E090250 - Beschikking waarbij lidstaten worden gemachtigd in het belang van de EG het 'Bunkers-Verdrag' te ondertekenen en te ratificeren
Sinds de inwerkingtreding van EU Verordening 44/2001 (Brussel I) behoren bepalingen over rechterlijke bevoegdheid en over erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken tot de uitsluitende competentie van de Gemeenschap. Daardoor staat het lidstaten niet meer vrij geheel zelfstandig tot aansprakelijkheidsverdragen als het VN/IMO Bunkersverdrag als het VN/IMO HNS-verdrag (E090251) toe te treden. Desalniettemin is het wenselijk dat lidstaten tot mondiale aansprakelijkheidsverdragen op het gebied van het zeerecht kunnen toetreden. De voorgestelde beschikkingen strekken ertoe lidstaten te machtigen tot deze verdragen toe te treden, zij het met het maken van voorbehouden betreffende de toepassing van de Brussel I verordening tussen EU-lidstaten onderling.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
Europees
Na een schriftelijke procedure werd de machtiging (2002/762/EG) op 19 september 2002 vastgesteld en op 25 september 2002 gepubliceerd in PbEU L256.
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
Dit onderwerp gaf geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen op 23 april 2002.
Dit onderwerp gaf geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen op 23 april 2002.
Er is geen fiche opgesteld. Blijkens de annotatie acht de Nederlandse regering het onwenselijk dat de lidstaten gehouden worden bij toetreding voorbehouden te maken. Dit is politiek gezien in verband met het IMO-kader van de verdragen zeer onwenselijk en was daarom ook in de werkgroepen omstreden.
De verdragen staan het maken van deze voorbehouden niet toe en kunnen daarom de goede werking van de verdragen in gevaar brengen. Immers, de voorbehouden kunnen al snel tot bezwaren van derde-landen (het zijn mondiale verdragen) leiden die de inwerkingtreding van de verdragen in gevaar brengen.
Beide verdragen zijn van groot belang voor de internationale bescherming van (inwoners van) kuststaten tegen schade door gevaarlijke stoffen en veel lidstaten willen zo snel mogelijk (mede ten behoeve van hun burgers) de bescherming van deze verdragen.
Nederland behoort om deze redenen ook tot de landen die liever geen voorbehouden willen, maar willen accepteren dat op grond van deze verdragen voor specifieke onderwerpen aparte regels gelden die afwijken van de Verordening.
Alleen als dat niet haalbaar blijkt, kan bij beide verdragen slechts één voorbehoud (alleen betreffende erkenning en tenuitvoerlegging) worden gemaakt, zoals voor het HNS-verdrag voorgesteld (E090251), omdat dit de goede werking van de verdragen minder in gevaar brengt dan (ook) een voorbehoud betreffende rechterlijke bevoegdheid en derhalve minder risico voor de inwerkingtreding van de verdragen oplevert.
Deze terugvaloptie kan in ieder geval op brede steun van andere lidstaten rekenen. Naarmate de tekst voor enig voorbehoud duidelijker maakt dat het uitsluitend gevolgen heeft tussen EU-lidstaten onderling (d.w.z. niet ten nadele van derde landen zal werken), bestaat daartegen minder bezwaar.
Sinds de inwerkingtreding van EU Verordening 44/2001 (Brussel I) behoren bepalingen over rechterlijke bevoegdheid en over erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken tot de uitsluitende competentie van de Gemeenschap. Daardoor staat het lidstaten niet meer vrij geheel zelfstandig tot aansprakelijkheidsverdragen als het VN/IMO Bunkersverdrag als het VN/IMO HNS-verdrag (E090251) toe te treden.
Desalniettemin is het wenselijk dat lidstaten tot mondiale aansprakelijkheidsverdragen op het gebied van het zeerecht kunnen toetreden. De voorgestelde beschikkingen strekken ertoe lidstaten te machtigen tot deze verdragen toe te treden, zij het met het maken van voorbehouden betreffende de toepassing van de Brussel I verordening tussen EU-lidstaten onderling.
In september 2002 circuleerden de versies 10677/02 en 10677/1/02 en na een schriftelijke procedure werd de machtiging (2002/762/EG) op 19 september 2002 vastgesteld en op 25 september 2002 gepubliceerd in PbEU L256.
Blijkens het verslag van de JBZ-Raad van 25/26 april 2002 is dit onderwerp niet aan de orde geweest.
De Raad sprak over een machtiging van de lidstaten om over te gaan tot ondertekening van of toetreding tot dit verdrag.
In de oorspronkelijke Commissievoorstellen was er nog sprake van de bepaling dat de lidstaten bij toetreding "voorbehouden" moeten maken, hetgeen politiek gezien in verband met het IMO-kader van de verdragen zeer onwenselijk is en daarom ook in de werkgroepen omstreden was.
Indien het bereik van de nu door het Voorzitterschap voorgestelde verklaring beperkt is tot de onderlinge verhoudingen van EU-lidstaten, is deze toegestaan volgens het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht en vallen bezwaren van derde landen (waardoor de inwerkingtreding in gevaar zou komen; het zijn mondiale verdragen) ook niet te verwachten. De formulering moet dit wel duidelijk tot uitdrukking brengen.
Het EP stemt in met het voorstel van de Commissie.