Steun voor initiatiefwet mededingingsregels MKB onzeker



Het initiatiefvoorstel voor een wijziging van de Mededingingswet, met als oogmerk de onderhandelingspositie van leveranciers in het Midden- en Kleinbedrijf te versterken (31.531), kreeg dinsdag 8 juni een kritisch onthaal in de Eerste Kamer. Of de wetswijziging doorgang vindt hangt af van de stemming in de Eerste Kamer, die is gepland op dinsdag 15 juni. Doorslaggevend daarbij is de standpuntbepaling van de fracties van VVD, ChristenUnie en SGP die tijdens het debat zware bedenkingen hebben geuit tegen de voorgestelde aanpassing van de Mededingingswet. Het voorstel kan wel rekenen op instemming van de fracties van CDA en PvdA, die samen beschikken over 35 van de 75 zetels in de senaat.

Het wetsontwerp is een initiatief van de Tweede Kamerleden Ten Hoopen (CDA), Aptroot (VVD) en Vos (PvdA) en beoogt de concurrentiepositie te versterken van leveranciers met een klein marktaandeel; doorgaans betreft het ondernemingen in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De drie Tweede Kamerleden verdedigden hun initiatiefwet in de Eerste Kamer, in het bijzijn van minister Van der Hoeven van Economische Zaken. Zij echter ontraadde het voorstel tijdens de plenaire behandeling, en gaf in antwoord op vragen van diverse fracties blijk van haar scepsis over de effectiviteit van de voorgestelde aanpassing van de bestaande mededingingsregels. Na een korte schorsing vroeg de VVD-fractie van minister Van der Hoeven de toezegging dat de wet uiterlijk na drie jaar wordt geëvalueerd. De minister antwoordde dat ‘als het wetsvoorstel al wordt aangenomen, deze evaluatie al veel sneller dan over drie jaar gewenst is, want het is een slechte wet.’ Initiatiefnemer Aptroot kon zich vinden in het verzoek van de VVD-fractie. Ook in de huidige Tweede Kamer zou volgens hem steun zijn voor een tijdige evaluatie.

Gedragscode

In tegenstelling tot de welwillende opstelling van de woordvoerders van CDA en PvdA uitten alle overige fracties grote bedenkingen tegen de door de initiatiefnemers voorgestelde aanpassing van de Mededingingswet. Minister Van der Hoeven van Economische Zaken voorziet problemen in relatie tot Europese mededingingsregels. ‘Als dit wordt doorgevoerd, gaat Nederland als enige EU-land uit de pas lopen. Dat moeten we niet willen.’ De bewindsvrouw liet weten dat zij aan een alternatief plan werkt dat moet leiden tot een gedragscode tussen bedrijven. Door afspraken kunnen de problemen die leveranciers met een klein marktaandeel nu ondervinden van de inkoopmacht van grote afnemers volgens haar bevredigend worden opgelost. Later dit jaar verwacht zij zicht te kunnen bieden op de bereidheid van het georganiseerde bedrijfsleven om hieraan mee te werken, zo antwoordde zij op vragen PvdA-woordvoerder Sylvester.

Kartelafspraken

Senator Essers zette namens de CDA-fractie uiteen dat de houdbaarheid van het initiatiefvoorstel in het licht van bestaande Europese richtlijnen en marktverordeningen twijfelachtig is. Het voorstel beoogt de versterking van de concurrentiepositie van middelgrote en kleine bedrijven die in een specifieke sector slechts een klein marktaandeel hebben. Zij worden volgens voorstanders van de wetswijziging onevenredig benadeeld door de bestaande mededingingsregels, die in het voordeel zouden werken van grote inkopers. Minister Van der Hoeven waarschuwde tegen een onbedoeld effect van de aanpassing, namelijk dat een versoepeling van de regels in de Nederlandse wet de weg vrijmaakt voor kartelafspraken. ‘Die hebben een negatieve invloed op de interstatelijke handel. Bovendien zijn kartelafspraken op grond van Europese richtlijnen verboden’, stelt zij.

De Europese Commissie heeft bepaald dat van een merkbaar effect op de interstatelijke handel geen sprake is indien het marktaandeel van de betrokken partijen gezamenlijk niet meer bedraagt dan 5% en zij daarbij samen een omzet hebben van ten hoogste 40 miljoen euro. Deze Europese regel staat bekend als de bagatelbepaling, en is verankerd in de Nederlandse Mededingingswet. Aangezien de initiatiefnemers voorstellen om in deze wet het percentage van het marktaandeel te verruimen van 5 naar 10% en de omzetgrens van 40 miljoen euro te laten vervallen, is de vraag gerezen of deze nieuwe regels in het geval van interstatelijke handel zijn te rijmen met het (hogere) Europese recht. Volgens CDA-senator Essers heeft het initiatiefvoorstel echter uitsluitend effect voor zover het de Nederlandse markt betreft. Zijn fractie is het daarom niet eens met de minister van Economische Zaken dat Nederland met dit initiatiefvoorstel afbreuk zou doen aan de doelstellingen van de Europese mededingingsregels.

Rechtsonzekerheid

VVD-senator Asscher adviseerde de initiatiefnemers om met een wijzigingsvoorstel te komen en daarin vast te houden aan de bestaande omzetgrens van 40 miljoen euro. De VVD voorziet dat het voorstel wel in strijd is met Europese regelgeving en dat daardoor het bedrijfsleven commerciële en juridische risico’s loopt. De VVD is het eens met de minister van Economische Zaken dat als gevolg van het initiatiefvoorstel de rechtsonzekerheid van bedrijven toeneemt. Initiatiefnemer Ten Hoopen was nog stelliger: de rechtsonzekerheid zou juist verminderen.

PvdA-woordvoerder Sylvester verklaarde het voorstel sympathiek te vinden. Het is noodzakelijk dat kleine leveranciers in onderhandelingen tegenwicht kunnen bieden aan de inkoopmacht van grote bedrijven. Voor de onderhandelingspositie van kleine winkeliers en hun toeleveranciers, vertalers, cameramensen, apothekers en tekstschrijvers geldt nu nog al te vaak dat zij moeten ‘slikken of stikken’, aldus Sylvester. ‘Tegenover macht hoort een tegenmacht te staan’. Ook de PvdA-senator stelde vraag of het niet beter is de omzetgrens van 40 miljoen te handhaven, zodat uitsluitend het kleinbedrijf van de aanpassing zal profiteren. Minister Van der Hoeven juicht dit toe, maar de drie initiatiefnemers wezen dit af.

‘Tunnelvisie’

Senator Reuten van de SP voerde ook het woord namens de fracties van GroenLinks, D66, OSF en de Partij voor de Dieren. Hij keerde zich tegen het wetsvoorstel, ook al steunen de vijf fracties het beoogde doel. ‘De voorgestelde aanpassing is echter het verkeerde middel’ aldus Reuten. Hij verweet de indieners en de Tweede Kamer een ‘tunnelvisie’ door zich uitsluitend te richten op de inkoopzijde van de mededinging en de verkoopzijde – inclusief het belang van consumenten – uit het oog te verliezen. Reuten was zeer kritisch over het ontbreken van onderzoeksgegevens die de beoogde effecten van de voorgestelde aanpassing aannemelijk maken. Initiatiefnemer Vos bracht hier tegenin dat bedrijven juist vanwege de krappe grens van 5% marktaandeel geen gebruik maken van de huidige regeling, ook bekend als de ‘bagatelmaatregel’. Het initiatiefwetsvoorstel is volgens Vos juist bedoeld om het gebruik te stimuleren.

Middel en kwaal

Senator Reuten waarschuwt dat met een verhoging van de omzetdrempel prijsafspraken in de hand worden gewerkt dat onbedoeld ook grote bedrijven van de regeling gaan profiteren. Ook minister Van der Hoeven vreest dat de mogelijkheden om prijsafspraken te maken toenemen, en Nederland de reputatie krijgt van ‘kartelland’.  

SGP-senator Van den Berg, die ook sprak namens de ChristenUnie, oordeelde dat het initiatiefvoorstel de rechtsonzekerheid vergroot en op gespannen voet staat met het Europese recht. ‘Het middel is daarom erger dan de kwaal’, aldus senator Van den Berg. Volgens hem biedt de gedragscode waar de minister aan werkt een aantrekkelijker oplossing. Van den Berg schaarde zich achter het VVD-verzoek om een evaluatie over drie jaar.


Deel dit item: