E090133
Laatste revisie: 21-10-2010

E090133 - Richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten derdelanders



Tijdens de ER van Tampere is vastgesteld dat in het kader van een samenhangend immigratiebeleid ook de eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven voldoende aandacht moet krijgen. Zij moeten rechten en plichten krijgen die zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met die van burgers van de Unie, zeker wanneer zij duurzaam (tenminste 5 jaar) in de Unie woonachtig zijn. De EC komt nu met een voorstel waarin wordt voorgesteld de voorwaarden voor het krijgen van een permanente verblijfsstatus te harmoniseren.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

Nationaal

De wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 is in de Eerste Kamer op 21 november 2006 zonder stemming aangenomen (zie kamerstukken in de serie 30567) en gepubliceerd in Staatsblad 584 van 30 november 2006.

Europees

Richtlijn 2003/109/EGPDF-document is op 25 november 2003 in de ECOFIN-Raad aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L16 van 23 januari 2004. In het publicatieblad d.d. 22 juni 2006 (Pb EU L169) is een rectificatiePDF-document op deze richtlijn gepubliceerd.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2001)127PDF-document, d.d. 13 maart 2001

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen


Implementatie

Op 19 mei 2006 is een wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn 2003/109/EG ingediend bij de Tweede Kamer en op 5 oktober 2006 aangenomen. Het voorstel is in de Eerste Kamer op 21 november 2006 zonder stemming aangenomen (zie kamerstukken in de serie 30567) en gepubliceerd in Staatsblad 584 van 30 november 2006.

Volgens de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel zullen daarnaast ook het Vreemdelingenbesluit 2000, het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000 worden aangepast.

Richtlijn 2003/109/EGPDF-document diende voor 23 januari 2006 geïmplementeerd te zijn.


Behandeling Eerste Kamer

Op 30 september 2003 werd ingestemd.

Op 3 juni 2003 werd instemming onthouden (motie Jurgens).

Op 6 mei 2003 werd instemming onthouden (motie Jurgens).

Op 18 februari 2003 werd instemming onthouden (motie Jurgens).

Op 17 december 2002 werd instemming onthouden wegens ontbreken ontwerptekst.

Op 8 oktober 2002 werd instemming onthouden (definitieve tekst afwachten).


Behandeling Tweede Kamer

AO 4 november 2003

Op 5 november 2003 werd door mw. Albayrak een VAO aangevraagd na het Algemeen Overleg van 4 november 2003. Tijdens dit AO gaf zij al aan problemen te hebben met het dubbele integratievereiste voor derdelanders die gebruik willen gaan maken van het vrije verkeer en dus meer hebben aan integratie in het land waar zij zich willen gaan vestigen dan nog gehouden te worden aan integratie in het land dat zij willen verlaten. Op 5 november 2003 is een motie ingediend door Albayrak/Vos (23490, 300) inhoudende het verzoek aan de regering om in de JBZ-Raad op 6 november 2003 nog niet in te stemmen met deze ontwerprichtlijn, welke door een kamermeerderheid werd verworpen.

AO 3 juni 2003

Tijdens het AO informeerde mw. Griffith (VVD) naar de separate richtlijn die er m.b.t. de doelgroep vluchtelingen en subsidiair beschermden zal komen. Minister Verdonk meldde dat Nederland de commissie heeft verzocht nog dit jaar met een voorstel te komen. Er werd ingestemd met de inzet van de regering.

AO 7 mei 2003

Op 7 mei 2003 werd nog niet ingestemd met deze ontwerprichtlijn, doch de regeringsinzet werd gesteund.

Mw. van der Laan steunde het standpunt van de regering, in het bijzonder t.a.v. de partnerschappen tussen personen van hetzelfde geslacht en vroeg aandacht voor de tactiek. Het kan niet zo zijn dat Nederland een compromisbereid moet zijn als een andere lidstaat geïsoleerd staat, terwijl andere landen op hun poot stijf houden in dit dossier nu Nederland geìsoleerd staat. Het kan niet zo zijn dat wij in beide gevallen aan het kortste eind trekken.

Mw. Kalsbeek informeerde naar het amendement, waar de PvdA-fractie weinig in zag, dat Nederland samen met Duitsland en Oostenrijk had ingediend. Overigens sprak zij steun uit voor de inzet van de Nederlandse regering.

Dhr. Rijpstra onderschreef het standpunt van de regering dat het aspect van de tewerkstellingsvergunning niet in deze richtlijn thuishoort en vroef hoe de regering verwacht dat dit debat zich verder zal ontwikkelen? Stel dat de tewerkstellingsvergunning er wel in komt, hoe verhoudt zich dit dan met onze eigen wetgeving, zoals de Wet Arbeid Vreemdelingen?

Minister Nawijn meldde dat het amendement waar mw. Kalsbeek naar informeerde is opgenomen in de ontwerprichtlijn. Hij gaf aan de inzet sterk te zullen verdedigen, doch kon niet aangeven wat er uit zou komen. Hij gaf aan dat er druk op staat, omdat er in Sevilla is afgesproken dat hierover in juni resultaat moet worden geboekt.

Op 20 februari 2003 berichtte de voorzitter Tweede Kamer dat deze ontwerprichtlijn de uitdrukkelijke instemming van de Kamer behoeft.

AO 18 december 2003

Agendapunt was niet meer aan de orde.

AO 10 oktober 2003

De TK heeft (i.v.m. overlijden prins Claus werd AO met de bewindslieden op 10 oktober 2002 geschrapt) op alle ontwerpbesluiten die het Koninkrijk beogen te binden een parlementair voorbehoud gemaakt.

AO 13 november 2001

Tijdens een AO hebben de leden Cörüz en Hoekema vragen gesteld m.b.t. deze ontwerprichtlijn. Staatssecretaris Kalsbeek heeft geantwoord dat de status van langdurig ingezetene na vijf jaar niet automatisch wordt toegekend. Het gaat om een discretionaire bevoegdheid.


Standpunt Nederlandse regering

Uit het fiche blijkt dat de Nederlandse regering voorstander is van het bereiken van een gemeenschappelijke procedure voor het verkrijgen van de status van langdurig verblijvende derdelander. Het voorstel komt op hoofdlijnen overeen met Nederlandse wet- en regelgeving.

De voorgestelde termijn van vijf jaar voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene stemt bijvoorbeeld overeen met in Nederland gehanteerde termijn.

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 201 fiche 6
    27 juni 2001

Openbaarheid i.v.m. motie Jurgens

De raadsdocumenten 10009/03Word-document +add1Word-document zijn beschikbaar in het register van de Raad sinds 3 juli 2003. De zeswekentermijn verstrijkt op 14 augustus 2003.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Tijdens de ER van Tampere is vastgesteld dat in het kader van een samenhangend immigratiebeleid ook de eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven voldoende aandacht moet krijgen. Zij moeten rechten en plichten krijgen die zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met die van burgers van de Unie, zeker wanneer zij duurzaam (tenminste 5 jaar) in de Unie woonachtig zijn. De EC komt nu met een voorstel waarin wordt voorgesteld de voorwaarden voor het krijgen van een permanente verblijfsstatus te harmoniseren.

De richtlijn geldt voor derdelanders, dus mensen die geen Unie-burger zijn inclusief staatlozen, mits legaal verblijvend. De richtlijn geldt niet voor mensen die in principe tijdelijk in een lidstaat zijn (tijdelijke bescherming, asielzoekers in procedure, studenten, au pairs, seizoenarbeiders, gedetacheerden, diplomaten). Ook niet voor mensen die subsidiaire bescherming genieten, omdat harmonisatie op dit terrein nog ver zoek is.

Er gelden ook tal van gunstiger bepalingen, bijv. voor gezinsleden van Unie-burgers die gebruik maken van het recht op vrij verkeer en voor derdelanders die onder communautaire of gemengde overeenkomsten vallen met derde landen, bijvoorbeeld EER (Noorwegen, IJsland, Liechtenstein), associatieovereenkomst Turkije, kandidaatlidstaten, Marokko en Tunesië, RvE-overeenkomsten over alle migrerende werknemers, uitzettingsverboden Verdrag van Genève en EVRM. Ook toekomstige overeenkomsten kunnen gunstiger bepalingen bevatten.

Intrekking of uitwijzing mag slechts onder stricte voorwaarden. Uitzetting is niet toegestaan waar mensen bescherming genieten o.g.v. vluchtelingenverdrag of antifolterbepalingen van het EVRM.

Langdurig ingezeten derdelanders krijgen, ter uitwerking van artikel 63, sub 4 EG-verdrag, het recht in andere lidstaten te verblijven en te werken, studeren of rentenieren. Men heeft er - althans de eerste vijf jaar - geen recht op sociale bijstand of studiebeurs.

De EC stelt voor na vijf jaar legaal en ononderbroken verblijf in een andere lidstaat de status van langdurig ingezetene toe te kennen aan derdelanders. Daarbij vervalt dan die status in de eerste lidstaat van vestiging. Wanneer lidstaten gunstiger voorwaarden hanteren voor het krijgen c.q. behouden van een permanente verblijfsstatus, dan geldt dit hoofdstuk m.b.t. vrij verkeer niet.

Voorwaarde voor het verkrijgen van die status zijn: beschikken over stabiele inkomsten (tenminste bijstandsniveau) en een ziektekostenverzekering. De inkomsteneis geldt niet voor vluchtelingen en derdelanders die geboren zijn in de lidstaat. Studietijd telt half mee wanneer studenten nadien (legaal) in een lidstaat zijn gebleven (bij promovendi telt hun hele verblijfstijd, want de EC wil deze brains" voor de EU behouden). Tussentijdse afwezigheid wordt een derdelander niet altijd aangerekend, bijv. als dat minder dan zes maanden was, verband hield met militaire dienstplicht, grensoverschrijdende detachering, gezondheidsredenen of studie. De aanvrager moet het verzoek indienen voorzien van alle bewijsstukken (anders wordt de behandeling opgeschort), waarna het verzoek binnen zes maanden afgehandeld moet worden. Weigeren mag alleen wanneer het persoonlijk gedrag van betrokkene een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid.

Alleen een beroep op bijstand of studiebeurs levert (de eerste vijf jaar) reden op (verlenging) verblijf te weigeren. Het verblijf mag voortgezet worden als hij arbeidsongeschikt wordt of werkloos, voor zolang er recht op een uitkering bestaat. Gezinsleden (als zij al in de EU woonden, want anders geldt de richtlijn over gezinshereniging) hebben het recht zich bij de langdurig ingezetene te voegen (met gelijke verblijfstermijn) en blijven in die tijd ook hun eigen rechten opbouwen.

Wordt aan de vereisten voldaan, dan bestaat van rechtswege een permanent recht op de status van langdurig ingezetene. Na 10 jaar vindt (administratieve) verlenging plaats, maar dan mag geen toets plaatsvinden. Niet tijdige verlenging is dus ook geen reden voor intrekk intrekking. Er wordt hooguit tegen prijs van een identiteitskaart voor eigen onderdanen - een document uitgereikt volgens standaardmodel dat in EG-verband tot stand moet komen. Intrekking is alleen mogelijk bij fraude, wanneer een uitzettingsmaatregel nodig is, bij het verwerven van een status in een andere lidstaat of na een afwezigheid van twee jaar (buiten de Unie). LS kunnen ruimhartiger bepalingen opstellen m.b.t. afwezigheid wegens dienstplicht, detachering, gezondheidsredenen, studie of onderzoek. Vervolgens gelden procedurele waarborgen.

Eenmaal in het bezit van de status hebben de langdurig ingezetenen dezelfde rechten als eigen onderdanen t.a.v. werk, onderwijs, erkenning diploma's, sociale bescherming en sociale bijstand, sociale en fiscale voordelen, toegang tot goederen en diensten (ook huisvesting), vrijheid van vereniging, lidmaatschap vakverenigingen of beroepsorganisatie, vrije toegang tot het hele grondgebied van de lidstaat en voorts aanspraken die de lidstaten afzonderlijk nog vaststellen.

Alleen wanneer persoonlijk gedrag een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor openbare orde of binnenlandse veiligheid vormt en een wezenlijk maatschappelijk belang wordt geraakt kan tot uitzetting worden besloten, maar allen wanneer dergelijk gedrag bij eigen onderdanen ook tot strenge repressieve maatregelen leidt. Een strafrechtelijke veroordeling vormt op zichzelf geen grond voor uitzetting. Bovendien moet rekening worden gehouden met de duur van het verblijf, de leeftijd, gevolgen voor betrokkenen en zijn gezin, de banden met de lidstaat en de afwezigheid van banden met het land van herkomst. Er moet beroep met schorsende werking mogelijk zijn en rechtsbijstand indien onvermogend. Spoedprocedures zijn niet toegestaan.

Een verblijfsvergunning moet afgegeven worden als aan de voorwaarden wordt voldaan. Er gelden procedurele waarborgen. Alleen persoonlijk gedrag dat een actuele bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid vormt, of ziekten die quarantainemaatregelen noodzakelijk maken of besmettelijke infectie of parasitaire ziekten leveren nog een weigeringsgrond op. Medisch onderzoek mag, maar dan kosteloos. Ziekten die na toelating ontstaan mogen niet leiden tot weigering (verlenging) verblijf.

Een langdurig ingezetene behoudt zijn status in de eerste lidstaat (en die heeft een terugnameverplichting) zolang hij die in de tweede lidstaat noblijf, dg niet heeft verkregen.

Bij de slotbepalingen is de implementatietermijn gesteld op 31 december 2003.

Eerder werd al langdurig gesproken over een ontwerp gemeenschappelijk optreden over dit onderwerp uit 1999.

  • PDF-document voorstel Europese Commissie - COM(2001)127
    13 maart 2001

Behandeling Raad

JBZ-Raad 6 november 2003

De minister laat weten dat het parlementaire voorbehoud van Nederland op de Richtlijn inmiddels is opgeheven.

JBZ-Raad 5/6 juni 2003, agendapunt B3

De minister meldt in het verslagWord-document dat een politiek akkoord is bereikt over de afgeslankte richtlijn van raadsdocument 10009/03Word-document +add1Word-document. Een van de lidstaten kon het voorbehoud op artikel 4 inzake de termijn voor de verkrijging van de status van langdurig ingezetene opheffen. Een andere lidstaat liet een aanvulling opnemen in artikel 11, lid b met een verwijzing naar de nationale wetgeving. Voor wat betreft het nog resterende Nederlandse bezwaar in artikel 16, inzake de meerderjarige afhankelijke kinderen, is overeengekomen dat er een paragraaf in de preambule wordt opgenomen waarin expliciet wordt verwezen naar deze doelgroep en de speciale aandacht die deze groep verdient.

En marge van dit agendapunt werd er nog een korte discussie gehouden over mobiliteit in samenhang met de toegang tot de arbeidsmarkt.

Op 5 juni 2003 werd een afgeslankte richtlijn voorgelegd aan de Raad met het oogmerk een politiek akkoord te bereiken.

JBZ-Raad 8 mei 2003, agendapunt B5

Volgens de annotatie is de Nederlandse inzet ten aanzien van de definitie familieleden in artikel 2 en artikel 18 dat deze zo moet worden geïnterpreteerd dat ook partnerschappen - inclusief partnerschappen tussen personen van hetzelfde geslacht en afhankelijke meerderjarige kinderen onder deze definitie vallen. Hiertegen bestaat echter weerstand van de zijde van de meeste lidstaten. Voor Nederland is daarnaast van belang dat, overeenkomstig de uitgangspunten van de Europese Raad van Tampere van 15-16 oktober 1999, het niveau van rechten en voorzieningen in artikel 11 voor langdurig ingezetenen dient toe te nemen naar gelang de duur van het verblijf toeneemt. Dit standpunt wordt echter niet door alle lidstaten gedeeld. Ten aanzien van de discussie omtrent de condities waarna verblijf in een tweede lidstaat van een langdurig ingezetenen wordt toegestaan, stelt Nederland zich op het standpunt dat de conditie dat een tewerkstellingsvergunning moet zijn afgegeven dit in het kader van arbeid in loondienst - niet in deze richtlijn thuishoort. Nederland is geen voorstander van deze conditie omdat dit niet het vrije verkeer van langdurig ingezetenen bevordert. Nederland wordt hierin door een drietal lidstaten gesteund.

JBZ-Raad 27/28 februari 2003, agendapunt B5

Blijkens het verslag is dit agendapunt komen te vervallen.

De Nederlandse regering geeft in de geannoteerde agenda aan het van belang te achten dat naast vluchtelingen ook personen die subsidiaire bescherming genieten onder het toepassingsgebied van de richtlijn worden gebracht. Dit standpunt wordt gedeeld door Zweden en Finland. Een belangrijk discussiepunt bij de onderhandelingen over de richtlijn vormt verder de vraag welke periode van afwezigheid in de lidstaat nog toelaatbaar is zonder dat de duur van de afwezigheid gevolgen heeft voor het kunnen verkrijgen van de status van langdurig verblijvende derdelander.

JBZ-Raad 19/20 december 2002

Blijkens het verslag is dit agendapunt komen te vervallen.

Bij de onderhandelingen over de ontwerp-richtlijn heeft Nederland zich voorstander getoond van het voorstel van de Commissie om de status van langdurig verblijvende derdelander na een periode van 5 jaar legaal en ononderbroken verblijf in een lidstaat te verlenen. Deze periode valt samen met de periode waarna een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in het Nederlandse vreemdelingenrecht kan worden verkregen. Een langere periode acht de Nederlandse regering vanuit het oogpunt van integratie ongewenst.

Op basis van het voorstel van de Commissie worden onder andere de volgende voorwaarden gesteld aan het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene. Het beschikken over voldoende middelen van bestaan, een ziektekostenverzekering en het niet vormen van een bedreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid. Nederland acht het van belang dat de lidstaten de verlening van de status van langdurig verblijvende derdelander kunnen koppelen aan een integratievereiste en pleit voor het toevoegen van een integratievereiste aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig verblijvende derdelander. Nederland heeft, samen met Duitsland en Oostenrijk, terzake een voorstel ingediend.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Het EP heeft op 5 februari 2002 advies uitgebracht. Het EP wil onder meer dat na 5 jaar ook in aanmerking wordt genomen in hoeverre de derdelander de taal van een lidstaat machtig is, alvorens de beslissen over de verlening van de status. Het EP verwijst naar een voorgenomen uitbreiding van de toepassing van verordening 1408/71 over sociale zekerheidsrechten van werknemers tot derdelanders, ook wil het EP dat personen die delicten plegen die onder het kaderbesluit terrorismebestrijding vallen niet (langer) aanspraak maken op de status en wel met spoedprocedures uitgezet kunnen worden. Het EP wenst het antifolterverdrag expliciet te noemen, uitbreiding van het artikel over gelijke behandeling.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.

  • PDF-document standpunt EP Europees Parlement - P5_TA(2002)0030
    5 februari 2002

Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Het European Scrutiny Committee van House of Commons heeft in een rapport van 18 juli 2001 (session 2001-02) het commissie-voorstel als "legally and politically important" gekwalificeerd.

Er worden enkele key-issues belicht:

  • Het uitwijzen van vreemdelingen is volgens de ontwerprichtlijn in beperktere mate mogelijk dan onder Brits recht
  • Het recht van in andere lidstaten duurzaam gevestigde vreemdelingen om in het VK te gaan werken bestaat nu niet.
  • De non-discriminatieclausule is gebaseerd op het niet-bindende handvest grondrechten.

NGO's hebben aandacht gevraagd voor de uitsluiting van mensen met subsidiaire bescherming, voor Turken gelden gunstiger bepalingen als gevolg van besluit 1/80 van de EC/Turkse associatie. Geen gelijke rechten voor de gezinsleden van de langdurig ingezetenen.

De Britse regering heeft nog niet besloten of het al dan niet zal besluiten tot opt-in. Het HoC beveelt een "regulatory impact assessment" aan om de (financiële) consequenties


Alle bronnen