De plenaire zitting van de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie vond maandag 16 december plaats in de Tweede Kamer onder voorzitterschap van senator Paulien Geerdink (VVD). Verder waren aanwezig namens Nederland de Eerste Kamerleden Theo Bovens (CDA), Daan Roovers (GroenLinks-PvdA), Andrea van Langen-Visbeek (BBB) en Rik Janssen (SP) en de Tweede Kamerleden Alexander Kops (PVV), Elmar Vlottes (PVV), Judith Tielen (VVD) en Merlien Welzijn (NSC). Vanuit het Vlaams parlement namen negen leden deel onder leiding van delegatieleider Griet VanRyckegem (N-VA).
In de ochtend lichtte de Vlaamse minister van Welzijn, Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen, Caroline Gennez, de leden in over de besluiten van het Comité van Ministers van 9 december jl. Zo is besloten dat het Groene Boekje nog een keer in printversie wordt uitgebracht. Ook beantwoordde de minister vragen van de leden. Gunther van Neste, de algemeen secretaris van de Taalunie, sprak over het meerjarenbeleidsplan 2025-2023 dat in april 2025 gereed is. Inzetten op kunstmatige intelligentie om het Nederlands te versterken en duidelijke taal voor iedereen, zijn twee speerpunten van het beleid. Voorts meldde hij dat het Nederlands voor 24 miljoen mensen wereldwijd de thuistaal is, de officiële taal in zes landen en de zevende taal in de Europese Unie. In de middag stonden het thema taalcompetentie in het onderwijs en de campagnes 'Klare Taal' in Nederland en 'Heerlijk Helder' in Vlaanderen centraal.
Tijdens de hoorzitting in de middag sprak Jan Rijkers, Voorzitter van de Taalraad als eerste. Om de taalvaardigheden lezen, spreken, schrijven en luisteren te verbeteren, is samenwerking nodig met betrokken, aldus Rijkers. "Niet méér onderwijs, maar anders." Rijkers hield een pleidooi voor een focus op taalcompetentie met een langdurige inspanning die verder gaat dan één kabinetsperiode. Basisschooldirecteur Victor van Toer sprak over het succes van de aanpak op zijn school in Rotterdam met veel anderstalige leerlingen en leerlingen uit achterstandssituaties. Ondanks de omstandigheden scoort de school boven het landelijk gemiddelde. Structuur, rust en professionalisering zijn de kernpunten van de aanpak waarbij het leesonderwijs centraal staat.
Dit sloot aan bij de bijdrage van Kathleen Leemans van de Taalraad en werkzaam in het Vlaams secundair onderwijs. Zij ging in op het succes van pilots op scholen waar de leerlingen werden aangemoedigd boeken te lezen voor de verbetering van de taalvaardigheid. Daan Roovers wilde weten hoe je jongere leraren, die zelf niet van lezen houden, hiertoe kan motiveren. Volgens Rijkers zou je kunnen werken met de toelatingseis wat betreft taalcompetentie voor de lerarenopleiding of het pas laten behalen van een diploma als de benodigde taalcompetentie is behaald.
Merlien Welzijn vroeg naar de toepassing van de verschillende methodes van sensomotorische integratie van taal en de noodzaak van precisie in het taalgebruik. Letterkennis werkt, maar hoe dat wordt aangeboden is aan de scholen, aldus Rijkers. Tot slot wilde Theo Bovens weten of het schooltype zoals Montessori of Jenaplan nog verschil maakt voor het inzetten van meer lezen in de klas. Daarop antwoordde Rijkers dat scholen in Vlaanderen en Nederland hun vrijheid hebben in hun methodes (Montessori, Jenaplan), maar het doel blijft taal.
Lydeke van Os sprak namens de Taalunie over klare taal, met name in het onderwijs en het ambtelijk verkeer. "Begrijpelijke communicatie is belangrijk voor het publiek: mensen moeten kunnen begrijpen wat de overheid schrijft," zei Van Os. Dirk Caluwé van het Team Taaladvies van de Vlaamse Overheid merkte op dat woorden helder en duidelijk moeten zijn. "De definitie van begrijpelijke taal omvat drie aspecten: kunnen vinden wat nodig is, begrijpen wat je vindt en het kunnen gebruiken van die informatie. Begrijpelijke taal is niet hetzelfde als eenvoudige taal, dat zich richt op mensen met taalachterstand of voor wie Nederlands een vreemde taal is. Klare taal betekent complexe dingen helder uitleggen zonder weerzin tegen lezen te veroorzaken," aldus Caluwé.
De Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie is het parlementaire orgaan van de Taalunie. De IPC bestaat uit 11 Nederlandse en 11 Vlaamse volksvertegenwoordigers. Het voorzitterschap rouleert en is op dit moment in handen van het Nederlands parlement. De IPC kan het Comité van Ministers aanspreken op het functioneren en op het realiseren van de doelstellingen van de Taalunie. Momenteel is Vlaanderen voorzitter van het Comité van Ministers.
Deel dit item: