E090120 - Lijst van veilige derde landen
In document 13510/02 wordt een voorlopige ontwerpverordening (Oostenrijks initiatief) aangeboden waarin de criteria worden vastgelegd om te bepalen welke landen veilige derde landen zijn en waarin op basis van die criteria een Europese lijst van veilige derde landen wordt vastgelegd. Dit voorstel wordt nog besproken in de raadswerkgroep asiel.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
verwant dossier
Geboden informatie gaf geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen op 26 november 2002.
OP 26 november 2002 werden door de leden Van Oven, Blok en Van Haersma Buma vragen gesteld over dit voorstel. Blok achtte het zinvoller om te werken aan een lijst van niet-Europese veilige landen. Van Oven plaatste een vraag over de te volgen procedure bij herziening van de lijst: gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit?
Van Haersma Buma stelde aan de orde wat de minimumeisen t.a.v. de asielprocedure zou moeten zijn van een als veilig derde land aan te merken land. Minister Nawijn gaf aan dat het voorstel zich beperkt tot Europese landen. De vraag welk land als veilig derde land valt aan te merkten komt bij de behandeling van de ontwerprichtlijn over minimumnormen bij asielprocedures (2.1.5) nog uitvoerig aan de orde. Daarbij moet gelet worden op de politieke situatie in het land, samenwerking met UNHCR en bescherming tegen refoulement. Het feit dat Afghanen veilig zijn in Pakistan maakt Pakistan nog geen veilig land, want dan is er nog niet gekeken naar andere mogelijke groepen asielzoekers in dat land. De regering streeft naar unanimiteit bij het bepalen van een oordeel of een land veilig is of niet.
Nederland staat positief tegenover een Europese regeling inzake veilige derde landen, maar meent dat de discussie over veilige derde landen gevoerd moet worden in het kader van de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn inzake minimumnormen voor asielprocedures (2.1.5). Cruciaal voor een regeling inzake veilige derde landen is immers de wijze waarop asielaanvragen kunnen worden afgedaan. Het Oostenrijkse voorstel bepaalt niet wat de procedurele consequenties bij de afdoening van asielaanvragen zijn. Bovendien is de voorgestelde lijst van veilige derde landen in het voorstel beperkt tot Europese landen. Nederland meent dat het veilige derde landen principe ook kan gelden ten aanzien van landen buiten Europa.
In document 13510/02 wordt een voorlopige ontwerpverordening (Oostenrijks initiatief) aangeboden waarin de criteria worden vastgelegd om te bepalen welke landen veilige derde landen zijn en waarin op basis van die criteria een Europese lijst van veilige derde landen wordt vastgelegd. Dit voorstel wordt nog besproken in de raadswerkgroep asiel.
In document 14114/02 wordt een Oostenrijks/Britse ontwerpverklaring over veilige derde landen aangeboden. In de overwegingen wordt gemeld dat de kwestie van veilige derde landen om snelle harmonisatie vraagt, omdat de lidstaten deze vraag overeenkomstig hun vigerende nationale regelgeving op sterk uiteenlopende wijze regelen. Dit staat een goed functionerend asielbeleid van de EU (asielshopping) in de weg. In de ontwerpverklaring worden de EU-lidstaten, de lidstaten van de EFTA (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) en de kandidaat-lidstaten (tenminste vanaf de datum van ondertekening van de toetredingsverdragen) als veilige derde landen beschouwd. De door het VK en Oostenrijk voorgestelde verklaring vormt een begin van harmonisatie, prioriteert de aanwijzing van veilige derde landen binnen het kader van de ontwerprichtlijn voor de asielprocedure en is derhalve voor Nederland aanvaardbaar.