Kamer stemt in met uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs



De Eerste Kamer debatteerde op maandag 5 juni en dinsdag 6 juni met minister Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de uitbreiding van handhavingsbevoegdheden van de minister als het gaat om het bevoegd gezag van scholen en instellingen. Er deden zes fracties mee aan het debat over deze uitbreiding van het bestuurlijk instrumentarium. De fracties stelden vragen aan de minister over nut en noodzaak van het wetsvoorstel en hoe de minister de op verzoek van de Kamer uitgebrachte voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel interpreteert. Ook waren er vragen over hoe dit wetsvoorstel een toevoeging is op reeds bestaande manieren om in te grijpen bij misstanden in het onderwijs.

Na afloop van het debat op 6 juni stemde de Kamer in met het wetsvoorstel.


Impressie van het debat

Senator Verkerk (ChristenUnie) stelde dat het individu moet worden beschermd en wilde weten voor welke situaties dit wetsvoorstel geldt, met name als het gaat om de uitbreiding van de gronden voor wanbeheer, burgerschapsopdracht en de zorgplicht voor de sociale veiligheid. Verkerk ging in op de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de formulering van het wetsvoorstel, en vroeg de minister om de uitleg van de Raad van State terug te laten komen in de uitvoering van de wet. Ook vroeg hij de minister om terughoudend om te gaan met het toezicht op het burgerschapsonderwijs en de zorgplicht voor een veilige schoolcultuur.

De VVD-fractie was van mening dat ingrijpen door de minister in het geval van misstanden in het onderwijs alleen in uitzonderlijke situaties zou moeten plaatsvinden. Senator De Blécourt-Wouterse (VVD) vroeg net als senator Verkerk of de minister de uitleg van de Raad van State over de formulering van het wetsvoorstel onderschrijft. Ook vroeg zij de minister of deze wet de minister meer handvatten geeft om bij misstanden in te grijpen. Senator De Blécourt wilde tot slot van de minister weten of hij van plan is om de terughoudendheid van ingrijpen onderdeel te laten zijn van de evaluatie.

Senator Pijlman (D66) vond dat er snel moet kunnen worden ingegrepen bij overtredingen. Hij sloot zich aan bij de vragen van de fracties van de ChristenUnie en de VVD als het gaat om terughoudendheid en vroeg de minister te reflecteren op wat hij bedoelt met "terughoudend toezicht". Daarnaast verzocht hij de minister om concrete uitwerking van de doelen en kernbegrippen van het burgerschapsonderwijs. Hij lichtte toe dat de inspectie die uitwerking nu wel heeft, maar dat houvast voor scholen en rechters momenteel nog ontbreekt.

Volgens senator Schalk (SGP) ontbreekt helderheid over de formulering van het wetsvoorstel en roept de terminologie die gebruikt wordt vragen op. Daarnaast plaatste senator Schalk vraagtekens bij de normhantering bij wanbeheer in verband met overtredingen van de burgerschapsopdracht en de zorgplicht voor de sociale veiligheid. Hij vroeg aan de minister wat de norm is die gehanteerd moet worden, en of deze norm wel te objectiveren valt. Tot slot wees hij de minister op al bestaande mogelijkheden om in te grijpen bij misstanden, bijvoorbeeld binnen het strafrecht.

De CDA-fractie onderschreef de gedachte achter de wet volgens senator Rietkerk. Namelijk het zo veel mogelijk voorkomen van misstanden in het onderwijs en deze effectiever tot een einde te kunnen brengen wanneer belangen van leerlingen in het geding zijn. Maar ook de CDA-fractie had zorgen over de open geformuleerde normen en de handhaafbaarheid. Senator Rietkerk vroeg de minister hoe er in de praktijk concreet uitvoering wordt gegeven aan terughoudend toezicht.

Senator Ganzevoort (GroenLinks, mede namens PvdA) stelde dat het waarborgen van een goede leeromgeving voor de leerling centraal moet staan. Ook hij stelde vragen over de terminologie die gebruikt wordt om bijvoorbeeld de rechtmatigheid van een spoedaanwijzing te kunnen duiden. Tot slot wilde hij van de minister weten wat hij anders had gedaan met deze wet in de hand dan zijn voorgangers zonder deze wet op momenten met een incident.


Reactie van de regering

Minister Wiersma zei dat de overheid een zorgplicht heeft voor het onderwijs. Hij benadrukte de vrijheid van het onderwijs, maar betoogde dat die vrijheid in uitzonderlijke situaties én in het belang van de leerling beperkt moet worden. Hij gaf aan dat een aanwijzing geven een ultiem middel is, dat alleen ingezet mag worden wanneer er sprake is van wanbeheer. De minister lichtte toe dat het wetsvoorstel op zo'n manier is opgesteld dat de terughoudendheid van optreden gewaarborgd is. Hij noemde bijvoorbeeld de procedure bij een spoedaanwijzing: daaraan moet altijd een rapport van de inspectie ten grondslag liggen. Ook zegde hij toe dat hij de interpretatie van de Raad van State van een aantal begrippen in het wetsvoorstel deelt, waarmee deze interpretatie onderdeel is geworden van de wetsgeschiedenis.


Over het wetsvoorstel

De Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs geeft de minister meer mogelijkheden om in te grijpen wanneer scholen en instellingen (ernstige) overtredingen begaan. Het wetsvoorstel verruimt de definitie van 'wanbeheer' in de onderwijswetgeving. Daarnaast kan de minister in acute crisissituaties een spoedaanwijzing geven. Verder moet het schenden van de zorgplicht voor sociale veiligheid en van de burgerschapsopdracht ook kunnen leiden tot het beëindigen van de bekostiging van een school. Ten slotte wordt een plicht tot bevordering van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in het mbo ingevoerd.



Deel dit item: