekker (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Blokhuis (VWS) over de drie wetsvoorstellen: Wet forensische zorg (32.398 - Wfz), de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996 - Wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399 - Wvggz).

De stemming per wetsvoorstel vindt u hier:

Impressies van de eerste termijn

Senator Dercksen (PVV) memoreerde de bijzondere en lange aanloop van dit debat. Op de laatste dag voor het reces kwam ook nog eens de brief van de minister van VWS met de boodschap dat nu al reparatiewerkzaamheden nodig zijn. De PVV-fractie onderschrijft het pleidooi van de minister dat er een eigen plek in de zorg moet zijn voor verwarde personen. Maar niet in het geval van een misdadiger. Die moet gevangen worden gezet. Dercksen vroeg de minister hoe hij alle partijen die betrokken zijn bij de uitvoering weer aan tafel krijgt. Sommige zijn namelijk al afgehaakt.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid vroeg Dercksen: 'Hoe dan?' Hoe gaat de minister nu toezien op de toepasbaarheid als dat in het verleden al niet lukte? Senator Dercksen vroeg zich ook af of de financiën leidend zijn bij indicatiestellingen? Wie is daar verantwoordelijk voor? Komt er druk op lagere indicatiestellingen? De Tbs-maatregel zou korter moeten vanwege de kosten, maar voor de PVV moet de vraag zijn hoe we onze samenleving veiliger maken. Langer opsluiten lijkt dan veiliger en kostenefficiënter. Dercksen meende dat het Openbaar Ministerie (OM) niet altijd even eenduidig en scherp de doelgroep in beeld heeft. Antisemieten en terroristen worden volgens hem door het OM ook aangemerkt als verwarde personen. Ten aanzien van de Wet forensische zorg vindt de PVV dat de minister moet kunnen ingrijpen. Maar dan moet dat ook wel gebeuren. Nederland wordt er niet veiliger op als rechtbanken de wetten niet volgen, aldus Dercksen.

Van Dijk (SGP) haalde Plato aan: 'Het punt is dat een wet nooit de beste instructie kan geven: ze omvat niet precies wat voor iedereen samen het wenselijkste en rechtvaardigste is.' Volgens de senator blijft de zorgwetgeving stucwerk. Hij vroeg de minister of het niet beter is de wetten te laten ingaan voordat wijzigingen zijn doorgevoerd? Voor de SGP is de uitvoerbaarheid het kernpunt bij deze wetsvoorstellen. De fractie vreest dat het stappenplan onvrijwillige zorg voor zorgmedewerkers onuitvoerbaar zal blijken te zijn. De SGP-fractie in de Tweede Kamer heeft een amendement ingediend waarmee het stappenplan de functie van vangnet krijgt. Van Dijk vroeg of de minister bereid is het amendement alsnog op te nemen in zijn voorstel. De vierde nota van wijziging Wzd introduceert de cliëntenvertrouwenspersoon (CVP). Die moest onafhankelijk zijn van zorgaanbieders. Maar ze moeten niettemin wel de rekening betalen. Waarom is er voor doorbelasting gekozen, vroeg senator Van Dijk.

De SGP steunt de doelstellingen van de Wvggz, maar maakt zich zorgen om de uitvoering. Is er nu onvoldoende instrumentarium om onmiddellijk te kunnen ingrijpen met betrekking tot de observatiemaatregel, vroeg Van Dijk aan de minister. Met betrekking tot de Wfz steunt de SGP het beleid dat de juiste patiënt op de juiste plek komt. De fractie heeft de indruk dat rechters nauwelijks zelfstandig Tbs opleggen als iemand weigert mee te werken aan onderzoek. De SGP vindt dat het mogelijk moet zijn dit af te dwingen.

Senator Baay (50PLUS) onderschrijft van harte de cultuuromslag om zoveel mogelijk dwang te voorkomen en deze pas als ultimum remedium in te zetten. Balans vinden tussen belang patiënt en belang samenleving dient centraal te staan, aldus de 50PLUS-fractie. De fractie heeft vooral naar zorg en dwang gekeken. Door de Wet maatschappelijke ondersteuning uit 2015 zitten veel mensen thuis. De Wzd introduceert een regel dat mensen, ook als zij het daarmee niet eens zijn, gedwongen zorg kan worden opgelegd. Baay vroeg of de minister erkent dat het risico op zorgverlegenheid in een thuissituatie veel groter is. Ten aanzien van de Wvggz vroeg Baay of rechterlijke toetsing bij opname samengaat met Wzd. 

De Tweede Kamer heeft volgens Baay terecht gekozen voor een Wzd-arts. De Wzd-arts moet een extra waarborg vormen voor de rechtsbescherming van de cliënten die onvrijwillige zorg ontvangen. Wel had de 50PLUS-fractie vragen over de afbakening van bevoegdheden tussen de Wzd-arts en zorgaanbieders. Baay kan zich vinden in het voorstel van de minister in zijn brief van 18 december dat ook een gz-psycholoog deze rol op zich kan nemen. 50PLUS is groot voorstander van voorkomen van escalatie door tijdig ingrijpen door de Officier van Justitie. Ten aanzien van de Wfz wilde Baay graag een reactie op het alternatief dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft voorgesteld ten aanzien van het medisch beroepsgeheim.

Senator Bikker (ChristenUnie) stelde dat de nieuwe wetten behandelwetten zijn. De lange aanloopperiode en de vele wijzigingen vormden wel de nodige hoofdbrekens. Een integrale memorie van toelichting zou bijdragen aan de leesbaarheid, aldus Bikker, anders gezegd een leesbare bijsluiter. De ChristenUnie vraagt zich af of twee aparte wetten (Wvggz en Wzd) wel verstandig is. Het gevaar is dat de wetgever steeds weer achter de feiten aanloopt. Bikker vroeg de minister om een reactie. Ten aanzien van de Wzd maakt de ChristenUnie-fractie zich zorgen om de uitvoerbaarheid en de invulling van de nadere regelgeving. De senator vroeg de minister of de verzorgenden zelf ook wel aan tafel zitten wanneer er gesproken wordt over het zorgplan. Zij zijn immers de uitvoerenden.

Wat betreft de Wvggz vroeg Bikker naar de rol van de Officier van Justitie (OvJ). De wet zegt dat de OvJ aanwezig moet zijn bij de behandeling van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij evident is dat dit geen toegevoegde waarde heeft. De ChristenUnie wilde weten wanneer dit evident is en wie dat kan voorspellen. Het wetsartikel dat de meeste vragen oproept is artikel 2.3 Wfz in relatie tot de Wvggz. Hier raken het civielrechtelijke en het strafrechtelijke vermengd, aldus Bikker. Ze vroeg de minister om een toelichting waarom hiervoor gekozen is. Evenals senator Baay wil Bikker een reactie van de minister op het alternatief van de Autoriteit Persoonsgegevens. In dit alternatief wordt het onderscheid tussen straf en maatregel en het medisch beroepsgeheim in stand gehouden.

Senator Don (SP) sprak mede namens de PvdD over de Wzd en de Wvggz. De SP kan zich vinden in de uitgangspunten van de wetsvoorstellen, maar heeft zorgen om de uitvoerbaarheid. Als psychiatrisch verpleegkundige heeft hij in meerdere psychiatrische ziekenhuizen en de Bijlmerbajes gewerkt. Al jaren groeit het aantal dwangmaatregelen. Dit is een ongewenste ontwikkeling, aldus Don. Onderzoek is nodig om te komen tot een goed actieplan tegen dwangzorg. Waarom zijn de GGZ-aanbieders eigenlijk niet verplicht om hun dwangmaatregelen inzichtelijk voor derden te maken, vroeg hij de minister.

Ook wilde hij van de minister weten hoe uitholling van het begrip ultimum remedium kan worden voorkomen? Hoe zit het met de invulling van het criterium 'ernstig nadeel'? Hoe dient dit ingevuld te worden? Bestaat er een verschil in wilsbekwaamheid tussen mensen met of zonder psychiatrisch ziekte? De praktische impact van deze drie wetten zal voor de uitvoeringspraktijk groot zijn, aldus senator Don.

SP-fractiegenoot Wezel ging in op de Wfz. Ze refereerde aan de wachtlijsten in de specialistische jeugdhulp en wilde van de ministers weten of de tijdelijke beschikbaarstelling van de 45 miljoen en de voorstellen van dit kabinet afdoende zijn? Ook vroeg zij of er een verbinding is tussen het haperend GGZ-systeem en de instroom in de forensische psychiatrie? Zijn de ministers het met de SP eens dat er primair steun en zorg moet zijn voor verwarde mensen en geen cel? Naar de mening van de SP is de doorbreking van het medisch beroepsgeheim een te zwaar en ongewenst middel. Ook senator Wezel vroeg de minister het alternatief van de Autoriteit Persoonsgegevens te onderzoeken. Tevens stelde zij vragen over de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De SP-fractie vindt het onbegrijpelijk dat beide inspecties niets met de vragen uit de Tweede Kamer en de maatschappij hebben gedaan in het onderzoek dat zij hebben gedaan in het najaar van 2017.

Senator Schnabel (D66) sprak steun uit voor de nadere uitwerking van het 'verlichte' juridische regime in de Wzd. Ten aanzien van de introductie van de Wzd-arts vroeg Schnabel hoe de minister aankijkt tegen deze verandering van zijn eigen voorstel, veroorzaakt door een amendement van de Tweede Kamer. Dit amendement strekt zich namelijk over veel artikelen in het wetsvoorstel uit. Dat is niet heel erg wenselijk, vond senator Schnabel.

Hij stelde dat ieder van de drie zorg- en dwangwetten de vastlegging en verwerking verlangt van veel gegevens met betrekking tot de patiënt. Tegelijk lijkt het werken met de gegevens op gespannen voet te komen te staan met andere waarden, zoals het medisch beroepsgeheim en de privacy van de patiënt. Schnabel wilde van de ministers weten hoe een betere informatievoorziening over en weer een bijdrage zou kunnen leveren aan zowel de beveiliging van de samenleving als de bescherming van de forensische patiënt tegen zijn impulsen. De D66-fractie hoopt ten slotte dat in de evaluatie van de nieuwe wetten ook aandacht zal worden gegeven aan de vermindering van de administratieve werkdruk.

Senator De Bruijn-Wezeman (VVD), die tijdens dit debat haar maidenspeech hield, refereerde aan de tijd dat ze als verpleegkundige in opleiding in aanraking kwam met een zwaar dementerende patiënt. Ze is haar nooit vergeten. Bezien vanuit de taken van deze Kamer, namelijk het oordelen over de rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van deze wetten, onderschrijven de leden van de VVD-fractie de wetsvoorstellen. Gedwongen zorg is daarbij altijd het ultimum remedium.

Volgens De Bruijn is in het geval van de Wzd een procedure bij de rechter niet de ideale weg, volgens De Bruijn. In geval van ouderen wordt een rechterlijke procedure vaak als straf gezien, alsof men iets heeft misdaan. De VVD-fractie omarmt de voorgestelde wijzigingen in het stappenplan. Ten aanzien van de Wzd-arts vroeg zij de minister bij de evaluatie aandacht te besteden aan de toegevoegde waarde van deze extra schakel.

Ten aanzien van de Wvggz vond De Bruijn het teleurstellend dat de waarborgen bij vrijheid beperkende maatregelen niet rechtstreeks zijn opgenomen. Ook vroeg zij waarom er geen geconsolideerde tekst van de het wetsvoorstel is. Dan waren weggevallen teksten opgevallen, zoals bijvoorbeeld wat nu artikel 13.4 over de bevoegdheden van het OM is, voorheen artikel 14.4. Wat betreft de Wfz is het voor De Bruijn van groot belang of bij verdachten van deze misdrijven wordt vastgesteld of er sprake is van een stoornis. De VVD-fractie vraagt zich af of er nog aanvullende maatregelen mogelijk en nodig zijn, bijvoorbeeld in situaties waarin geen dossier is opgebouwd of op verzoek van betrokkene is vernietigd. De Bruijn deed tot besluit de suggestie van een voorlopige Tbs-maatregel voor onbepaalde tijd tot de veroordeelde wel mee werkt.

Barth (PvdA) sprak mede namens de OSF-fractie. Deze wetten zijn grotendeels een zichtbare stap vooruit volgens Barth. Voor PvdA en OSF is de hamvraag wel of de balans tussen de noodzaak van het bieden van gedwongen zorg voor een menswaardig bestaan, en de borging van mensenrechten en burgerlijke vrijheden bij deze wetten wel voldoende aanwezig is. Het verlenen van gedwongen zorg gaat per definitie gepaard met dilemma's. Wat Barth betreft mag het verlenen van gedwongen zorg nooit een gestolde procedure of het afwerken van een afvinklijstje zijn.

Barth is wel met een grote vraag blijven zitten: is de splitsing van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen in deze Wzd en de Wvggz wel de juiste keus geweest? Daarmee is met name de externe rechtsbescherming tussen mensen in de GGZ enerzijds en de VG- en ouderenzorg anderzijds uit elkaar gaan lopen, aldus Barth. Twee wetten met verschillende regimes veroorzaken dat de kwetsbaarste mensen tussen wal en schip belanden of geen passende zorg zullen ontvangen.

Ten aanzien van Wfz blijft Barth moeite houden met de mogelijkheid om het medisch beroepsgeheim van weigerende observandi opzij te schuiven. Ze vroeg daarom - net als collega's dat eerder deden - wat de minister vindt van het alternatief van de Autoriteit Persoonsgegevens. Van de staatssecretaris wilde ze weten wat de situatie is ten aanzien van de wachtlijsten in de GGZ. Tot besluit wilde ze weten van de bewindspersonen of zij bereid zijn na de tweejaarlijkse evaluatie ook nog elke vijf jaar te evalueren.

Senator Oomen (CDA) stelde de wetsvoorstellen in een historisch kader. In de wetsgeschiedenis valt op dat het belang van de patiënt steeds centraler komt te staan. Eerst waren de wetten er vooral op gericht de samenleving te beschermen tegen de patiënt. Dat is de loop der tijd steeds verder omgedraaid. Oomen vroeg de ministers of het voor de leesbaarheid van de wetsvoorstellen niet beter zou zijn als steeds dezelfde terminologie wordt gebruikt. Ook wilde zij graag een reactie van de regering op de brief van de Autoriteit Persoonsgegevens.

Ten aanzien van de Wvggz zei Oomen dat deze veel meer gericht is op het voorkomen van verplichte zorg. Dit past in het huidige tijdsbeeld en doet recht aan de ontwikkeling die al langer gaande is. Wat betreft de Wzd steunde Oomen dat ook hier slechts gedwongen zorg als alle middelen zijn beproefd en onvrijwillige zorg laatste middel. Zorgvuldigheid is van groot belang, maar als dat leidt tot lange procedures dan benadeelt dat de samenleving en de betrokkenen.

Oomen wilde van de minister weten wanneer de afronding van het implementatietraject wordt verwacht. Oomen concludeerde dat zorg en dwang tegengestelde begrippen lijken, maar dat ze in elkaars verlengde liggen. CDA vindt dat deze wetsvoorstellen zo snel mogelijk moeten worden ingevoerd. Uit de evaluatie zal moeten blijken of er voldoende evenwicht is.

Senator Ganzevoort (GroenLinks) behandelde de Wzd en de Wvggz, zijn GroenLinks-collega Strik de Wfz. Ganzevoort schetste het dilemma van de wetsvoorstellen: op het moment dat dwang te pas komt aan de zorgrelatie dan schuurt dat met de gelijkwaardige zorgrelatie. GroenLinks wilde van de ministers weten of de opdeling in drie wetten feitelijk betekent dat het institutionele kader waarin de zorg geboden wordt, bepalend is voor de reikwijdte en gelding van de drie wetten. Het terugdringen van gedwongen zorg moet dan ook doel van beleid en wetgeving zijn, aldus Ganzevoort. Ten aanzien van de ambulante zorg wilde hij van de minister weten hoe indirecte en direct vormen van dwang buiten een instellingscontext kunnen worden gecontroleerd.

Senator Strik (GroenLinks) stelde dat het civiele kader voorrang heeft boven het strafrechtelijke. Ze onderschreef het uitgangspunt dat een vergelijkbare psychische problematiek noodzaakt  tot een vergelijkbare behandeling. Ten aanzien van de zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens gaf zij aan dat de minister de GroenLinks-fractie nog niet overtuigd heeft van de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit van het doorbreken van het medische beroepsgeheim. GroenLinks begrijpt de haast en urgentie van het kabinet, maar ziet ook de nadelen en risico's van invoering van een ingrijpende stelselwijziging die wellicht enkele jaren later alweer op de schop gaat.

Impressies eerste termijn kabinet

Minister De Jonge (VWS) gaf aan dat de behandelde wetten niet de minste zijn in complexiteit en in de mate waarin ze ingrijpen in het leven van mensen. Volgens hem worden hiermee niettemin belangrijke stappen voorwaarts gezet voor cliënten. Tegelijkertijd erkende hij dat de bewindslieden bij hun aantreden eind 2017 aarzelingen hadden zoals de Kamer die ook verwoordde, bijvoorbeeld over de vraag of er wel verschillende wettelijke regimes zouden moeten blijven bestaan.

Volgens De Jonge zijn er goede argumenten om te kiezen voor verschillende regimes voor verschillende doelgroepen, omdat bijvoorbeeld de betrokkenheid van ouders en de mate van zelfstandigheid uiteen kunnen lopen en één wet voor alle doelgroepen ten koste zou kunnen gaan van de uitvoerbaarheid. Daarom is besloten de wetten eerst naast elkaar te laten bestaan en pas bij de evaluatie te bekijken of nadere integratie nodig is, zo betoogde de minister. Je zult altijd verschillen houden, bijvoorbeeld of iedereen gediend is met hetzelfde traject. Het gaat meer om ieder het zijne dan ieder hetzelfde, aldus De Jonge, die - daarnaar gevraagd - niet meteen afwijzend stond tegenover de suggestie om uiteindelijk met één wettelijk kader te komen met differentiërende regels voor verschillende doelgroepen.

De evaluatie gaat volgens De Jonge over zes zaken, te weten: de eventuele meerwaarde van één wettelijk kader, of de administratieve lasten verder omlaag kunnen, de onderlinge relatie tussen de wetten en welke in voorkomende gevallen voorgaat, de toegevoegde waarde van de Wzd-arts, de werking van het zorgplan en het aanpakken van de cultuur van zorg uit handen nemen.

Staatssecretaris Blokhuis, verantwoordelijk bewindspersoon voor de GGZ, sprak uit dat hij stigmatisering van GGZ-patiënten wil tegengaan. Hij geeft de voorkeur aan 'mensen met verward gedrag' boven verwarde personen. Het gaat om iemand met verward gedrag om wie je je zorgen maakt. Het kan ook iemand zijn met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. In beide voorstellen staat goed omschreven om wie het gaat als wordt gesproken over mensen met verward gedrag.

Ten aanzien van de harmonisering van de drie wetsvoorstellen gaf Blokhuis enkele voorbeelden waar dat is gebeurd. Het begrip zorg is gedefinieerd vanuit de inhoud, in alledrie de wetsvoorstellen, en niet financieel zoals eerst bij twee van de drie voorstellen het geval was. Ook gedwongen zorg is in de drie voorstellen geharmoniseerd, evenals het begrip 'ernstig nadeel'.  

De staatssecretaris erkende dat een goed implementatietraject essentieel is. Voor de drie wetsvoorstellen wordt daarom een implementatietraject met de betrokken veldpartijen ingezet.

Minister Dekker (Rechtsbescherming) ging vervolgens uitgebreid in op de zorgen van een groot deel van de Kamer over de voorstellen die de weigerende observandi betreffen en de wettelijke doorbreking van het medisch beroepsgeheim. Dekker gaf aan dat gemiddeld op jaarbasis 200 verdachten ter observatie worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum, waarvan ongeveer de helft weigert. Om die reden is dit nu opgenomen in Wfz. De doorbreking van het medisch beroepsgeheim kan alleen bij zeer zware misdrijven. De gegevens mogen niet gebruikt worden in strafproces, maar zijn alleen om vast te stellen dat het wenselijk is dat tbs wordt opgelegd. Is dat het geval, dan straf opleggen en als er sprake is van een stoornis iemand op de juiste plek onderbrengen. Met deze wettelijke doorbreking van het medisch beroepsgeheim moet terughoudendheid worden betracht.

Ten aanzien van het voorstel van de Autoriteit Persoonsgegevens gaf de minister aan het interessant te vinden, maar niet op korte termijn te willen invoeren. Wel zegde hij toe er serieus naar te willen kijken. Hij wil de illusie wegnemen dat het een eenvoudige vervanging is. Je kunt een verdachte niet verplichten mee te werken, maar je kunt wel proberen op een andere manier aanwijzingen te vinden, zoals in de eerdere zorggeschiedenis, aldus Dekker.



Deel dit item: