De Eerste Kamer heeft in een debat met minister Schippers (VWS) dinsdag 19 november de nodige kritische kanttekeningen geplaatst bij het wetsvoorstel concentratietoetsing zorg. Een aantal senatoren uitte met name twijfels over de noodzaak en de effectiviteit van het wetsvoorstel. Ook waren zij bezorgd over de mogelijke extra bureaucratie ervan. Andere senatoren daarentegen zagen juist de meerwaarde van het wetsvoorstel om de positie van cliënten en personeel ten opzichte van besturen van instellingen te versterken.
De Eerste Kamer stemt dinsdag 26 november over het wetsvoorstel en over twee moties die tijdens het debat werden ingediend. De motie-Flierman (CDA) c.s. vraagt om een visie van de regering op de spreiding van algemene ziekenhuizen in Nederland en mogelijkheden om die te realiseren. De motie-Ter Horst (PvdA) c.s. verzoekt de regering om voor de zomer 2014 met concrete maatregelen te komen om de regeldruk in de gezondheidszorg te verminderen en daar alle nog niet ingediende wetsvoorstellen op dit terrein op te laten beoordelen, alsmede de regeldrukgevolgen in kaart te brengen van de implementatie van wetsvoorstellen in de afgelopen vijf jaar.
Het wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat de overheid haar verantwoordelijkheid kan nemen wanneer de kwaliteit of de bereikbaarheid van zorg in gevaar komt bij een faillissement van een zorgaanbieder of bij schaalvergroting. Zo kan de Nederlandse Zorgautoriteit straks zorgaanbieders en zorgverzekeraars dwingen afspraken te maken over het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg. Ook kan de Zorgautoriteit straks in bepaalde gevallen goedkeuring onthouden aan concentratievoornemens van zorgaanbieders, bijvoorbeeld als cliënten en personeel niet zorgvuldig bij het concentratieproces zijn betrokken of de bereikbaarheid van zorgvormen waarvan de overheid de continuïteit wil waarborgen, in gevaar komt. Tot slot regelt het wetsvoorstel dat de minister een zorgaanbieder een structurele maatregel kan opleggen als de kwaliteit van de zorg in het geding is.
Wetsvoorstel: window dressing of belangrijke winst?
Senator Dupuis (VVD) zette vraagtekens bij het wetsvoorstel. De minister heeft de noodzaak ervan onvoldoende aannemelijk gemaakt. Volgens Dupuis zijn er in Nederland al talloze mogelijkheden om falende bestuurders aan te pakken; via de ACM, de NZA en de IGZ. Die toezichthoudende organisaties hebben volgens de senator nu al voldoende mogelijkheden om in te grijpen. Senator Dupuis (VVD) hekelde ook het volgens haar enorme wantrouwen jegens de gezondheidszorg als instituut dat spreekt uit het wetsvoorstel, de bijbehorende stukken en de memorie van antwoord van de regering. Zij vroeg zich in dat kader af hoeveel fusies dermate slordig en onprofessioneel zijn afgehandeld dat er aanleiding voor ingrijpen van buitenaf had kunnen zijn.
Ook senator Flierman (CDA) zette vraagtekens bij de noodzaak van het wetsvoorstel. Het is ontstaan naar aanleiding van enkele incidenten bij schaalvergroting en faillissementen in de gezondheidszorg, maar de vraag is of dat nu nog actueel is en of wetgeving daarvoor het adequate antwoord is. De senator haalde de minister zelf aan die stelde dat bij een recent dreigend faillissement van het Spijkenisser ziekenhuis de sector voor een oplossing zorgde, ook zonder de huidige wet. De senator vroeg zich af welke concrete, nu nog onoplosbare problemen of onacceptabele situaties, met name in de bedrijfsvoering, het wetsvoorstel dan oplost. Belangrijker achtte hij een goede regionale spreiding van algemene ziekenhuizen; hij diende daarover een motie in. Ook betwijfelde Flierman of de wet bij fusies iets toevoegt, omdat de WOR of de Wet cliëntenrechten een bestuurder nu ook al verplichtingen oplegt. Ook hier wees de senator op bestaande bevoegdheden van toezichthoudende instituties. Ook Flierman hekelde de negatieve toonzetting van het wetsvoorstel ten aanzien van bestuurders in de zorg. Het overgrote deel van de bestuurders en hun toezichthouders doen hun werk zorgvuldig en met veel inzet, met veel aandacht voor kwaliteit van zorg, veiligheid, bereikbaarheid en continuïteit in alle opzicht, aldus Flierman, die kennelijke low trust bij de minister misplaatst vond.
Senator Scholten (D66) vroeg zich eveneens af voor welk probleem deze wet een oplossing is. Volgens Scholten steunt de wet louter op de hypothese dat fusies niet goed lopen. Ook zij wees erop dat WMCZ en de WOR nu ook al adviesrecht kent. Bovendien leidt het wetsvoorstel volgens haar tot stapelen van toezicht en met nog meer toezicht wordt verantwoordelijkheid een diffuus begrip, aldus de senator. Zij wees ook op mogelijke vertraging en extra kosten bij fusieplannen en of die bijdragen aan het beoogde doel. Senator Scholten was ook kritisch over de opsplitsingsbevoegdheid (de sloophamer) in het wetsvoorstel, omdat de overheid zich hier juist terughoudend moet opstellen en slechts bij hoge uitzondering in private verhoudingen dient in te breken.
Senator Frijters-Klijnen (PVV) zag belangrijke winst in het wetsvoorstel; het is volgens haar een verdere stap in de grotere aandacht voor de patiënt. Het voorstel versterkt de positie van cliënten en personeel ten opzichte van bestuurders als het gaat om tijdige en zorgvuldige consultatie. Niet doordachte fusieplannen zullen straks door de Zorgautoriteit een halt worden toegeroepen, stelde de senator. De continuïteit van de cruciale zorgverlening wordt dus gewaarborgd en niet die van een specifieke zorgverlener, aldus senator Frijters-Klijnen, die verder aanvoerde dat de wet de kleinschaligheid in de zorg bevordert en daarmee op steun van haar fractie kan rekenen.
Senator Slagter-Roukema (SP) stelde dat de specifieke fusietoets voor de zorg aanvankelijk op veel waardering en instemming van haar fractie kon rekenen. Dat enthousiasme is afgenomen nu de inhoudelijke toets is komen te vervallen en alleen een procedurele is overgebleven en incidenten minder goed te voorkomen zijn. Bovendien voegt het wetsvoorstel bij fusies weinig toe aan bestaande verplichtingen uit de WOR en de WMCZ, aldus Slagter-Roukema. Dat roept volgens haar de vraag op of het hele wetsvoorstel niet neerkomt op window dressing . Senator Slagter-Roukema (SP) vroeg bij de minister aandacht voor een volgens haar zorgelijke ontwikkeling dat zorgverzekeraars steeds groter en machtiger worden. Zij wilde dan ook weten welke invloed dit wetsvoorstel heeft op voorgenomen fusies van zorgverzekeraars.
PvdA-senator Ter Horst zag in de twijfels over de noodzaak van het wetsvoorstel en eventuele extra regeldruk - zij diende hierover een motie in - geen reden om tegen het wetsvoorstel te zijn, mede door verbeteringen die de minister heeft doorgevoerd. Zij vond het met name winst dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars straks met elkaar afspraken moeten maken over het signaleren van risico's voor de continuïteit van de zorg. Ook de fusietoets noemde zij een nuttige toevoeging aan het bestaande instrumentarium, ook al had zij wel vragen wat er gebeurt als instellingen zo'n toets willen ontwijken door bijvoorbeeld een alliantie aan te gaan in plaats van te fuseren. De senator zag de noodzaak van een vergaand middel als opsplitsingsbevoegdheid als uiterste redmiddel wel in, maar vroeg zich af of die iets toevoegt aan de bestaande bevoegdheid van de IGZ.
Senator Ganzevoort (GroenLinks) vroeg zich ook af of deze wet nodig is. Er zijn geen bestaande voorbeelden waarvoor deze wet nodig was. Ook zonder deze wet vond men oplossingen, aldus de senator. Er zijn geen voorbeelden te bedenken van zaken waar deze wet iets aan verandert. Ganzevoort sprak van een schoolvoorbeeld van een 'risicoregelreflex.' Ook wees de senator erop dat de fusietoets straks louter procedureel is, terwijl het belang ervan juist een inhoudelijke toets zou moeten zijn. Ook had hij vragen over de daarbij behorende concentratie-effectrapportage. Hij vroeg de minister ook om een betere onderbouwing van de voorstellen voor een continuïteitstoets in verband met risico's. Ganzevoort concludeerde dat, hoewel het doel van de wet sympathiek is, de wet niet nuttig en niet nodig is.
Schippers: wetsvoorstel markeert omslag in de gezondheidszorg
Minister Schippers (VWS) stelde dat met de regels in dit wetsvoorstel een heel belangrijke omslag wordt gemaakt in de gezondheidszorg: van het in stand houden van instellingen naar het in stand houden van cruciale zorg. Private partijen in de zorg blijven uiteraard vrij om hun afspraken te maken, maar negatieve gevolgen moeten vervolgens niet op de overheid afgewenteld worden. Instellingen blijven volgens de minister ook met deze wet zelf verantwoordelijk voor hun beslissingen voor (nieuw)bouw en investeringen, maar de overheid heeft ook veel premiegeld gestoken in het overeind houden van deze instellingen. Met de omslag in dit wetsvoorstel staat niet meer de instelling, maar de continuïteit van de zorg centraal, aldus de minister. De overheid is niet meer verantwoordelijk voor instellingen, maar wel voor het beschikbaar blijven van cruciale zorg. Overigens constateerde zij dat het in de praktijk nu meestal ook wel goed gaat.
De minister stelde dat het wetsvoorstel ook tegemoet komt aan wensen van het parlement. De fusietoets is een diep gekoesterde wens van het overgrote deel van de Tweede Kamer en de meldplicht, één van de wettelijk vastgelegde zorgvuldigheidseisen, als een langgekoesterde wens van met name het CDA. Bovendien stelde Schippers dat de fusietoets in de praktijk al op vrijwillige basis toegepast wordt. Het wetsvoorstel is op dat punt geen oplossing voor problemen uit het verleden, maar nog steeds actueel, want de afgelopen twee jaar zijn 23 aanvragen bij de ACM op het bord beland, aldus de minister.
De stok-achter-de-deur van de splitsingsbevoegdheid was volgens Schippers echt cruciaal om de verantwoordelijkheid in laatste instantie voor het systeem waar te kunnen maken. Dat geldt met name voor de continuïteit van cruciale zorg die dan gegarandeerd moet worden. Daarbij doelde de minister op spoedeisende hulp, ambulancezorg, crisis-ggz, verloskundige hulp in acute situaties en AWBZ-zorg.
Deel dit item: