Interessant om na twee jaar weer terug te zijn.
Een mooi moment om te kijken of er in de Eerste Kamer ooit wel eens iets verandert.
Op het eerste gezicht lijkt dat eigenlijk niet zo. Nog steeds moet je de jas op een vast nummer ophangen (afwijken wordt met een misprijzende blik bestraft), en er zijn diezelfde
aardige dames en meneren aan de diverse balies. Ook nu weer ging de prijslijst van de verversingen vooraf aan elke andere post. En ook nu weer is de ritmiek van de dikke enveloppen inmiddels al niet te stuiten.
De bezetting van de Kamer is ook niet echt fundamenteel veranderd. Een mix van mensen die vooral "ex" iets zijn, met mensen die meer midden in hun werkzame leven staan. Veel seniore witte dames en heren. Niet echt een afspiegeling van de straten in onze grote steden. En ook niet van de gemiddelde bedrijvigheid daar. Wel relatief veel vrouwen. Volgens cynici overigens het teken dat de politiek niet echt hoog in maatschappelijk aanzien staat. Maar goed, het gezelschap moet reflecteren, en dat vereist misschien ook wel wat gelouterde ervaring. En als waar is dat vrouwen praktisch zijn, dan zijn ze vast ook heel geschikt om dingen op hun doelmatigheid te toetsen. Ook wetsvoorstellen.
Toch heeft de tijd niet stilgestaan. In mijn vorige fractie werd nog wel eens inbreng met de hand geschreven, wat zeg ik: gekalligrafeerd. Nu heeft iedereen e-mail of op zijn minst een secretaresse die de toetsen weet te bedienen. Dat doet mijn ICT-hartje natuurlijk wel goed. En de eerste e-mail van een verontruste burger kreeg ik ook al binnen.
Maar wat wezenlijker is: er is ruimte gemaakt voor andersoortige debatten. Niet meer alleen het houterige pseudo correct geformuleerde voorleeswerk binnen de lijnen van de verkokerde departementale indeling. Maar ook een wezenlijker uitwisseling van ideeën met de regering over grote lijnen van de wetgevingspraktijk en andere zaken. Meer in gewone mensentaal. Een mooie paradox met het mierenwerk. Maar wel de enige manier om te laten merken dat het om meer gaat dan over details van wet- en regelgeving.
Menig wetsvoorstel dat langskomt is immers nog geconcipieerd vanuit stoplicht-denken: geef aan hoe het moet en dan gebeurt het ook wel. Bij tegenvallers doen we er nog een regeltje bij etc. etc. Dat systeem draait natuurlijk uiteindelijk dol. Het schijnt dat het aantal wetten de laatste jaren ook exponentieel gegroeid is. Moet die chambre de reflexion ook daar dan de aandacht niet voor vragen? En zou er niet eens aandacht moeten komen voor het ongebreideld optimisme over de infocratie, die met mooie systemen elke verandering weer de baas kan? Als je in de ICT gewerkt hebt, weet je dat de wetgever op dat punt meestal erg naïef is.
Net zoals ten aanzien van gedragskanten van wetgeving. Je zou wel eens willen dat er op Justitie meer sociologen en psychologen werkten, en dat zij ook echt invloed hadden.
In een samenleving die van stoplicht-denken voorzichtig naar de rotonde toe wil gaan, past nu eenmaal andere regelgeving. Regelgeving die een andere plaats geeft aan de verantwoordelijkheden van de burger en van de overheid, en het zal moeten hebben van dwarsverbanden tussen de verschillende beleidsterreinen. Mij dunkt dat de Eerste Kamer aan de discussie over dit type verandering best een steentje bij kan dragen, ja zelfs bij moet dragen.
En het is ook logisch dat er stemmen opgaan om die samengebalde kennis en ervaring niet alleen maar te muilkorven tot het spreekwoordelijke stemvee. Terugzendrecht zou een goede vorm kunnen zijn om van de ervaring ook echt gebruik te maken.
Ik hoop dan ook zeer dat ik nog mee ga maken dat de Kamer laat zien meer te willen zijn dan een soort openluchtmuseum.
Dat is overigens precies de reden waarom ik het leuk vind om weer terug te zijn.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven