De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 28 mei met minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) over het wetsvoorstel om in de Gemeentewet en de Provinciewet een ruimere ontheffingsmogelijkheid op te nemen voor wethouders en gedeputeerden van de vereiste in hun gemeente respectievelijk hun provincie te wonen. Nu geldt die ontheffing voor een jaar en die kan verlengd worden; de minister wil dat meteen voor vier jaar ontheffing verleend kan worden. De drie partijen die in het debat het woord voerden - VVD, PVV en SP - hadden felle kritiek op het wetsvoorstel. De stemming is op dinsdag 4 juni.
Impressie van het debat
"Bestuurlijk hobbelpaard van de baantjescarrousel"
Senator Van Hattem (PVV) noemde de voorgestelde ruimere ontheffingsmogelijkheid "het bestuurlijk hobbelpaard van de baantjescarrousel" en voorzag een verdere stijging van de omvang van het circuit van technocratische bestuurders zonder lokale of provinciale binding, nu 17% van de wethouders of gedeputeerden. "Hoe kan een wethouder deel uitmaken van een lokale gemeenschap en daar voeling mee houden als die niet bereid is daar te gaan wonen?", zo vroeg Van Hattem zich af. Hij noemde het voornemen van de minister in strijd met de bedoeling van de wetgever met de ontheffingsmogelijkheid: de huidige overgangstermijn is bedoeld om het reëel mogelijk te maken aan het vereiste van ingezetenschap te voldoen, aldus de PVV-senator. De motiveringsplicht voor de ontheffing noemde hij "een dode letter" omdat ieder willekeurig argument kan worden aangedragen. Van Hattem vroeg de minister naar haar oordeel over wethouders die, naar hun eigen zeggen, momenteel zonder ontheffing werkzaam zijn in een gemeente. "Hadden die geen ontslag moeten nemen?", zo wilde Van Hattem weten.
"Waar ligt de grens van de uitzondering?"
Senator Huijbregts-Schiedon (VVD) gaf aan dat van bestuurders wordt verwacht dat zij leven en wonen dichtbij de mensen die zij besturen. Het woonplaatsvereiste voor bestuurders heeft daarbij een nuttige functie en moet dus blijven. Huijbregts-Schiedon achtte het bovendien zeker niet uitgesloten dat hierna nog een keer op pragmatische gronden de uitzondering verruimd wordt. "Waar ligt de grens van de uitzondering?" De VVD-senator wees er bovendien op dat het vereiste wel geldt voor de burgemeester en Commissaris van de Koning. "Wat is het bestuur nog waard als er ongeclausuleerd uitzondering op kan worden gemaakt. De uitzondering op de uitzondering wordt hiermee dus wettelijk geregeld", zo betoogde Huijbregts-Schiedon. Een uitzondering moet een uitzondering blijven, zo hield zij de minister voor; de voorgestelde verruiming is volgens haar een volgende stap in de uitholling van dit principe.
"Aantal bestuurders van buiten is groeiende"
Senator Köhler (SP), die mede namens de PvdD sprak, hekelde de motivering die het wetsvoorstel stelt voor de ontheffing. "Aan de motivering zijn geen vereisten gesteld; 'de beste kandidaat als motivering volstaat'", zo stelde Köhler. Hoe kan de minister dan volhouden dat de hoofdregel van handhaving van het ingezetenschap gehandhaafd blijft, zo vroeg de SP-senator zich af. Hij had ook stellig de indruk dat het aantal bestuurders 'van buiten' groeiende is. "Straks hoeven ze ook niet meer te verhuizen", aldus Köhler.
De SP-senator wees er ook dat de bevoegdheid van de gemeenteraad (en de staten) om de ontheffing met telkens een jaar te verlengen betekent dat die uiteindelijk voor de gehele periode van vier jaar geldt. "Langer dan een burgemeester een ontheffing kan krijgen." Köhler voorspelde dat de ambtelijk manager, de technocraat als gemeentebestuurder waarvoor gewaarschuwd wordt, straks steeds meer gewoon zal worden. Hij vond dat vanwege de noodzakelijke band met de samenleving slecht voor de democratie. Ook de mogelijkheid tot het aantrekken van commissievoorzitters van buiten de raad vond Köhler in dat licht geen verbetering.
Minister: "Rechtdoen aan lokale autonomie"
Minister Ollongren gaf aan dat het wetsvoorstel voortkomt uit een wens van de Tweede Kamer om de gemeenteraad (en de staten) meer bevoegdheid te geven een oordeel te vormen over de duur van de ontheffing. "Meer ruimte voor lokaal maatwerk en rechtdoen aan de lokale autonomie", aldus Ollongren. Volgens haar was er in de Tweede Kamer brede steun dat niet de wetgever maar de raad het beste in staat is te beslissen over de duur van de ontheffing. Zij gaf daarnaast aan dat er ook druk van gemeenten en de VNG is om het anders te doen. Zij noemde voeling en binding met de lokale gemeenschap "enorm belangrijk" maar gaf tegelijkertijd aan dat de gemeenteraad dat het beste zelf kan beoordelen. Zij erkende wel dat sprake is van een principiële keuze: niet de wetgever maar de raad bepaalt het voortaan. Op het verwijt van PVV-senator Van Hattem dat democratisch gekozen volksvertegenwoordigers gepasseerd worden als ook commissievoorzitters van buiten aangesteld kunnen worden, reageerde de minister door te stellen dat door het uitbesteden van procedureel werk lokale politici meer tijd hebben voor het echte raadswerk. Zij zag er geen uitholling van de lokale democratie in, zoals Van Hattem had betoogd.
De minister erkende dat er vier wethouders 'van buiten' actief zijn zonder ontheffing en dat dit in strijd is met de wet, maar zij was niet van plan er zelf iets aan te doen. De gemeenteraad moet dat zelf doen, aldus Ollongren: "Ik ga ervan uit dat de gemeenteraad hier zelf actie op onderneem", waarmee zij in ieder geval senator Van Hattem niet kon overtuigen.
Kamer blijft in tweede termijn bij haar kritiek
Senator Van Hattem verklaarde in tweede termijn achter dat zijn fractie het wetsvoorstel niet zal steunen. "De regeling wordt een dode letter zo, de stok de deur om te verhuizen verdwijnt." Hij noemde het wetsvoorstel alles bij elkaar totaal niet overtuigend.
Senator Huijbregts-Schiedon gaf in tweede termijn aan best wel eens een debat te willen zien over de positie van en de verandering in het lokale bestuur en welke consequenties dat heeft. "Iedere keer wordt er wat gerepareerd aan het huis van Thorbecke, het is toch jammer dat we niet wat meer verbanden kunnen leggen; dit doet geen goed aan de constructie van het huis." Zij gaf ten slotte aan vertrouwen te hebben in de gemeenteraad, maar dat het aan de wetgever is de ruimte te bepalen waarbinnen gemeenten die keuzevrijheid hebben en de voorwaarden daarbij en dit is een ongeclausuleerde keuze." Dat is niet de taak van de wetgever. Als we met elkaar vinden dat het woonplaatsvereiste de basis is van de lokale democratie, dan zullen we voorwaarden moeten verbinden aan die ontheffing, of we laten het helemaal over aan gemeenten, maar dan moet het ook zo geregeld worden, aldus senator Huijbregts-Schiedon.
Senator Köhler toonde zich teleurgesteld in de beantwoording van de minister en verweet Ollongren dat die niet erg consequent redeneerde. Als de minister zo voor maatwerk en versterking van de lokale democratie had ze eerlijk moeten zijn en gemeenten de autonomie moeten geven om het woonplaatsvereiste helemaal niet meer van toepassing te verklaren. Nu worden kleine uitzonderingen op pragmatische gronden als gelijkwaardig naar voren gehaald, en dat willen wij niet, aldus Köhler. Hij noemde het een misverstand dat de minister niet de toezichthouder is gemeenten de wet overtreden. Köhler adviseert zijn fractie en die van de PvdD tegen het wetsvoorstel te stemmen.
Minister Ollongren herhaalde in tweede termijn nog eens dat binding met de lokale gemeenschap essentieel is maar dat wethouders van buiten ook goed in staat zijn hun werk te doen. Zij sprak tegen dat het wetsvoorstel een verruiming van het woonplaatsvereiste is, het gaat slechts om meer ruimte om ontheffing te verlenen, aldus de minister. Zij is zelf geen voorstander om het hele woonplaatsvereiste te schrappen. "Iets van de restrictie wordt opgeheven maar aan het vereiste wordt niet getornd." De senatoren overtuigde dit allerminst. Huijbregts-Schiedon: "Het woonplaatsvereiste wordt impliciet opgeheven met dit wetvoorstel"; "Het ijs wordt steeds een klein beetje warmer en op een gegeven moment is het geen ijs meer maar water", aldus senator Köhler.
Ten slotte stelde Ollongren - tegenover het verwijt dat zij niks doet tegen wethouders die zonder ontheffing in functie zijn - dat zij geen specifieke bevoegdheid heeft ten aanzien van besluiten van de gemeenteraad. Senator Van Hattem stelde daar tegenover dat de minister bij taakverwaarlozing door een gemeente wel degelijk kan ingrijpen, maar volgens Ollongren is in deze geen sprake van taakverwaarlozing en was zij ook niet van plan actie te ondernemen tegen de in gebreke blijvende gemeenten.
Over het wetsvoorstel
Dit voorstel wijzigt de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van gemeenteraden en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het woonplaatsvereiste voor wethouders en gedeputeerden. In plaats van de huidige ontheffingssystematiek die een verplicht tijdelijk karakter kent, wordt voorgesteld een ongeclausuleerde bevoegdheid toe te kennen inzake het verlenen van ontheffing. De verruiming maakt meer maatwerk mogelijk bij beslissingen inzake de ontheffingen en doet zo meer recht aan het beginsel van de lokale en provinciale autonomie.
Deel dit item: