Dinsdag 19 februari debatteerde de Eerste Kamer in derde termijn van het beleidsdebat over de Staat van de Rechtsstaat. Het debat was een heropening van het debat dat in mei 2018 plaatsvond. Tijdens het debat zijn zeven moties ingediend en twee aangehouden moties behandeld. Stemming over de moties vindt plaats op 5 maart a.s.
De negen woordvoerders Justitie en Veiligheid die met de ministers Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en Dekker voor Rechtsbescherming in debat gingen, spraken onder meer over de toegang tot de rechtspraak, de digitalisering van de rechtspraak, uitbreiding van het spreekrecht, besluitvorming bij strafbeschikkingen en jihadisten.
Gedurende het debat werden zeven moties ingediend, naast de twee moties die in mei 2018 waren aangehouden. Het betrof de motie-Duthler c.s. die de regering verzocht na te gaan op welke wijze in internationaal verband de uit onderzoek naar digitalisering van de rechtspraak voortvloeiende acties opgepakt kunnen worden en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren. De minister zegde dit onderzoek toe. De tweede aangehouden motie betrof de motie-Ruers c.s. die de regering verzocht om de Wet op de rechterlijke organisatie 2002 fundamenteel tegen het licht te houden, teneinde een evenwichtige positie van de rechterlijke macht binnen de trias politica te waarborgen en over de uitkomsten hiervan te rapporteren aan de Eerste Kamer. Deze motie werd ontraden.
De zeven nieuwe moties betroffen de motie-Dercksen c.s. die de regering verzocht zo spoedig mogelijk met regelgeving te komen die het mogelijk maakt om criminele asielzoekers in een volledig afgesloten inrichting onder te brengen, mede ten doel hebbend om tot zeer spoedige terugkeer naar het land van herkomst te komen. Deze motie werd ontraden. In de motie-Backer c.s. werd de regering verzocht een visie op de toekomst van de rechtelijke macht als onderdeel van de trias te ontwikkelen en op korte termijn daarmee consistente beleidsmaatregelen voor te bereiden. Ook deze motie werd ontraden. In de tweede motie-Backer c.s. sprak de Kamer uit dat indien een fundamentele verandering van de toegang tot gefinancierde rechtsbijstand voor de rechtzoekende wenselijk zou zijn, deze verandering per wet in formele zin zal dienen te geschieden. Hierbij liet de minister het oordeel aan de Kamer.
In de motie-Strik c.s. werd de regering verzocht om de eigen bijdrage voor de door rechtszoekende aangevraagde rechtshulppakketten niet te verbinden aan het al dan niet volgen van het niet-bindend advies van de poortwachter. De minister ontraadde deze motie. De motie-Van Dijk c.s., betrekking hebbend op het intrekken van het Nederlanderschap, verzocht de regering de verplichting van de minister - namelijk het ambtshalve verrichten van een handeling die leidt tot rechterlijke toetsing van zijn eigen intrekkingsbesluit - te heroverwegen en de Kamers hiervan vóór 1 september 2019 nader te informeren. Deze motie werd eveneens ontraden. De motie-Vlietstra c.s. werd door de minister overbodig verklaard omdat de bestaande rechtbanken en gerechtshoven in stand worden gehouden. De laatste motie, de motie-Van Bijsterveld c.s., waarin de regering werd verzocht om in de begroting van 2020 met voorstellen te komen ten behoeve van het goed functioneren van de rechtsstaat, werd tenslotte ook ontraden door de minister.
De Kamer stemt dinsdag 5 maart over de negen moties.
Deel dit item: