EU-Grondrechtenbureau: hoe dan ook geen bevoegdheden in de derde pijler



Nadat de commissies ESO en JBZ in reactie op een brief van minister Bot van 21 november jl. hadden gemeld dat de bereikte onderhandelingsresultaten ten aanzien van de oprichting van het EU-grondrechtenbureau nog niet voldoende waren, heeft de minister in een brief van 1 december jl. de allerlaatste onderhandelingsresultaten gepresenteerd. Hierover is tijdens een mondeling overleg op 4 december jl. van gedachten gewisseld, terwijl de JBZ-Raad al gaande was.

Nadat gemord was over het feit dat nut en noodzaak nimmer afdoende waren aangetoond en dat het voortgaan met onderhandelen omdat er nu eenmaal tijdens een Europese Raad zo besloten was nu precies was wat Nederlandse bevolking tegen de borst stuitte, werd de discussie gefocust op de rechtsbasis en de geografische reikwijdte. Met instemming noteerden de commissies de toezegging van minister Bot dat hij niet zou meewerken aan uitbreiding naar landen waarmee een stabilisatie- en associatieakkoord is gesloten.

Minister Bot gaf aan dat de regering ook de juridische adviezen moest erkennen dat er geen rechtsbasis gevonden kon worden om het mandaat van het EU-grondrechtenbureau uit te strekken tot de JBZ-samenwerking in de derde pijler. Een besluit van die strekking was inmiddels ook van de baan, ook al omdat wegens het onthouden van instemming van de Eerste Kamer op dit punt geen unanimiteit kon worden bereikt in de JBZ-Raad. Bij wijze van compromis waren een considerans en een tweetal raadsverklaringen opgesteld, maar die gingen de woordvoerders nog te ver. Afspreken dat je er over drie jaar nog eens op terug zal komen op het mandaat wekt verwachtingen en wanneer lidstaten op vrijwillige basis de expertise kunnen inroepen van het grondrechtenbureau inzake JBZ-materie, dan impliceert dat dat het grondrechtenbureau een expertise opbouwt op een terrein waarop het niet bevoegd is.

Er ontspon zich een discussie of instemming onthouden kon worden aan een raadsverklaring die materieel regelt wat er formeel niet geregeld kon worden door middel van het - eerder geblokkeerde - besluit. Uiteindelijk konden de commissies leven met het afleggen van een lidstaatverklaring. Daarin is aangegeven dat de raadsverklaring geen bevoegdheden attribueert aan het grondrechtbureau in de derde pijler, dat volstrekt open blijft of over drie jaar het mandaat uitgebreid kan worden en dat Nederland niet van plan is gebruikt te maken van de vrijwillige raadpleging.

In de JBZ-Raad is inmiddels een akkoord bereikt over de afgeslankte - oprichtingsverordening.

Zie ook: dossiers 4.3.87 en 4.3.87a


Deel dit item: