De Eerste Kamer behandelde dinsdag 12 maart 2019 het initiatiefwetsvoorstel-Verhoeven Vervallen enkele bijzondere bepalingen over belediging staatshoofden en andere publieke personen en instellingen. Gedurende het debat bleek er onduidelijkheid over de uitvoering van de consultatie van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De kernvraag daarbij was of dit wetsvoorstel dusdanig ingrijpend is dat consultatie van Curaçao, Aruba en Sint Maarten had moeten plaatsvinden voor de behandeling door de Kamers. Een brief van de gevolmachtigd minister van Sint-Maarten die de Kamer dinsdag tijdens het debat ontving, was hiervoor de aanleiding. Een deel van de Kamer vond consultatie nodig, een ander deel was het eens met de initiatiefnemer, het Tweede Kamerlid Verhoeven, die zijn voorstel niet ingrijpend vond. Vandaar dat uit het debat twee moties voortkwamen, waarover dinsdag 19 maart wordt gestemd, alsook over het wetsvoorstel zelf.
De motie-Bikker c.s. verzocht de indiener op grond bepalingen in artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk de andere landen binnen het Koninkrijk, Curaçao, Aruba en Sint Maarten, te vragen hun zienswijzen in te dienen alvorens de beraadslaging over dit initiatiefvoorstel af te ronden. Dit gelet op het feit dat in ieder geval Sint Maarten het wetsvoorstel als een ingrijpende wijziging ziet en graag haar zienswijze zou willen geven. De indiener vond de motie onnodig omdat hij van mening is dat het voorstel daarvoor niet ingrijpend genoeg is.
De motie-Andriessen c.s. achtte het wenselijk dat de regering, indien het voorstel door de Eerste Kamer wordt aanvaard, in overleg zal treden met de regering van Sint Maarten met het oogmerk de concordantie te bevorderen. De minister van Justitie en Veiligheid die eveneens deelnam aan het debat zegde dinsdag toe in overleg te treden, niet alleen met Sint Maarten, maar met alle drie landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Inhoudelijk spitste het wetsvoorstel zich toe op het afschaffen van de majesteitsstennis, het afschaffen van de bijzondere regeling voor bevriende staatshoofden, het verhogen van het strafmaximum met 1/3 van de tijd en tot slot het klachtvereiste. Met dat laatste wordt bedoeld dat het Openbaar Ministerie (OM) alleen tot vervolging overgaat wanneer het slachtoffer een klacht heeft ingediend. Het wetsvoorstel maakt een uitzondering op voor de Koning, ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers.
Over het wetsvoorstel
Dit initiatiefvoorstel van het Tweede Kamerlid Verhoeven (D66) regelt dat een aantal bijzondere bepalingen in het Wetboek van Strafrecht over belediging staatshoofden en andere publieke personen komen te vervallen. Met dit voorstel - waarbij fysieke bedreigingen wel strafbaar blijven - zijn de Koning, de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens echtgenoot en de Regent toegevoegd aan de opsomming van personen waarvan belediging kan resulteren in een hogere gevangenisstaf. Voor belediging van bovenstaande personen hoeft geen klacht ingediend te worden om tot vervolging over te gaan.
Impressie van het debat
PVV-senator Dercksen richtte zich met name op de regeling voor bevriende staatshoofden. Hij vroeg de indiener en de minister wat een staatshoofd moet doen om geen bevriend staatshoofd meer te zijn. Volgens de wet kan dat alleen wanneer Nederland in oorlog is met het betreffende land. Dercksen vond het een gemiste kans om dat niet ook direct aan te passen in de wet.
Senator Andriessen (D66) stelde vast dat het huidige wetsartikel op meerdere punten wordt gewijzigd, hetgeen een puzzel oplevert. Volgens Andriessen wordt de Koning in onderhavig voorstel niet vogelvrij verklaard. Ze vroeg initiatiefnemer Verhoeven waarom hij de strafmaat voor beledigen van het staatshoofd niet verlaagt. Was dat niet makkelijker geweest dan het huidige voorstel, aldus Andriessen. Volgens de D66-fractie past het voorliggende voorstel wel bij de ontwikkeling van het moderne Koningschap.
VVD-senator Schouwenaar ziet niet direct een probleem waarvoor de wet een oplossing zou moeten zijn. Wel is er de plicht om alert te zijn, aldus de VVD-senator. Zijn fractie staat positief tegenover het aanpassen van het Wetboek van strafrecht aan de huidige tijdgeest.
Senator Bikker (ChristenUnie) noemde de Koning een van de belangrijke instituties van Nederland, dragend voor ons staatsbestel. Bikker noemde de wetssystematiek van het voorstel 'niet op orde'. Volgens de ChristenUnie-senator lijkt de koninklijke waardigheid met dit voorstel pas in het gedrang bij een fysieke aanslag op de Koning. Ze vroeg de indiener waarom hij er niet voor gekozen heeft alleen de strafmaat aan te passen. Ook vroeg zij of er overleg is geweest met de BES-eilanden en de andere landen in het Koninkrijk. De Koning is immers ook hun Koning, aldus Bikker.
50PLUS-senator Nagel beperkte zich in zijn bijdrage tot het deel over de belediging van bevriende staatshoofden. Zijn fractie is blij dat door het schrappen van artikel 118 en 119 de vrijheid van meningsuiting wordt gediend. Hij vroeg de indiener of het begrip 'bevriend staatshoofd' niet meer een eigentijdse invulling moet krijgen.
Senator Verheijen (PvdA) stond positief tegenover het wetsvoorstel. Volgens de PvdA-fractie moet het kritisch kunnen bejegenen van het functioneren van de instituties van de rechtsstaat mogelijk zijn, evenals het kunnen pleiten voor een staatsinrichting waarin voor een bepaalde institutie (het erfelijk koningschap) geen plaats meer is, aldus Verheijen.
OSF-senator Ten Hoeve stelde dat met belediging van de Koning ook het belang van de staat is gemoeid. De staat en de koning zijn niet identiek, volgens Ten Hoeve, maar de Koning verpersoonlijkt, symboliseert wel de staat. Ook noemde Ten Hoeve het 'niet ongepast' dat een vreemd staatshoofd niet zelf in persoon een klacht hoeft in te dienen in het geval van belediging.
Senator Köhler (SP) noemde de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de Nederlandse rechters richtinggevend. Met dit initiatiefvoorstel wordt volgens de SP-senator tegemoet gekomen aan de uitspraak van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa dat lidstaten hun wetgeving aanpassen. De SP-fractie steunt het voorstel.
GroenLinks-senator Strik vroeg de indiener en de minister hoe zij in het algemeen aankijken tegen strafbaarstelling van beledigingen. Strik vroeg of dit niet beter buiten het strafrecht kon worden aangepakt. De Koning is volgens Strik naast een persoon ook een machtsinstituut en moet als zodanig ook beledigd kunnen worden. Het wetsvoorstel verlaagt de straf wel, aldus Strik, maar neemt de mogelijkheid tot straffen niet weg. De GroenLinks-fractie ondersteunt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat er geen strafverzwaring nodig is voor beledigen van politici omdat het bij hun functie hoort. Tot slot wilde senator Strik weten waarom de initiatiefnemer de BES-eilanden en Bonaire, Curaçao en Sint Maarten niet heeft geconsulteerd.
Senator Van Bijsterveld (CDA) was het op één punt eens met de initiatiefnemer. Het wetsvoorstel bevat een passend strafvoorstel, aldus de CDA-senator. Verder bleek zij kritisch. Volgens Van Bijsterveld maakt het voorstel helemaal niet duidelijk wanneer belediging strafbaar is. De Koning verdient naar het oordeel van de CDA-fractie extra bescherming door middel van een afzonderlijke delictomschrijving, aldus Van Bijsterveld.
SGP-senator Van Dijk wilde weten of de indiener na behandeling in de Tweede Kamer niet serieus heeft overwogen om zijn wetsvoorstel in te trekken, na alle wijzigingen aan het originele voorstel. Van Dijk vroeg of de indiener zich nog herkent in zijn aanvankelijke ideaal. Volgens de SGP-fractie is de Koning in feite weerloos en kan hij zich niet verweren op dezelfde wijze als gewone burgers. Senator Van Dijk vroeg tot slot aan de minister of de belediging van de ex-koning niet als afgeleide majesteitsschennis zou moeten worden aangemerkt.
Beantwoording initiatiefnemer Verhoeven en minister Grapperhaus
Tweede Kamerlid en initiatiefnemer Verhoeven betoogde dat er moet altijd ruimte moet zijn voor een publiek debat, met ruimte voor emoties en voor uitingen daarvan. Het in de juiste balans houden van grondrechten heeft altijd prioriteit, aldus Verhoeven. Het gaat alleen om belediging, geweld valt er buiten. Ook bij de aanpassing van belediging van een bevriend staatshoofd is de hoofdinzet modernisering.
Volgens Verhoeven heeft het wetsvoorstel niet de reikwijdte - en ook nooit gehad - die senator Dercksen voorstaat. Op de vraag van senator Van Dijk antwoordde Verhoeven dat hij nooit heeft overwogen het wetsvoorstel in te trekken na behandeling in de Tweede Kamer, ook niet na de vele wijzigingen. Ten aanzien van de vragen van de senatoren van Strik en Bikker over de consultatie van de BES-eilanden en de overige landen in het Koninkrijk antwoordde Verhoeven dat zijn politieke weging was dat het wetsvoorstel niet ingrijpend genoeg was om hen te consulteren.
Minister Grapperhaus toonde zich namens de regering positief over het wetsvoorstel. Volgens hem is het voor de regering belangrijk dat de strafbaarstelling van de belediging van het staatshoofd blijft bestaan. Iedereen heeft recht op respect voor zijn goede naam. De overheid moet niet alleen de fysieke integriteit, maar ook de morele integriteit beschermen, aldus Grapperhaus.
Deel dit item: