E080092 - Mededeling: ´Een hernieuwde inzet voor een sociaal Europa: versterking van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie´
De Europese Commissie presenteerde op 2 en 3 juli jl. een omvangrijk sociaal pakket, inclusief richtlijnvoorstellen en mededelingen met name op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze mededeling maakt onderdeel uit van dit pakket.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2008)418, d.d. 2 juli 2008
commissie Eerste Kamer
De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onderhavige mededeling op 30 september 2008 besproken en voor kennisgeving aangenomen.
Nederland staat in beginsel positief tegenover initiatieven om de uitwisseling van beleidslessen in het kader van de open coördinatiemethode effectiever te maken. Dit kan zoals de Commissie stelt door de uitwisseling te baseren op betere analyses en de uitkomsten beter te communiceren.
Er is een aantal punten in de mededeling waar Nederland kanttekeningen bij plaatst. Dit betreft de aanbeveling om kwantitatieve doelstellingen vast te stellen. In het algemeen kunnen kwantitatieve doelstellingen een manier zijn om de politieke zichtbaarheid van beleidsprioriteiten te vergroten. De keuze voor het gebruik van nationale doelstellingen en het terrein waarop deze worden toegepast is echter aan de lidstaten. Nederland is in ieder geval geen voorstander van kwantitatieve EU -doelstellingen op de terreinen van de open methode van beleidscoördinatie. Dit leidt vooral tot methodologische discussies (bijvoorbeeld over geschikte definities). Verder zijn er vraagtekens bij de zin van dergelijke doelstellingen voor een EU van 27 lidstaten waarbinnen de diversiteit groot is. Werken met indicatoren (zoals nu gebeurt) is een betere aanpak, omdat daarbij meer recht gedaan kan worden aan de verschillen tussen lidstaten.
Een ander aandachtspunt is de transparantie en effectiviteit van het coördinatie-instrumentarium op EU-niveau. In het algemeen geldt dat Europese beleidscoördinatie is gebaat bij een helder en eenvoudig proces. Vooral bij de directe uitwisseling van beleidservaringen tussen lidstaten is winst te behalen. Voorkomen moet worden dat aanpassing van de methode leidt tot verzwaring van de rapportagelast zonder dat er aantoonbare verbeteringen in de effectiviteit van het proces optreden. Deze kanttekening betreft bijvoorbeeld het formuleren van gemeenschappelijke principes. Nederland staat hier in beginsel voor open maar wanneer dit op veel terreinen gebeurt, is de samenhang tussen de gemeenschappelijke principes en bestaande processen als de Werkgelegenheidsrichtsnoeren en de open methode van beleidscoördinatie een aandachtspunt. In het verlengde hiervan geldt dat de versterking van de OMC moet worden bezien in het kader van discussie over het Lissabonproces na 2010. De processen op het gebied van beleidscoördinatie hangen immers nauw met elkaar samen.
De Europese Commissie presenteerde op 2 en 3 juli jl. een omvangrijk sociaal pakket, inclusief richtlijnvoorstellen en mededelingen met name op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze mededeling maakt onderdeel uit van dit pakket.
De mededeling gaat over versterking van de open methode van beleidscoördinatie op sociaal gebied. (De open coördinatiemethode (OMC) wordt toegepast op onderdelen van beleid, waaronder het terrein van sociaal beleid, waarvoor in eerste instantie de lidstaten zelf verantwoordelijkheid dragen, maar waar behoefte wordt geconstateerd aan gezamenlijke afstemming binnen EU verband. Het principe is dat de lidstaten in onderlinge coördinatie zelf hun nationale beleid ontwikkelen langs de lijnen van algemene op Europees niveau geformuleerde doelstellingen. Daarbij zijn de lidstaten in hoge mate vrij in de keuze van hun instrumenten om de doelstellingen te realiseren. De methode maakt zoveel mogelijk gebruik van meetbare doelen).
Deze methode betreft de beleidsterreinen sociale insluiting, pensioenen en gezondheidszorg. De Commissie stelt voor de methode te versterken op punten als de politieke zichtbaarheid en het beschikbaar stellen van meer toegankelijke, begrijpelijke en bruikbare informatie over de behaalde resultaten.
Ter vergroting van de politieke zichtbaarheid suggereert de mededeling dat meer met kwantitatieve doelstellingen moet worden gewerkt op de drie deelterreinen. Dit betekent dus ook doelstellingen op het gebied van armoede en de toereikendheid van pensioenen. De inzet van de Commissie lijkt te zijn gericht op het formuleren van nationale doelstellingen door de lidstaten.
Ook wil de Commissie voortborduren op haar werkwijze met Commissie-aanbevelingen die leiden tot door de Raad vast te stellen gemeenschappelijke principes op beleidsterreinen relevant voor de open methode van beleidscoördinatie. Op dit moment wordt gewerkt aan gemeenschappelijke principes op het terrein van actieve inclusie
Verder geeft de Commissie aan beter op de interactie met andere beleidsinitiatieven van de Commissie te zullen letten door bij effectbeoordelingen over elk nieuw beleidsinitiatief ook aandacht te besteden aan sociale effecten. Verder wil de Commissie door betere analyse een bijdrage leveren aan gefundeerde beleidslessen.
Tot slot noemt de Commissie het belang van het beter benutten van het instrument van de zogenaamde peer reviews waarbij concrete beleidservaringen worden uitgewisseld tussen lidstaten. Door betere achtergrond informatie, analyse en betrokkenheid van expertise op alle relevante niveaus moeten de uitkomsten toegankelijker worden.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.