Uitstel kwaliteitsborging bouwen: debat samengevat



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 24 oktober met demissionair minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Het debat was op verzoek van de commissie voor Binnenlandse Zaken aangevraagd, waarbij een beroep werd gedaan op artikel 51 uit het Reglement van Orde van de Eerste Kamer. Daarin staat dat de Kamer kan besluiten te beraadslagen over andere zaken dan wetsvoorstellen. Op verzoek van de BBB-fractie zal op een later moment nog een derde termijn van het debat worden gehouden.

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is in 2019 aangenomen, maar de Eerste Kamer stelde al eerder vast, meest recent in juli van dit jaar, dat er mogelijk te weinig kwaliteitsborgers zijn om na 1 januari 2024 consumenten en andere opdrachtgevers bij nieuw- en verbouw te helpen, zoals dan volgens de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen verplicht is. Volgens de Kamer kan daardoor vertraging in de bouw plaatsvinden en kunnen de kosten voor consumenten ongewenst hoog worden.


Motie niet uitgevoerd

De Eerste Kamer constateerde in juli dat de regering niet bereid is, volgens ook voorstellen van onder andere de Raad van State, in een terugvaloptie te voorzien en dat er nog geen handhavingskader voor gemeenten is voor opleveringdossiers. De meerderheid van de Kamer verzocht de minister daarop de invoering van de wet uit te stellen. Minister De Jonge was daar destijds niet toe bereid. Onlangs liet de minister de Kamer weten dat hij deels tegemoet wilde komen aan de Kamer, maar de invoering per 1 januari 2024 wel wilde laten doorgaan. Daarop besloot de Kamer tot het debat van vandaag.

Tijdens het debat op 24 oktober bleek dat senatoren Kemperman (BBB) en Crone (GroenLinks-PvdA), de indieners van de motie van 11 juli - uitstel van de invoering per 1 januari -, vasthielden aan de uitspraak van de Kamer. Zij zijn nog steeds van mening dat de wet nog niet uitvoerbaar en handhaafbaar is. Zij werden daarin gesteund door senator Nicolaï (PvdD) en senator Van Hattem (PVV). Senatoren Rietkerk (CDA) en Meijer (VVD) waren daarentegen van mening het staatsrechtelijk niet aan de Eerste Kamer is om zich te bemoeien met de invoering van deze (of enige andere wet). Zij wezen de andere Kamerleden op de mogelijkheid om een initiatiefwet te laten indienen in de Tweede Kamer voor afschaffing van de wet.


Impressie van het debat

Senator Kemperman (BBB) die zijn maidenspeech hield, zei dat de minister de zorgen van de Eerste Kamer te lang niet serieus heeft genomen. Volgens hem zijn er steeds meer argumenten tegen de invoering van de wet. Volgens senator Rietkerk (CDA) blijft de Wkb een gedrocht van een wet, maar is het staatsrechtelijk de juiste weg om via de Tweede Kamer een initiatiefwet in te dienen. Senator Crone (GroenLinks-PvdA, mede namens de SP) zei dat de Eerste Kamer aan het eind van het wetgevingstraject zit en dat dat een bijzondere verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Hij vroeg de minister opnieuw om de motie uit te voeren. Senator Meijer (VVD) zei dat het einde van het parlementaire traject de aanvaarding van een wetsvoorstel door de Eerste Kamer is, en dat het niet de rol van de senaat is om zich met de invoering van een wet te bemoeien. Volgens senator Nicolaï (PvdD) is het bij uitstek de taak van de Eerste Kamer om zelf op het laatste moment te zeggen: dit gaat mis. Tot slot vroeg senator Van Hattem (PVV) of het nog een optie is om de invoering van de Omgevingswet (die samenhangt met de Wkb) uit te stellen.

Minister De Jonge zei dat uitstel van de invoering van de wet niet mogelijk is om twee redenen: een wetgevingstechnische en een staatsrechtelijke. Volgens de minister zijn de Omgevingswet en deze wet totaal vervlochten met elkaar. Hij noemde het merkwaardig dat de Eerste Kamer een debat wil over het nut en de noodzaak na aanvaarding van de wet wanneer de invoeringsdatum al is vastgesteld. De samenleving en het kabinet moet ervan uit kunnen gaan dat als de EK een besluit neemt, de Kamer daar dan ook achter staat en er niet op terug komt, aldus De Jonge. Hij zei wel dat het mogelijk is om bepaalde onderdelen later in te voeren, zoals de verbouwingen. Verder zegde hij toe een invoeringstoets te laten doen op bepaalde onderdelen. Wat betreft de zorgen over het aantal kwaliteitsborgers zei de minister dat er naar zijn overtuiging voldoende zijn.


Over de wet

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw is herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument, en de bouwende partijen evenwichtiger.

Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer aantonen dat aan de regelgeving is voldaan. Wanneer bij oplevering blijkt dat een bouwwerk niet volgens de regelgeving en gemaakte afspraken is gebouwd krijgen opdrachtgevers betere mogelijkheden om de aannemer aan te sporen tot herstelwerkzaamheden. Ook informeert de aannemer de klant over de manier waarop risico's tegen schade door het niet nakomen van de verplichtingen en de gebreken na de oplevering zijn afgedekt. Daarbij wordt het opschortingsrecht van de particuliere opdrachtgever aangescherpt. Het depotbedrag wordt pas door de notaris in de macht van de aannemer gebracht, nadat de opdrachtgever in de gelegenheid is gesteld aan te geven of hij van dat opschortingsrecht gebruik wenst te maken.



Deel dit item: