De Eerste Kamer heeft dinsdag 20 december gedebatteerd over een initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer om handicap en seksuele gerichtheid op te nemen als non-discriminatiegrond in artikel 1 van de Grondwet. Het betrof een zogeheten tweede lezing die nodig is voor een wijziging van de Grondwet. Bij een tweede lezing is een twee derde meerderheid nodig in beide Kamers. Op verzoek van senator Van Hattem (PVV) wordt in januari hoofdelijk gestemd over het wetsvoorstel. Dan wordt ook gestemd over een motie van senator Kox (SP) die de regering verzoekt om aan de Staatscommissie Discriminatie en Racisme voor te leggen of het wenselijk is artikel 1 van de Grondwet zo aan te passen dat het algemeen verbod ('discriminatie op welke grond dan ook') vóór de specifieke non-discriminatiegronden (zoals ras of geslacht) wordt geplaatst.
Het debat vond plaats met de initiatiefnemers Hammelburg (D66 Tweede Kamer), Bromet (GroenLinks Tweede Kamer) en De Hoop (PvdA Tweede Kamer) en met minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die optrad als adviseur van het parlement. Al tijdens het debat tekende zich een meerderheid af voor opname van handicap en seksuele gerichtheid in de Grondwet. De voorstanders meenden dat de tijd rijp is om na uitgebreide maatschappelijke discussie deze twee gronden op te nemen in de Grondwet. Voor de tegenstanders lag dat anders. Zij meenden dat het huidige artikel voldoende bescherming biedt en geen nadere specificering nodig heeft.
Het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Hammelburg (D66), Bromet (GroenLinks) en De Hoop (PvdA) beoogt handicap en seksuele gerichtheid als verboden grond van discriminatie aan artikel 1 van de Grondwet toe te voegen. Omdat het een wijziging van de Grondwet betreft, is de procedure extra zwaar. Eerst moeten beide Kamers met een gewone meerderheid instemmen met het voorstel om de Grondwet te wijzigen. Vervolgens moeten beide Kamers, na de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen, opnieuw instemmen. Deze tweede keer is echter een twee derde meerderheid nodig.
Meer nodig dan paar extra woorden
Senator Ganzevoort (GroenLinks) zei dat het verbod op uitsluiting op basis van handicap en seksuele gerichtheid kan worden vastgelegd in wetten, en dat het expliciet opnemen in de grondwet helpt. Maar dat is volgens hem niet voldoende, er is meer nodig dan een paar extra woorden. Het gaat niet alleen om mooie woorden en juridische beroepsmogelijkheden, maar vraagt ook om concrete en proactieve handelingen van de regering om gelijke behandeling in de praktijk te realiseren. Aan de minister vroeg Ganzevoort wat de regering doet om ook op de BES-eilanden gelijke behandeling te bevorderen en of de regering bereid is om ook de andere landen in het koninkrijk te vragen hierop stappen te zetten.
Grondwet is levend document
Senator Dittrich (D66) sprak mede namens de PvdD. Hij zei dat de realiteit weerbarstig is. De Grondwet is een levend document. Over beide gronden is al decennialang gediscussieerd. Opname van beide gronden in de Grondwet is de volgende stap. De situatie van mensen met een handicap is verslechterd, blijkt uit rapporten. Hij vroeg de minister wat de concrete stappen zijn die worden gezet om op Saba, Sint Eustatius en Bonaire de toegankelijkheid voor gehandicapten te verbeteren. Ook wilde hij weten of de minister de routemap naar ratificatie van het VN-verdrag Handicap, over de rechten van mensen met een beperking, uiteen kan zetten. Over seksuele gerichtheid zei Dittrich dat hij hoopt dat door opname van deze grond in artikel 1 van de Grondwet rechters tot een ander oordeel komen, en ook discriminatie door middel van scheldwoorden betrekken in hun oordeel.
Grondwet is normstellend
Senator Van den Berg (VVD) zei dat zijn fractie hecht aan het relatief tijdloze karakter van de Grondwet. Dat heeft de VVD dan ook voor een dilemma gesteld. Het valt volgens Van den Berg te verdedigen dat het nadelig uitvalt voor andere gronden die niet worden genoemd. De Grondwet biedt al stilzwijgend bescherming en er zijn al wetten en internationale verdragen die bescherming bieden. Wetgeving die nu bescherming biedt kan relatief eenvoudig worden veranderd bij de waan van de dag. De Grondwet daarentegen gaat niet mee met de waan van de dag. Maar, zo schetste hij de andere kant van het dilemma, rechtsbescherming is niet de enige functie van de Grondwet. Deze is ook normstellend. We zijn als samenleving verder ontwikkeld. Om het verhaal van de Grondwet in lijn te brengen met die ontwikkeling, is het volgens de VVD wel degelijk passend om artikel 1 uit te breiden met deze gronden.
Onzin
Volgens senator Van Hattem (PVV) wordt met dit wetsvoorstel alleen onzin toegevoegd aan artikel 1. De Grondwet is toch bij uitstek bedoeld voor ons allen. Waarom zou je dan doelgroepen noemen, vroeg hij. Hoe herkenbaar is de Grondwet dan nog voor andere doelgroepen, zoals boeren of mensen die tegen het coronatoegangsbewijs of de avondklok waren. Van Hattem betoogde dat veel mensen met een handicap jarenlang op de wachtlijst voor een woning staan, terwijl statushouders zo een woning krijgen. Bovendien, zo zei hij, wordt weggekeken voor de grootste discriminatoire religie: islam. Zolang de islamisering van Nederland niet wordt tegengegaan is dit voorstel een wassen neus, aldus Van Hattem.
Is artikel 1 nu af?
Senator Kox (SP) zei dat door elke specificering ook de waarde af kan nemen van non-discriminatiegronden die niet zijn opgenomen. Hij vroeg of artikel 1 nu af is. In andere landen, zoals België en Frankrijk, staat in de Grondwet een korte anti-discriminatie bepaling, en is de uitwerking op welke gronden er niet gediscrimineerd mag worden geregeld in verdere regelgeving. Hoe zouden wij in de toekomst het liefst verder gaan met artikel 1? Is nadere verbijzondering te verwachten of eerder inperking (zoals in Frankrijk is gebeurd), zo vroeg Kox.
Moreel exhibitionisme
Volgens senator Nanninga (Fractie-Nanninga) is er sprake van moreel exhibitionisme. Ze gelooft dat de voorstanders goede bedoelingen hebben, maar wat bereiken we met deze puur symbolische grondwetswijziging, vroeg zij. Door het toevoegen van allerlei gronden ontstaat de indruk dat er een limitatieve opsomming is en verliest de bepaling daardoor aan kracht. Als zaken zonder aanziens des persoons gelijk getrokken zouden worden, dan zou de Fractie-Nanninga aan de kant van de initiatiefnemers staan. Artikel 1 behoeft deze uitbreiding niet. De fractie ziet liever dat artikel 1 van alle gronden wordt ontdaan. Iedereen voor de wet en in de wet is gelijk. Discriminatie op welke grond dan ook is niet toegestaan, aldus Nanninga.
'Op welke grond dan ook' voldoende
Senator Schalk (SGP) vroeg van welke gronden kan worden aangetoond dat zij voldoende gedragen worden door de samenleving. Ook hij vroeg of vermelding in de Grondwet wel nodig is. Was het niet beter geweest om de titel van hoofdstuk 1 te wijzigen van Algemene wet gelijke behandeling, wilde hij weten. Schalk was onaangenaam verrast dat de term 'op welke grond dan ook' zoals, die nu in artikel 1 staat, onvoldoende zou zijn. Het lijkt nu een beetje op shoppen in het grotere geheel, aldus Schalk. Hij vroeg of het Europees Hof van de Rechten van de Mens wel met een limitatieve lijst werkt.
Artikel 1 als baken
Volgens senator Talsma (ChristenUnie) is gelijke behandeling niet voor iedereen hetzelfde, maar gaat het juist om mensen die in de knel komen. Discriminatie en ongelijke behandeling komen ook in Nederland helaas nog altijd voor. Bij de Grondwetsherziening van 1983 bleek al dat opname van bepaalde kenmerken zou worden bepaald door maatschappelijke ontwikkelingen. Dat is iets anders dan de waan van de dag, zei hij in de richting van de VVD. Die redenering spreekt de ChristenUnie nog steeds aan en daarom oordeelde de fractie positief over het initiatiefwetsvoorstel. Talsma steunt juist de toevoeging van de beide gronden omdat artikel 1 dient als baken, als norm. Tot slot vroeg hij waar de regering en het parlement moeten bijschakelen om er zo goed mogelijk voor te zorgen dat mensen niet worden uitgesloten of gediscrimineerd.
Ook symbolisch belangrijk
Senator Koole (PvdA) zei dat de boodschap van de regering niet duidelijk is. Hij wees op minister Helder die bij het WK Voetbal in Qatar geen OneLove-armband droeg. Koole vroeg de indieners of zij de reikwijdte kunnen noemen van de beide gronden. Vallen langdurig zieken bijvoorbeeld onder handicap, en pedofilie juist niet onder seksuele gerichtheid? Hij noemde de opname van beide gronden van groot belang, ook om een symbolische reden. Voorts wees hij er op dat er nog veel moet veranderen in de praktijk. Hij vroeg de minister of het niet eens tijd wordt voor een speciale bewindspersoon voor antidiscriminatiebeleid.
Waarom geen andere gronden
Senator Otten (Fractie-Otten) zei dat de Grondwet toe is aan een grondige modernisering, zoals is gebeurd in 1848 en in 1983. 'Op welke grond dan ook' is er ingekomen door de confessionele partijen. Discriminatie op grond van handicap en seksuele gerichtheid is onaanvaardbaar en daarom zal zijn fractie ook in tweede lezing voor dit wetsvoorstel stemmen. Hij wilde wel weten of andere gronden die niet zijn opgenomen een lagere prioriteit hebben. Als voorbeeld noemde hij social origin . Ook de non-discriminatiegrond 'politieke overtuiging' is in Nederland vaak een dode letter. Hij wees in dit verband op publieke functies waarop vaak mensen uit gevestigde politieke partijen worden benoemd. Hij vroeg de initiatiefnemers en de minister om een reactie.
Burgers behoeden voor discriminatie
Senator Raven (OSF) vroeg of er niet nog meer gronden zouden moeten worden opgenomen. Je kunt altijd de vraag stellen of iets moet worden toegevoegd, aldus Raven. De rechtsstaat moet haar burgers behoeden voor discriminatie. Voor het pesten op school is er volgens hem inmiddels een adequate aanpak, maar voor slachtoffers van discriminatie is die er nog niet. Hij vroeg wat de waarde van de toevoeging is als we nu al weten dat het waarschijnlijk niet gehandhaafd wordt. Hoe gaat het er in de praktijk uitzien, vroeg hij tot besluit.
Tweede Kamerlid Hammelburg (D66) zei dat de gronden die nu al opgenomen zijn in artikel 1 moeten blijven, maar wel aanvulling verdienen. Het is volgens hem gek dat deze twee anno 2022 niet terug te vinden zijn in het rijtje. Volgens Hammelburg staan de genoemde gronden niet boven niet-genoemde gronden. De historische achterstelling is bij de grondwetsherziening van 1983 niet genoeg onderkend of erkend, zei hij.
Volgens Tweede Kamerlid De Hoop (PvdA) is discriminatie op alle gronden even erg. De maatschappelijke discussie is in deze twee gevallen uitgekristalliseerd. Daarom vindt hij dat handicap en seksuele gerichtheid nu moeten worden opgenomen in de Grondwet. Deze persoonskenmerken verdienen wettelijke bescherming. Hij zei dat pedofilie strafbaar is en niet kan worden geschaard onder seksuele gerichtheid. Het gaat hem en de andere initiatiefnemers om gerichtheid ongeacht geslacht, niet om een kenmerk zoals minderjarigheid.
Tweede Kamerlid Bromet (GroenLinks) zei dat handicap al jaren aan de basis staat van de meeste klachten over discriminatie. En ook vandaag bleek dat dit Eerste Kamergebouw niet toegankelijk genoeg is voor gehandicapten. De initiatiefnemers zullen het rapport van de Eerste Kamer over de effectiviteit van anti-discriminatiewetgeving warm aanbevelen voor behandeling in de Tweede Kamer. Over niet-politieke benoemingen zei Bromet dat dit wel gebeurt, maar dat het inderdaad makkelijker is als je lid bent van een politieke partij.
Minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zei dat elke vorm van discriminatie onaanvaardbaar is. Uiteindelijk staat of valt het met wat je in de praktijk doet om discriminatie tegen te gaan. Volgens Bruins Slot zou iedere minister dit als belangrijk onderwerp op zijn of haar eigen terrein moeten zien. Als aanjager is er de nationaal coördinator discriminatie en racisme. Op dit moment wordt op de BES-eilanden geïnventariseerd wat er nog nodig is voor mensen met een beperking en voor ouderen. Bruins Slot zei verder dat het kabinet advies heeft gevraagd aan de Raad van State over de implicaties van de ratificatie van het VN-Verdrag Handicap. In de eerste helft van 2023 wordt daarover meer bekend gemaakt. Tot slot zei zij dat wanneer het voorstel zou worden aangenomen, zij samen met de initiatiefnemers dat bekend wil maken in de samenleving.
Deel dit item: