De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap organiseerde dinsdag 18 februari een deskundigenbijeenkomst over de rechtmatigheid en uitvoerbaarheid van de voorgenomen bezuinigingen in het hbo en wo in de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2025. Vijf deskundigen gingen in op de op de gevolgen van de bezuinigingen. Ze stonden ook stil bij de status van de in 2022 gesloten bestuursakkoorden. Elke spreker gaf een introductie van ongeveer vijf minuten. Daarna stelden de senatoren vragen.
Caspar van den Berg, voorzitter van Universiteiten van Nederland pleitte voor behoedzaamheid bij bezuinigen. Het kabinet streeft naar terugloop van de internationale toestroom van studenten. Door het in december 2024 ingediende amendement-Bontenbal c.s. worden instellingen in de grensregio’s ontzien. Hierdoor is onduidelijk wie de bezuinigingen moet ophoesten, zei Van den Berg. Als de hogescholen worden ontzien, komt daar nog meer onduidelijkheid bij: dezelfde opleiding mag dan op hbo-niveau wel worden gegeven in het Engels, maar niet op universitair niveau. Als oud-senator kent Van den Berg de Eerste Kamer goed en hij zei te verwachten dat de senatoren geen ‘betrouwbaarheidsblunder’ willen begaan.
Tweede spreker was Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen. Hij zei te vrezen dat het hbo tussen in vijf jaar tijd tien procent van zijn studenten zal verliezen. Hoewel de OCW-begroting door amendering in de Tweede Kamer is verzacht, betekent die nog steeds een grote uitdaging voor het hbo; naast krimp, het schrappen van subsidies en de gedaalde instroom van buitenlandse studenten zijn er de gestegen lasten. Hogescholen hebben via zelfregie al verschillende maatregelen genomen. Limmen zei het gevoel te hebben dat er een niet terechte wet op het hbo is afgevuurd.
Raymond Schlössels, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht, was de derde deskundige. Hij zei te spreken als hoogleraar bestuursrecht en niet als vertegenwoordiger van de universiteit. Beleid en recht zijn te onderscheiden, maar beleid moet wel rechtmatig zijn, zei hij. Bestuursakkoorden zijn er in vele soorten, maar de akkoorden van 2022 bevatten duidelijke financiële afspraken. Daardoor is vertrouwen gewekt en op basis van dat vertrouwen is gehandeld. Het vertrouwensbeginsel, een beginsel van behoorlijk bestuur, is daarmee van toepassing. Bezuinigingen zullen concrete schade tot gevolg hebben, promovendi die zijn begonnen aan een traject zullen bijvoorbeeld moeten stoppen. Een overgangsregeling als er een bezuiniging wordt doorgevoerd zou zorgen voor meer balans in het proces. Iets dergelijks gaf de Raad van State ook al aan in zijn advies over deze bezuinigingen.
Douwe Dirk van der Zweep, penningmeester van de Algemene Onderwijsbond (AOb), verwoordde het werknemersperspectief. Hij zei dat door de aangekondigde bezuinigingen veel onrust is ontstaan. Projecten zijn tot stilstand gekomen. Werknemers moeten kunnen vertrouwen op lopende afspraken, zei hij. Het is onduidelijk waar bezuinigingen gaan landen en het amendement-Bontenbal helpt daarbij volgens hem niet. Het heeft de zaak alleen maar ingewikkelder gemaakt.
De vijfde en laatste deskundige die aan het woord kwam, was filosoof Ad Verbrugge, voorzitter van Beter Onderwijs Nederland (BON). Verbrugge zei niet per se tegen bezuinigingen te zijn, het algemeen belang kan daar om vragen. Wel noemde hij deze bezuinigingen ‘visieloos’. Universiteiten worden sterk door financiële prikkels gestuurd, waardoor kleine opleidingen de dupe zijn. Het gaat volgens hem vooral om hoe het geld wordt besteed. Voor onderwijs blijft slechts 41 procent over. Verengelsing is volgens Verbrugge doorgeslagen: 40 procent van de studenten is afkomstig uit het buitenland. Het is niet wenselijk dat de Nederlandse belastingbetaler daaraan bijdraagt. Indamming van de ‘stortvloed aan internationale studenten’ betekent een besparing. Door de uitzonderingssituatie die het gevolg is van het amendement- Bontenbal raken we volgens Verbrugge die besparing echter weer kwijt.
Vragen senatoren
Verschillende senatoren vroegen naar de status van de bestuursakkoorden en welke gevolgen het breken van die akkoorden zou hebben. De vraag was ook waarop wél zou kunnen worden bezuinigd, op de aanzienlijk toegenomen overhead bijvoorbeeld. Er waren ook vragen naar het amendement-Bontenbal c.s. en de gevolgen daarvoor voor de werkdruk en de kwaliteit van het onderwijs. Geregeld gingen senatoren en deskundigen hierbij in op het voorstel voor de Wet internationalisering in balans, dat momenteel nog bij de Tweede Kamer in behandeling is.
De deskundigen stelden dat instellingen kijken naar hoe ze deze bezuinigingen kunnen opvangen zonder het onderwijs, de primaire taak, te schaden. Ondersteunende diensten en huisvesting blijven nodig. In dit tempo kan er niet met een kaasschaaf overal een beetje worden afgehaald. Het lastigste aspect vonden ze dat onbekend is waar de bezuinigingen zullen neerslaan. Veel partijen houden nu al rekening met bezuinigingen; de regio wordt misschien uitgezonderd, maar speelt er toch vast op in. De hogescholen en universiteiten in de Randstad verwachten dat de bezuinigingen bij hen verdubbeld zullen worden doordat de regio wordt gespaard. Daarom vallen er onnodig ontslagen en wordt er wellicht harder gesneden dan nodig is.
De commissie OCW heeft op 31 januari 2025 de nota naar aanleiding van het verslag (EK 36.600 VIII, E met bijlage) ontvangen. Dat zijn de antwoorden van de regering op de eerste ronde schriftelijke vragen van de Kamer.
Inbreng voor het tweede verslag (een tweede ronde schriftelijke vragen) kunnen de leden tot en met 25 februari 2025 leveren. Hierbij kan de brief van de minister van OCW over invulling van het amendement-Bontenbal c.s. over de positie van de regio voor internationale studenten (EK 36.600 VIII/36.555, F met bijlage) worden betrokken.
De commissie streeft naar plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 11 maart 2025 en stemming op dezelfde dag als over de Begrotingsstaten Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2025.
Deel dit item: