Debat verdringingstoets opnieuw geschorst



Het plenaire debat in de Eerste Kamer met het Tweede Kamerlid Karabulut en minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het initiatiefwetsvoorstel Wet verdringingstoets is dinsdag na de tweede termijn opnieuw geschorst. Het debat was in 2018 na de eerste termijn aangehouden op verzoek van Karabulut in afwachting van aanvullend onderzoek naar onder meer de effectiviteit en de uitvoering van het voorstel. Ondanks het aanvullende onderzoek bleef de Kamer ook dinsdag in de hervatting van het debat kritisch op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Om die reden zegden Karabulut en de minister toe om een brief naar de Kamer te sturen over de uitvoerbaarheid en daarover ook te rade te gaan bij UWV en gemeenten.

In afwachting van de resultaten van dat onderzoek besloot de Kamer het debat op voorstel van senator Van Gurp (GroenLinks) te schorsen. Na ontvangst van een brief zal de derde termijn van het debat plaatsvinden. Hoogstwaarschijnlijk met een andere woordvoerder namens de Tweede Kamer omdat Karabulut niet verkiesbaar is bij de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart a.s. en dus niet terugkeert in de Tweede Kamer.

Doel van het initiatiefwetsvoorstel is het tegengaan van ongewenste verdringing op de arbeidsmarkt door het introduceren van een verdringingstoets. Deze toets moet werknemers in loondienst en zelfstandigen zonder personeel beschermen tegen oneerlijke concurrentie door onbetaalde of laagbetaalde (gesubsidieerde) arbeidskrachten. Tegelijkertijd is het de bedoeling dat mensen met een uitkering op basis van de Participatiewet kansen behouden op een betaalde baan.

De Eerste Kamer debatteerde op 6 maart 2018 al met de initiatiefneemster en met de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het voorstel. In dat debat was er veel kritiek op de noodzaak, de effecten en de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Na de eerste termijn werd de plenaire behandeling op verzoek van Karabulut aangehouden, zodat zij de tijd kreeg om zorgvuldig in te kunnen gaan op de kritiek vanuit de Kamer. Dinsdag bleef de Eerste Kamer kritisch, met name op de summiere onderbouwing en de uitvoerbaarheid van het voorstel. Minister Koolmees uitte in zijn reactie ook twijfels over de eventueel negatieve gevolgen van het wetsvoorstel op gesubsidieerde banen en gaf aan daar met de initiatiefneemster nader naar de willen kijken.

Impressie tweede termijn Kamer

GroenLinks-senator Van Gurp vroeg zich af of deze maatregel een bestaand probleem oplost en of deze oplossing geen nieuwe problemen creëert. De wet vraagt nogal wat van gemeenten, aldus Van Gurp. Hij uitte ook twijfels over de uitvoerbaarheid. GroenLinks zou graag een nadere argumentatie en een nadere uitvoeringstoets zien om een definitief oordeel te kunnen vellen.

PvdA-senator Sent was evenmin overtuigd dat het wetsvoorstel het juiste middel is om doel te bereiken. De PvdA vreest dat het wetsvoorstel in praktijk alleen maar voor meer regeldruk zorgt. Volgens Sent is het onwenselijk dat effectieve re-integratie-instrumenten gehinderd of geheel belemmerd worden door de verdringingstoets.

Volgens SP-senator Kox geeft dit wetsvoorstel op eenvoudige wijze inhoud aan het verbod op verdringing in de participatiewet. In de systematiek die is vastgelegd moeten gemeenten dat controleren, maar dat gaat nog niet goed, aldus Kox. De SP kiest alles afwegende voor de zekerheid die dit wetsvoorstel mensen met een uitkering volgens Kox biedt.

CDA-senator Van Kesteren zei sympathiek te staan tegenover de gedachte achter het wetsvoorstel, maar niet overtuigd te zijn van de noodzaak op dit moment. De CDA-fractie vreest dat de verdringingstoets plaatsing van mensen vanuit de Participatiewet zal belemmeren. Van Kesteren zei verder te verwachten dat het voorstel veel bureaucratie met zich mee brengt en niet effectief zal zijn.

VVD-senator Van der Burg vroeg verdere toelichting op de uitvoerbaarheid. Ook vond hij de door de initiatiefneemster overlegde rapporten van onder meer de FNV en de SP onvoldoende: "Ik heb echt wel beter werk gezien dan het rapport dat de SP heeft gemaakt om uw verhaal te ondersteunen. Dit kan echt beter, zeker in het licht van het feit hoe moeilijk de participatiewet bij uw partij ligt."

Volgens D66-senator Stienen vroeg ook aandacht voor de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Volgens haar is het door het ontbreken van een uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel lastig te beoordelen welke administratieve en financiële gevolgen dit wetsvoorstel heeft voor gemeenten. Ze vroeg welke hardheidsclausule in een mogelijke Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ter uitvoering van het wetsvoorstel zou kunnen worden opgenomen om deze zorgen weg te nemen.

OSF-senator Raven stelde vast dat veel van de ontvangen adviezen kritisch zijn. Hij had zelf een kleine steekproef gehouden onder de regionale partijen die de achterban van de OSF vormen. Daaruit kwamen ook met name kritische reacties. Met name gemeenten krijgen te maken met deze wet, en ook uit gemeenten komt volgens hem het advies niet akkoord te gaan omdat men verdringing zelf al tegengaat middels eigen verordeningen, aldus Raven.

SGP-senator Schalk zag ook geen overtuigende noodzaak voor deze wet. Hij was vooral benieuwd naar het oordeel van de minister. Drie jaar geleden werd het wetsvoorstel door toenmalig staatssecretaris met klem ontraden. Wat is nu oordeel van deze demissionaire minister, vroeg Schalk.

Senator Van Pareren (Fractie-Nanninga) zei dat het toepassen van criteria ook als consequentie kan hebben dat maatschappelijke banen worden opgeofferd om zo te voldoen aan de verdringingstoets Hij zag dan ook nogal veel haken en ogen. Van Pareren vroeg hoe groot de groep werknemers is die verdrongen wordt en of er niet al voldoende handvatten bij gemeenten zijn om verdringing tegen te gaan.

ChristenUnie-senator Huizinga-Heringa vroeg of de situatie zo ernstig is dat de rijksoverheid de beleidsvrijheid van gemeenten moet aantasten met het dwingend opleggen van dit instrument. Tot nu toe is zij niet overtuigd. Hoe groot het probleem van verdringing is, is onduidelijk, aldus Huizinga-Heringa. Ook voorziet zij een grote bureaucratisering bij gemeenten.

Beantwoording door initiatiefnemer en minister

Initiatiefnemer Karabulut antwoordde dat ze niet precies weet hoe groot het probleem is, maar dat er voldoende signalen zijn dat verdringing plaatsvindt. Het zou om duizenden gevallen gaan. Ruim voldoende om wetgeving voor te maken, te veel om te negeren, aldus Karabulut. Ze zei de zorgen van de Kamer over de uitvoerbaarheid heel serieus te nemen. Ook sprak zij haar waardering uit voor wat de gemeenten als uitvoerders van de Participatiewet doen.

Over de door de Kamer gewenste uitvoeringstoets zei Karabulut dat deze allereerst uitgewerkt moet worden in een AMvb. De uitvoerders, met name de gemeenten, krijgen daarbij een belangrijke rol. Hiermee wilde ze tegemoetkomen aan de wens van de Eerste Kamer en ook eventuele verbeteringen per AMvB via beide Kamers door te voeren.

Ten tweede wilde Karabulut aan de zorgen van de Kamer tegemoet komen door de betrokken partijen ruim de tijd te geven om zich voor te bereiden. Daarom stelde ze voor om de wet niet al in 2021 maar pas in 2022 te laten ingaan. Karabulut besloot haar beantwoording met de woorden dat het wetsvoorstel beoogt mensen niet te straffen, maar vooruit te helpen en om werk weer waardevol te maken.

Minister Koolmees noemde het doel van het wetsvoorstel heel sympathiek. In reactie op vragen naar de uitvoerbaarheid zei hij dat het kabinet verschillende wetenschappers en instituten heeft gevraagd de omvang van verdringing in kaart te brengen. De conclusie daarvan is dat de vraag blijft of het veelvuldig voorkomt. Wel wordt nog verder uitgezocht of de verdringingstoets een mogelijke belemmering vormt voor het naar werk toeleiden van mensen.



Deel dit item: