De Eerste Kamer heeft op dinsdag 11 december 2012 gedebatteerd over het verbod op de pelsdierhouderij. Dit initiatiefvoorstel bevat een verbod op het houden en doden van dieren ter verkrijging van hun pels. In oktober 2010 werd het voorstel al plenair behandeld in de Eerste Kamer. Op verzoek van de initiatiefnemers werd de behandeling toen geschorst, waarna er twee wijzigingsvoorstellen (novelles) werden ingediend. Deze novelles voorzien in een overgangstermijn en in zogeheten 'flankerend beleid' ten behoeve van pelsdierhouders. Dit laatste gaat onder meer over een tegemoetkoming in de sloopkosten van bedrijfsgebouwen. De vragen van de verschillende woordvoerders in het debat werden beantwoord door de initiatiefnemers uit de Tweede Kamer en door minister Kamp van Economische Zaken. De vragen waren met name gericht op de gevolgen voor de nertsenhouderij als sector, het al dan niet betalen van schadevergoeding en de ethisch-maatschappelijke discussie over het fokken van dieren voor hun pels.
De nertsenhouderij in Nederland omvat circa 160 bedrijven. Nederland is na China en Denemarken de derde bontproducent van de wereld, met een jaarlijkse productie van vier miljoen nertsenpelzen en een omzet van 130 miljoen euro per jaar. In Europa is het alleen in het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Zwitserland en Kroatië verboden.
Maatschappelijke discussie over dierenwelzijn
Senator Koffeman (PvdD) was verheugd dat het verbod een "onethische, milieuvervuilende en wrede sector" beoogt te beëindigen. Naar zijn mening is er sinds de indiening van de motie-Swildens c.s. in de Tweede Kamer in 1999 veel te weinig gedaan om het welzijn van nertsen te verbeteren. Bovendien vindt volgens senator Koffeman het merendeel van de maatschappij dat er geen enkele rechtvaardiging is voor de bontproductie.
Ook senator Vos (GroenLinks) was verheugd met verbod: “De nerts kan nu eenmaal niet in die kleine ruimtes haar soorteigen gedrag uitoefenen”. Het is weliswaar een inbreuk op eigendomsrecht van pelshouders, maar er is volgens senator Vos een belangrijk algemeen belang mee gediend.
Senator Terpstra (CDA) gaf echter aan het oneens te zijn met wat volgens hem het hoofdmotief is van het wetsvoorstel: het feit is dat pelsdieren worden gebruikt voor de productie van een luxeproduct. "Wie beslist wat luxe is?", zo vroeg de senator. Ook gaf hij aan dat de verplaatsing van de productie van bont naar het buitenland niet goed is voor de werkgelegenheid in Nederland. Senator Holdijk (SGP) achtte de argumentatie voor het wetsvoorstel van een hoog "emotioneel en irrationeel gehalte". Het uitgangspunt dat een dier zijn natuurlijke gedrag moet kunnen vertonen is volgens de senator een gelegenheidsargument aangezien geen enkel door de mens gehouden dier dit kan.
Senator Kuiper (ChristenUnie) gaf aan dat, nu de initiatiefnemers met hun wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel hebben voldaan aan de voorwaarden van zijn fractie, het besluit zijns inziens niet langer moet worden uitgesteld. Voor ChristenUnie-fractie is aandacht voor het dier als deel van de schepping zeer belangrijk.
Senator Smaling (SP) merkte op dat bont dragen het gevolg is van kuddegedrag. Naar de mening van de SP-fractie mogen dieren niet in gevangenschap worden gehouden voor hun pels. Smaling gaf aan dat men zijns inziens terug moet naar een aantal basiswaarden, naar een herdefiniëring van wat echt nodig is. Smaling stelde: “Het is nu de nerts en hopelijk over niet al te lange tijd de hele intensieve dierhouderij waar wij over praten.”
Overgangstermijn
In de eerste novelle is een overgangstermijn opgenomen tot 1 januari 2024 als periode dat bedrijven hun activiteiten kunnen beëindigen of ombouwen. Tot die tijd mogen nertsenfokkerijen hun bedrijf voortzetten, maar worden er geen nieuwe vergunningen verleend en mag de bestaande capaciteit niet worden uitgebreid. Senator Faber-van de Klashorst (PVV) vroeg of met deze overgangstermijn zeker nu vaststaat dat de bestaande capaciteit niet wordt uitgebreid en er geen nieuwe locaties worden gecreëerd. Ook senator Vos (GroenLinks) uitte zorgen over recente uitbreidingen. Zij pleitte ervoor dat er bij het toekennen van de sloopvergoeding wordt gekeken naar uitbreidingen ná de invoering van het verbod, aangezien die dan willens en wetens zijn gedaan.
Minister Kamp gaf aan dat dit wetsvoorstel capaciteitsuitbreiding onmogelijk maakt, omdat er geen nieuwe aanvragen voor vergunningen in behandeling worden genomen. De periode tussen het eventueel aannemen van de wet en het inwerkingtreden duurt naar zijn verwachting enkele weken. In deze korte periode verwacht de minister niet dat er veel capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden, aangezien het aanvragen van vergunningen doorgaans enige tijd in beslag neemt. Lopende vergunningenprocedures die mogelijk in de komende weken tot vergunningverlening leiden, kan de minister niet stopzetten.
Positie nertsenhouderij
In het debat keerde senator Schaap (VVD) zich scherp tegen het verbod op de nertsenhouderij. Hij noemde een mogelijk besluit daartoe 'absurd'. "Het gaat om een wet die bij aanname en uitvoering alleen maar verliezers kent. Een verbod op de nertsenhouderij in Nederland haalt niet alleen een streep door een bloeiende bedrijfstak. Het gaat daarenboven om een sector, die qua dierenwelzijn voorop loopt in de wereld." De sector wordt zijns inziens onvoldoende gecompenseerd voor de schade die de nertsenhouders leiden door het verbod. Zowel de initiatiefnemers als de minister betoogden dat de relatief lange overgangstermijn (tot 2024) voldoende ruimte geeft aan de nertsenfokkers om hun werkzaamheden af te bouwen en om te bouwen. Een algehele compensatieregeling is volgens hen hiermee overbodig.
In die overweging wordt er volgens senator Schaap te veel vertrouwd op de zelfredzaamheid van de sector, terwijl er in het verleden bij dergelijke verboden - bijvoorbeeld het verbod op kokkelvisserij - wel degelijk een compensatieregeling was opgenomen. Bovendien heeft het verbod volgens Schaap gevolgen voor bestaande investeringen, aangezien banken geen krediet meer zullen verlenen aan een sector die eindig is.
Senator Sylvester (PvdA) gaf, mede namens de fracties van D66 en 50PLUS, aan dat de overgangstermijn de ondernemers wel degelijk voldoende ruimte geeft om hun bedrijf om te bouwen. "Dat vraagt niet alleen om ondernemerschap en inventiviteit, maar ook om moed!", zo merkte zij op. Het gaat volgens de drie fracties niet om ontneming van eigendom maar om een vorm van regulering van eigendom.
Pensioenen
Senator De Lange (OSF) merkte op dat bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten de Fiscale Oudedagreserve vrijvalt, die volledig kan worden benut als pensioenvoorziening. Bovendien kan er een beroep worden gedaan op de minister wanneer een ondernemer onevenredig zwaar wordt getroffen. Dit is naar de mening van de OSF-fractie op pensioengebied redelijk en voldoende. Senator Sylvester (PvdA) vroeg of hiermee voldoende mogelijkheden zijn gecreëerd voor de nu nog resterende groep nertsenhouders om in hun pensioen te kunnen voorzien. In het midden- en kleinbedrijf is het bedrijf zelf immers vaak het pensioen.
Antwoord initiatiefnemers en minister
Initiatiefnemer Van Gerven (Tweede Kamerlid voor de SP) merkte op dat niet de productie maar het verbod zich zal verspreiden over Europa. Van Gerven gaf aan dat er peilingen zijn waaruit een brede steun in de maatschappij blijkt. Verder merkte hij op dat de sloopverordening niet bedoeld is als schadeloosstelling, hiervoor biedt de overgangstermijn naar zijn mening voldoende ruimte. Mede-initiatiefnemer Recourt (Tweede Kamerlid voor de PvdA), die de afhandeling van het wetsvoorstel heeft overgenomen van zijn voormalig fractiegenoot en huidig minister van Financiën Dijsselbloem, merkte op dat er geen sprake is van onteigening, omdat alternatieve bedrijfsvoering mogelijk is. Alleen als de rechter oordeelt dat iemand onevenredig getroffen wordt, mag worden gecompenseerd. Deze compensatie slaat dan alleen op de excessieve schade, niet de gehele misgelopen winst.
Minister Kamp van Economische Zaken gaf aan dat het verbieden van een hele sector om ethisch-maatschappelijke redenen zijns inziens opmerkelijk is omdat er geen juridisch precedent is. Als het voorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer, dan zal minister Kamp binnen enkele weken de ministeriële regeling klaarmaken, waarna de wet in werking kan treden. Vervolgens zal hij medio 2013 in een Algemene Maatregel van Bestuur met een nadere uitwerking komen van de sloopregeling. Verder merkte de minister op dat hij zich zal oriënteren op het internationaal aandacht vragen voor dit probleem. Een handelsverbod voor pelsdieren is volgens de minister in strijd met de interne markt. Kamp verwacht dat binnen Europa geen meerderheid te vinden is voor een procedure bij de Europese Commissie om de pelsdierhouderij in geheel Europa te verbieden.
De Eerste Kamer stemt op 18 december over de wetsvoorstellen.
Deel dit item: