E090222
Laatste revisie: 19-08-2011

E090222 - Ontwerp-Kaderbesluit 2009/.../JBZ betreffende de overdracht van strafvervolging (initiatief België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Letland, Hongarije, Nederland, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Zweden)



Dit kaderbesluit beoogt in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht de efficiëntie van de strafvervolging te vergroten en de rechtsbedeling te verbeteren door middel van gemeenschappelijke voorschriften die de overdracht van vervolging tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijken. Hierbij wordt rekening gehouden met de legitieme belangen van de verdachte en het slachtoffer en worden de grondrechten die worden erkend in artikel 6 EU-Verdrag en het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie geëerbiedigd. Het kaderbesluit vloeit voort uit het Haagse Programma.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.


Kerngegevens

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Behandeling Eerste Kamer

Op 24 november 2009 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden op formele gronden.

Op 20 november 2009 heeft de commissie voor de JBZ-Raad een brief gestuurd aan de minister van Justitie in aanvulling op de brief van 3 november.

Op 3 november 2009 heeft de commissie voor de JBZ-Raad een brief verstuurd aan de minister van Jusitie en vastgesteld dat onderhavig ontwerp-kaderbesluit belangrijke raakvlakken heeft met bestaande verdragen van de Raad van Europa. De commissie vraagt de regering welke meerwaarde het kaderbesluit heeft op EU-niveau dan wat er op verdragsrechtelijk al is vastgelegd.

Op 13 oktober 2009 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden op formele gronden.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit kaderbesluit beoogt in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht de efficiëntie van de strafvervolging te vergroten en de rechtsbedeling te verbeteren door middel van gemeenschappelijke voorschriften die de overdracht van vervolging tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijken. Hierbij wordt rekening gehouden met de legitieme belangen van de verdachte en het slachtoffer en worden de grondrechten die worden erkend in artikel 6 EU-Verdrag en het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie geëerbiedigd. Het kaderbesluit vloeit voort uit het Haagse Programma, waarin de wens is neergelegd de strafvervolging in één lidstaat te concentreren. Gemeenschappelijke voorschriften over overdracht van strafvervolging helpen inbreuken op het 'ne bis in idem' beginsel te voorkomen en zijn derhalve in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht onontbeerlijk.

Een belangrijke plaats in het kaderbesluit is weggelegd voor de 'overdragende autoriteit' en de 'ontvangende autoriteit'. Voor de toepassing van dit kaderbesluit is elke lidstaat bevoegd om een strafbaar feit waarop het recht van een andere lidstaat van toepassing is, overeenkomstig het nationale recht strafrechtelijk te vervolgen. De overdragende autoriteit van een lidstaat kan de ontvangende autoriteit van een andere lidstaat verzoeken om de strafvervolging over te nemen indien dit in het belang is van een efficiënte en goede rechtsbedeling. Verder dient te zijn voldaan aan tenminste één ander criterium, zoals dat het strafbare feit zich geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van die andere lidstaat heeft afgespeeld (bijvoorbeeld bij mensenhandel), dat de gevolgen van het strafbare feit zich grotendeels in die andere lidstaat voordoen (bijvoorbeeld bij cyberaanvallen), dat de verdachte zijn gewone verblijfplaats in die andere lidstaat heeft of daar reeds een andere strafzaak tegen hem loopt.

Een verzoek om overdracht kan alleen worden aanvaard indien is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, dat wil zeggen dat het verweten handelen van de verdachte ook naar het recht van de lidstaat van de ontvangende autoriteit een strafbaar feit oplevert. Overdracht kan voorts geweigerd worden indien bijvoorbeeld sprake is van strijd met het 'ne bis in idem' beginsel, de verdachte gezien zijn leeftijd niet strafrechtelijk aansprakelijk kan zijn, de verdachte immuniteit geniet of het strafbare feit verjaard is. Bij aanvaarding door de ontvangende autoriteit vindt opschorting of staking van de strafprocedure in de lidstaat van de overdragende autoriteit plaats. De overgedragen vervolging wordt beheerst door het recht van de lidstaat van de autoriteit waaraan de vervolging is overgedragen. De ontvangende autoriteit stelt de overdragende autoriteit in kennis van de onderbreking van de strafprocedure en van iedere andere beslissing die aan het einde van de strafprocedure wordt gegeven. De kosten worden in principe gedragen door de lidstaat van de ontvangende autoriteit.

Dit kaderbesluit vult de bepalingen van enkele andere kaderbesluiten aan. Het betreft:

  • Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties;
  • Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie en
  • Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (zie dossier E090220).

  • PDF-document raadsdocument Lidstaat - 11119/09
    30 juni 2009

Behandeling Raad

JBZ-Raad 30 november en 1 december 2009 (agendapunt B11)

Het Voorzitterschap wees tijdens de Raad op de steun in de Raad van oktober jl., en de behoefte aan samenwerking op dit terrein. Opgemerkt werd dat er veel overeenstemming is, behalve ten aanzien van de jurisdictie en een aantal technische punten. Het Voorzitterschap gaf aan de discussie aan de hand van de drie vragen uit het document te willen voeren. Uit de interventies bleek dat een aantal lidstaten, met name de common law-lidstaten, kritisch is ten aanzien van de uitbreiding van jurisdictie als uitgangspunt.

Minister Hirsch Ballin merkte op dat voortgang belangrijk is. Het is niet werkbaar in de praktijk dat een deel van de lidstaten via de Conventie van de Raad van Europa werkt en een ander deel niet. Het is duidelijker om te werken met een basisbepaling, met een uitzondering voor een aantal lidstaten. Als tijdelijke oplossing is het werken met een uitzonderingsbepaling voor een aantal lidstaten goed mogelijk. Op deze wijze kan ervaring worden opgedaan met het overdragen van strafvervolging en kan vertrouwen worden opgebouwd.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meningen verdeeld zijn. Het voorstel van de Commissie voor een ontwerprichtlijn, waarin het overeengekomen ontwerp-kaderbesluit naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december jl. één op één wordt omgezet , wordt afgewacht. Die ontwerprichtlijn zal uiteindelijk via de medebeslissingsprocedure en met gekwalificeerde meerderheid in de Raad worden aangenomen.

Uit de geannoteerde agenda blijkt dat het Voorzitterschap de stand van zaken van de besprekingen zal voorleggen aan de Raad. Als wordt aangegeven dat er in COREPER materiële overeenstemming is bereikt, zal naar verwachting worden voorgesteld het overeengekomen ontwerp-kaderbesluit, naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december a.s., één op één om te zetten in een ontwerp-richtlijn. Die ontwerp-richtlijn zal uiteindelijk via de medebeslissingsprocedure en met gekwalificeerde meerderheid in de Raad worden aangenomen. Het is nog onduidelijk wat er zal gebeuren als wordt aangegeven dat er in COREPER geen materiële overeenstemming is bereikt.

JBZ-Raad 23 oktober 2009 (agendapunt B8)

Uit het verslag blijkt dat tijdens deze bijeenkomst van de Raad het Voorzitterschap negen artikelen (artikelen 3, 4, 10, 10bis, 13, 14, 15, 18 en 19), die van meer procedurele aard zijn, heeft voorgelegd. Over deze artikelen was op ambtelijk niveau inhoudelijk overeenstemming bereikt. Echter, tijdens de Raad bleek dat een aantal van de lidstaten dat problemen heeft met artikelen die nu niet voorliggen, geen deelbesluit wilde nemen ten aanzien van de voorgelegde artikelen. De genoemde negen artikelen zijn dan ook onder voorwaarden geaccordeerd. De onderhandelingen over dit ontwerp-kaderbesluit zullen worden voortgezet.

Blijkens de geannoteerde agenda blijkt dat dit ontwerp-kaderbesluit de strafvervolging beoogt tussen de lidstaten efficiënter te regelen en de rechtsbedeling te verbeteren. Daartoe wordt in dit besluit een procedureel kader voor de overdracht van strafvervolging tussen de lidstaten gecreëerd. Naast de procedure omschrijft het besluit acht criteria waaronder de strafvervolging die in de ene lidstaat is ingesteld aan een andere lidstaat kan worden overgedragen.

Aan één van de acht criteria moet zijn voldaan om tot overdracht van strafvervolging over te gaan. De verdachte wordt op de hoogte gebracht van de voorgenomen overdracht alvorens een beslissing hierover te nemen. De verdachte kan zijn mening kenbaar maken, maar zijn instemming is niet nodig. Ook eventuele slachtoffers worden geïnformeerd.

Nederland is mede-indiener van dit ontwerp-kaderbesluit en zou graag de onderhandelingen over dit ontwerp-kaderbesluit afronden voor het eind van dit jaar. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal het Voorzitterschap waarschijnlijk onderdelen van het ontwerp-kaderbesluit voorleggen.

De raadswerkgroep on Cooperation in Criminal Matters heeft in juli 2009 over het voorstel voor een kaderbesluit gediscussieerd en enkele wijzigingenPDF-document voorgesteld. Op 7 en 8 september 2009 kwam de raadswergroep opnieuw bijeen, met wederom enige wijzigingenPDF-document als resultaat.

In de databank Prelex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van JAI(2009)6 weergegeven.


Reacties Derden

De Britse mensenrechtenorganisatie JUSTICE heeft in juli 2009 een kritische briefing gegeven over het onderhavige kaderbesluit.

De Commissie Meijers heeft zich bij brief van 25 augustus 2009 aan Vice-President Barrot van de Europese Commissie positief uitgelaten over het onderhavige kaderbesluit. Met enige kleine aanpassingen zou het kaderbesluit volgens de Commissie Meijers kunnen worden vastgesteld. Een eensluidend brief in het Nederlands werd op 27 oktober 2009 door de Eerste Kamer ontvangen.

  • PDF-document Permanente commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtenlingen- en strafrecht - CM0907
    27 oktober 2009
  • PDF-document Permanente commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtenlingen- en strafrecht - CM0905
    25 augustus 2009
  • [en]PDF-document deskundige - Briefing JUSTICE
    1 juli 2009

Alle bronnen