De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 7 februari over het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer voor de invoering van een uniform minimumuurloon. Namens de Tweede Kamer verdedigden de indieners Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) de wet. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nam deel aan het debat als adviseur van de Kamer. De Eerste Kamer stemt volgende week over het wetsvoorstel en de ingediende motie van senator Oomen-Ruijten over de economische situatie van kleine ondernemers.
De meeste aan het debat deelnemende fracties waren het met de indieners eens dat het in Nederland hoog tijd is voor een minimumloon per uur in plaats van een minimumloon per maand zoals nu. Dat is volgens de voorstanders rechtvaardiger omdat het nu kan verschillen of mensen 36 uur, 38 uur of 40 uur voltijds moeten werken voor hetzelfde minimummaandloon. Wel maakten verschillende fracties zich zorgen over de extra financiële lasten die de verhoging van het minimumloon zal opleveren voor de werkgevers in met name het midden- en kleinbedrijf. Ook waren er vragen over de handhaafbaarheid van het wetsvoorstel.
Motie
De motie-Oomen-Ruijten c.s. stelt vast dat een uniform minimumuurloon bijdraagt aan het principe van gelijke behandeling en beloning voor gewerkte uren en bijdraagt aan grotere transparantie en ook betere controle en handhaafbaarheid voor alle uitvoerders; en stelt vast dat de uitvoering van deze wet tot verhoging van de lasten met name voor het mkb leidt. Daarom verzoekt de motie de regering de economische situatie van kleine ondernemers te beoordelen en te verkennen welke mogelijkheden tot lastenverlaging er zijn en daarbij de mogelijke ruimte die de UWV-fondsen bieden te onderzoeken. Minister Van Gennip stelde voor de motie mee te nemen in de bredere overwegingen van het kabinet bij de Voorjaarsnota. Op basis daarvan gaf zij de motie het advies 'Oordeel Kamer' mee.
Wetsvoorstel
Het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) wijzigt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enkele andere wetten. Nederland kent sinds 1969 een wettelijk minimumloon (per maand). Dit initiatiefwetsvoorstel betreft de invoering van een uniform minimumuurloon. De invoering hiervan leidt volgens de initiatiefnemers tot een eerlijker en transparanter minimumloon. De hoogte van het minimumloon per uur wordt hierdoor niet alleen voor iedereen gelijk, maar ook inzichtelijker. Met de invoering van een uniform minimumuurloon wordt ook de handhaving vereenvoudigd. Daarnaast willen de initiatiefnemers het minimumloon verhogen.
Impressie van het debat
Senator Van Gurp (GroenLinks) zei dat hij zich nooit had gerealiseerd dat sommigen 40, anderen 38, en weer anderen 36 uur per week moeten werken voor hetzelfde minimumloon per maand. GroenLinks gunt de mensen het loon dat hieruit voortkomt, maar vroeg de initiatiefnemers wel hoe zij de betaalbaarheid voor de werkgevers zien. Aan de minister vroeg hij of de in het regeerakkoord afgesproken verhoging van het minimumuurloon naar 14 euro, inmiddels door de inflatie niet hoger zou moeten worden.
Volgens senator Mei Li Vos (PvdA) gaat Nederland niet failliet aan te hoge lonen als het minimumloon een beetje stijgt. In Europa slaat Nederland een slecht figuur, volgens Vos. Verhoging is volgens haar noodzakelijk voor al die mensen die rond het minimumloon verdienen. Door per uur te betalen wordt Nederland iets omhoog getrokken. Ze vroeg de minister of het wetsvoorstel gevolgen heeft voor de werkwijze en capaciteit van de Arbeidsinspectie die de naleving moet controleren.
Senator Kennedy-Doornbos (ChristenUnie) hield haar maidenspeech tijdens het debat. Ze zei dat haar fractie blij is dat er meer eenduidigheid komt over het minimumloon. Bovendien, zo betoogde zij, is het een vereenvoudiging van bestaande regelgeving en is het rechtvaardiger. Ze vroeg de minister wat zij gaat doen om navorderingen door de Belastingdienst te voorkomen, omdat mensen mogelijk niet direct wijzigingen in hun inkomen doorgeven. Dit kan gevolgen hebben voor de toeslagen die zij ontvangen.
Senator Moonen (D66) zei dat de regering werken lonender maakt en het minimumloon verhoogt. Ook zij steunde het voorstel, onder andere omdat het aansluit op een pleidooi van de Sociaal Economische Raad voor invoering van een minimumuurloon. Werkende armen zijn vaak oproepkrachten en mensen met kleine contracten. Dit wetsvoorstel biedt volgens Moonen een bodem voor deze mensen. Ze vroeg de minister of zij mogelijkheden ziet om de lasten voor kleine ondernemers minder te laten stijgen.
Volgens senator Otten (Fractie-Otten) is het bizar dat dit initiatief van Tweede Kamerleden moet komen en niet van de regering zelf. De groep werkende armen wordt door de inflatie alleen maar groter, zei hij. Meer werken loont niet. Zijn fractie roept het kabinet al langer op om snel werk te maken van een structurele belastinghervorming en het lonender maken van werken. De Fractie-Otten steunt dit initiatiefvoorstel omdat het een goede correctie is van het kabinetsbeleid.
Senator Schalk (SGP) zei - de Bijbel citerend - dat een arbeider van zijn loon moet kunnen leven. Naar aanleiding van de petitie die eerder is aangeboden, vroeg hij de indieners of zij wilden overwegen om de wet later in te laten gaan. Dit om aan de bezwaren van de werkgevers in het midden- en kleinbedrijf tegemoet te komen. Aan de minister vroeg hij of het mogelijk is dit aspect - de financiering - mee te nemen naar de onderhandelingen over de Voorjaarsnota.
Senator Lucas Vos (VVD) zei dat er een minimumloon moet komen waarbij het systeem van de toeslagen niet nodig is. Hij wees op het personeelstekort en vroeg de initiatiefnemers of het echte probleem niet is dat mensen in Nederland gemiddeld te weinig werken, omdat meer werken te weinig loont. Bij meer werken komen toeslagen te vervallen, waardoor mensen blijven hangen in weinig uren. Daarom moeten de toeslagen minder worden, aldus Vos.
Volgens senator Kox (SP) is het voorstel als zodanig niks bijzonders, omdat het eigenlijk gaat om een omissie in de huidige wet. Het voorstel zou daarom op ieders instemming moeten kunnen rekenen. Het wetsvoorstel maakt het minimumloon eenvoudiger en beter controleerbaar, plus er is de bijkomstigheid dat mensen meer gaan verdienen. Kox vroeg de minister hoe het staat met de positie van het Nederlandse minimumloon ten opzichte van de ons omringende landen. De SP wil dat het minimumjeugdloon ook snel wordt aangepast, en niet langer tot 21 jaar geldt. Invoeren van het minimumloon vanaf 18 zou echt passend zijn, zei Kox.
Senator Oomen-Ruijten (CDA) wees erop dat de regering al stappen heeft gezet om te zorgen voor lastenverlichting van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het CDA steunt de verhoging die in het koopkrachtpakket zit, net als de maatregel voor het verhogen van het minimumuurloon. Maar vragen wij niet te veel tegelijk, vroeg Oomen, hoe kunnen de werkgevers dat behappen? Ze vroeg de minister of zij dit vooral voor de arbeidsintensieve sectoren kan oplossen.
Volgens senator Prast (PvdD) moet de ongelijke situatie rechtgetrokken worden. Zou dat niet beter kunnen door de voltijdse werkweek te maximeren op 36 uur in plaats van 40 uur, wilde zij weten. Het verkorten van de voltijdse werkweek doet het inkomen ook groeien volgens de PvdD. Zou een kortere voltijdse werkweek, zo vroeg Prast ook niet veel beter zijn voor de werk-privé-balans? Ze pleitte tot slot voor een onderzoek naar mogelijkheden om parttimers die op verzoek van werkgever meer werken ook beter te belonen.
Senator Van Rooijen (50PLUS) zei dat het van politieke moed getuigt om het onderwerp van het minimumuurloon op de agenda te zetten. Zijn fractie steunt het voorstel. Hij vroeg of de indieners in konden gaan op de bezwaren van bezorgde ondernemers. Het is volgens hem onvermijdelijk dat het wetsvoorstel pas in werking kan treden per 1 januari 2024, vanwege alle aanpassingen van bijvoorbeeld ministeriële regelingen. Hij vroeg of er geen landelijke campagne nodig is om werknemers over de gevolgen van de invoering te informeren.
Volgens senator Dessing (FVD) schat het CPB dat dit wetsvoorstel miljoenen euro's gaat kosten die moeten worden opgebracht door kleine ondernemers. Zij kunnen de hogere kosten niet zomaar doorberekenen in de vorm van hogere prijzen voor hun producten of diensten. Hij wees erop dat het water de ondernemers aan de lippen staat. FVD is het eens dat meer werk moet lonen. Maar welk probleem wordt met dit wetsvoorstel opgelost, vroeg Dessing. Hij noemde het onrechtvaardig dat het geld van kleine ondernemers hiermee wordt uitgegeven.
Beantwoording door de initiatiefnemers en de minister
Volgens Tweede Kamerlid Kathmann zijn de beste wetten de wetten waarvan iedereen denkt dat ze al bestaan. Zoals in het geval van deze wet. We hebben in Nederland alleen een minimummaandloon, geen uurloon. Veel mensen weten dat niet. Met dit wetsvoorstel wordt het fundament onder de arbeidsmarkt verstevigd. Dat is volgens Kathmann hard nodig, om te beginnen met de werkenden die per uur het minst verdienen.
Ze wees erop dat onder andere het kabinet, het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank zeggen dat er ruimte is voor loongroei. Maar, zo vervolgde ze, wat macro-economisch geldt, geldt niet voor iedere mkb'er. Over een eventuele latere invoering van de wet zei Kathmann dat er al vier jaar aan dit wetsvoorstel is gewerkt. En dat het gaat om een verhoging van 50 cent per uur.
Tweede Kamerlid Maatoug zei dat met dit voorstel niet wordt getornd aan de afspraken binnen sectoren. Als er een uurloon is afgesproken dan zal het stijgen, als er een maandbedrag is afgesproken, dan blijft dat hetzelfde. Het minimumuurloon helpt bij de handhaving door de Arbeidsinspectie, ook bij zelfstandigen zoals pakketbezorgers en aspergestekers. Goed blijven kijken naar de verschillen, er zijn grote verschillen tussen sectoren. Terecht dat er aandacht was voor de effecten en de bredere context.
Volgens minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt het wetsvoorstel bij aan de doelstelling van het wettelijk minimumloon. De waarde van werk en dat je er van moet kunnen leven is van groot belang voor het kabinet. De minister zei dat het doorvoeren van een gefaseerde invoering - door bijvoorbeeld eerst naar 38 uur te gaan - zal leiden tot minder stijging van de kosten voor werkgevers, maar dat de mensen die nu 36 uur werken er echt op achteruit zullen gaan.
Het kabinet is zich bewust van de gevolgen van een verandering van het uurloon voor de toeslagen en voert daarom ook nu al campagne om mensen erop te wijzen dat wijzigingen in uurloon gevolgen hebben voor de toeslagen. Volgens Van Gennip is het kabinet niet van plan om het minimumloon nog verder te verhogen. De in het regeerakkoord afgesproken verhoging is volgens haar al fors. Wanneer de toeslagen worden afgeschaft kun je ook een andere discussie over het minimumloon voeren. De minister hecht er verder aan het minimumjeugdloon tot 21 jaar ongewijzigd te laten omdat het dan aantrekkelijk blijft om naar school te blijven gaan. Over de capaciteit van de Arbeidsinspectie zei zij, dat als het minimumuurloon voor iedereen hetzelfde is, dat beter handhaafbaar zal zijn en het minimumloon ook transparanter wordt.
Deel dit item: