"Brussel" niet bevoegd om onderwijs te geven



De Eerste Kamer en Tweede Kamer hebben grote bezwaren tegen een voorstel van de Europese Commissie tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut (EIT). Dit instituut moet onder andere door het bevorderen van samenwerking tussen onderwijs- en onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven een nieuwe impuls geven aan innovatie in het kader van het Lissabon-proces. Dit proces moet uitmonden in Europa als meest concurrerende kenniseconomie in 2010.

Bezwaren

Beide Kamers onderschrijven weliswaar het belang van innovatie, maar zij maken bezwaar tegen het voorstel dat het EIT onderwijs zal verzorgen op master- en doctoraalniveau. Bovendien krijgt het EIT de mogelijkheid om diploma's en graden uit te reiken. Volgens beide Kamers ontbreekt hiervoor de bevoegdheidsgrondslag in het EG-Verdrag. Eerste en Tweede Kamer geven er daarom de voorkeur aan dat graden worden verleend door de onderwijsinstellingen die aan het EIT deelnemen, zo schrijven zij in een vandaag verstuurde gezamenlijke briefPDF-document aan verantwoordelijk Eurocommissaris Figel'.

Twijfels over meerwaarde

Ook bestaat in beide Kamers twijfel ten aanzien van de meerwaarde van het EIT ten opzichte van (bestaande of nieuwe) samenwerkingsverbanden tussen onderzoeks- en onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. Gelet op die twijfel zouden beide Kamers liever geen nieuwe, mogelijk bureaucratische, organisatie optuigen. Extra argument tegen oprichting van het EIT is de twijfel die in beide Kamers bestaat over de deugdelijkheid van de financiële basis onder het EIT en de bijbehorende kennis- en innovatiegemeenschappen.

Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets

De Eerste en Tweede Kamer zijn tot deze conclusie gekomen na het advies van de zogenoemde Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets. Deze gezamenlijke Kamercommissie, die eind maart dit jaar is ingesteld, is bedoeld om in een vroegtijdig stadium een aantal wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie te beoordelen op het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel; dat wil zeggen dat zij beoordeelt of het wel nodig is om op het betreffende onderwerp regelgeving te ontwikkelen op Europees niveau en of de voorgestelde maatregelen niet verdergaan dan strikt noodzakelijk is.


Deel dit item: