De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 24 januari met staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over de begroting van het ministerie van VWS voor 2023, in het bijzonder over de jeugdzorg. Dinsdag 31 januari stemt de Kamer over het wetsvoorstel en twee ingediende moties van senator Prast (PvdD). De eerste motie betreft het sportonderwijs op het MBO, de tweede motie betreft een long covidfonds voor zorgpersoneel.
Alle woordvoerders maakten zich zorgen over de huidige staat van de jeugdzorg in Nederland. In het debat echter bleek dat zij verschillend dachten of een plenair debat met de staatssecretaris op dit moment de juiste oplossing was.
Zo zei senator Karakus (PvdA), die ook namens GroenLinks, D66, VVD, CDA, ChristenUnie, Fractie Nanninga, OSF en SGP sprak, dat de Eerste Kamer niet de plek was waar de discussie nu moet worden gevoerd. Volgens hem ligt er nu een hervormingsagenda op de tafel van het rijk, de gemeenten en de jeugdzorg. Zij moeten daarover eerst overeenstemming bereiken, aldus Karakus. Het is volgens hem wel van groot belang dat dat akkoord er zo snel mogelijk komt en dat de betrokken jongeren van de juiste hulp worden voorzien. De rest van de uitgaven van VWS kan niet 'on hold' worden gezet vanwege de zorgen om de jeugdzorg, besloot hij.
Volgens senator Janssen (SP) lukt het de overheid maar niet om de problemen in de jeugdzorg op te lossen en zijn de kinderen en de jongeren de dupe. Hij raadde het kabinet aan om te luisteren naar de kinderen en de mensen op de werkvloer. Zij weten zelf het beste wat nodig is. Volgens Janssen zegt het kabinet te luisteren, maar handelt het daar niet naar.
Senator Van Kesteren (PVV) zei dat de problemen in de jeugdzorg ook voortkomen uit de instroom van nieuwkomers, waarmee ook hun problemen worden geïmporteerd. Fraudebestrijding en integraliteit in de jeugdzorg zijn verder voor de PVV van belang. Op die punten is volgens Van Kesteren meer actie en daadkracht van het kabinet nodig om zo de druk op de jeugdzorg te verlichten.
Senator Otten (Fractie-Otten) maakte het debat breder door over de gehele begroting van VWS te spreken. Volgens de Algemene Rekenkamer is het financieel beheer bij het ministerie structureel niet op orde en zijn er ernstige tekortkomingen, aldus Otten. Zijn fractie stemt daarom steeds tegen de begroting van VWS. Hij vroeg aan de staatssecretaris hoe het nu is met het financieel beheer bij VWS.
Senator Prast (PvdD) was blij dat de staatssecretaris gezondheid wil bevorderen en gezondheidsverschillen wil verkleinen. Ze vroeg wel of het kabinet genoeg preventielessen heeft getrokken uit de coronapandemie, ook ten aanzien van jeugdbeleid.
Staatssecretaris Van Ooijen zei in reactie dat het kabinet middenin een onderhandelingsproces zit tussen rijk en gemeenten over de jeugdzorg. Hij had graag de hervormingsagenda voor de jeugdzorg afgerond voor de kerst, maar dat is niet gelukt ondanks de inzet van alle partijen. Wel hoopt hij er spoedig uit te komen. Hij zegde toe de Kamer voor 1 maart te informeren. Er zijn echter ook acute problemen waarmee hij gelijktijdig aan de slag is, waaronder het verkleinen van de wachttijden in de jeugdzorg.
Senator Prast (PvdD) diende twee moties in.
De eerste motie verzoekt de staatssecretaris om te onderzoeken of sportonderwijs kan terugkeren in het curriculum van het MBO en hierover aan de Kamer te rapporteren. Staatssecretaris Van Ooijen zegde toe dat de Kamer vóór de stemming op 31 januari een reactie zal krijgen van de verantwoordelijke minister.
De tweede motie verzoekt de regering om voor deze groep in de begroting een bedrag van 150 miljoen euro op te nemen, bijvoorbeeld in de vorm van een long covidfonds voor zorgpersoneel, waarbij het bedrag dat in de begroting is opgenomen voor het corona-toegangsbewijs als dekking kan dienen. Deze motie werd door de staatssecretaris, namens de minister van Langdurige Zorg en Sport, ontraden.
Het wetsvoorstel bevat de begroting van uitgaven en ontvangsten voor het jaar 2023 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Deel dit item: