De Eerste Kamer heeft dinsdag 30 september 2014 plenair gedebatteerd met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) over het wetsvoorstel elektronische dienstverlening burgerlijke stand. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om elektronisch aangifte te doen van geboorte, voorgenomen huwelijk en het geregistreerd partnerschap. Gemeenten kunnen voortaan ook geautomatiseerd gegevens van de burgerlijke stand opvragen bij andere gemeenten. Uitgangspunt is het principe 'eenmalige bevraging van de burger en meervoudig gebruik van de verstrekte gegevens'. Op dinsdag 7 oktober 2014 wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Pilots afwachten
Senator Gerkens (SP) gaf aan dat haar fractie de doelstelling van het kabinet steunt om steeds meer zaken van de burgerlijke stand elektronisch te regelen. Gerkens stelde dat het echter moeilijk is om de uitvoering door gemeenten (tussentijds) te evalueren. Volgens Gerkens is het tegenstrijdig dat gemeenten deze diensten al in 2017 digitaal mogen aanbieden, terwijl pas in 2018 definitief duidelijkheid is over de vorm, ondertekening en opslag van de documenten. De autonomie van gemeenten staat haaks op de standaardisering bij digitalisering. Ook uitte de senator zorgen over de beveiliging van de systemen die door de diverse gemeenten gebruikt worden. Gerkens vroeg aan de staatssecretaris om de Kamer er van te verzekeren dat eerst de pilots gedegen worden afgerond en dat dan via een centrale aanpak en regie de uitvoering tot stand komt.
Veiligheidsrisico's
Senator Hoekstra (CDA) stelde dat het debat zich centreerde rondom de vraag of het kabinet voldoende aannemelijk kan maken dat de beveiliging van het plan afdoende is. Hoekstra stelde dat zijn fractie niet twijfelde aan de juridische aspecten van het wetsvoorstel, maar wel aan de uitvoerbaarheid. Volgens de senator heeft de overheid helaas een weinig vertrouwenwekkende reputatie weten op te bouwen op het gebied van IT. Hoekstra vroeg de staatssecretaris om in detail de resultaten van de pilots te bespreken en een inschatting te geven van de veiligheidsrisico's.
Centrale coördinatie
Senator De Graaf (D66) pleitte voor centrale coördinatie van het elektronisch aangifte doen en verstrekken van aktes. Het is volgens De Graaf immers ook een belang van de rijksoverheid dat essentiële gegevens van burgers veilig en betrouwbaar worden geregistreerd, opgeslagen en zo nodig verstrekt. De senator merkte op dat overheidsfuncties en ICT tot op heden zacht gezegd niet altijd een gelukkige combinatie zijn geweest. De Graaf vroeg staatssecretaris Teeven hoe hij bijvoorbeeld aankijkt tegen de mogelijkheden van kleine gemeenten met zeer beperkte menskracht en middelen.
Senator De Boer (GroenLinks) stelde dat de wijze van invoering van het wetsvoorstel door de jaren heen steeds onduidelijker is geworden. De Boer betoogde dat hoewel er door de partijen (gemeenten, VNG en stakeholders) is aangedrongen om gecoördineerd met pilots te werken, het toch aan individuele gemeenten is overgelaten. De Boer vroeg in hoeverre de pilots bruikbare informatie hebben opgeleverd en wat er wordt gedaan met de standaarden uit het Rapport modernisering Burgerlijke Stand. Ook vroeg de senator of het aangifte doen met behulp van DigiD het risico op gedwongen huwelijken niet vergroot.
Senator Ter Horst (PvdA) merkte op dat er bij haar fractie gerede twijfel is over de zorgvuldigheid van het verdere proces. Ter Horst vroeg of de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Heijnen betekent dat over een aantal jaren elektronische dienstverlening verplicht wordt voor de gemeenten en of het dan niet in de rede zou liggen dat gemeenten hier extra geld voor beschikbaar krijgen. Ook vroeg de senator hoe vaak er vals aangifte wordt gedaan van kinderen en of die kans toeneemt als elektronische aangifte wordt ingevoerd. Daarnaast vroeg zij of de kans op schijnhuwelijk of huwelijksdwang met dit wetsvoorstel toeneemt. Ten slotte merkte de senator op dat het merkwaardig is dat de centrale opslag van akten niet op voorhand is geregeld.
Gebrekkige betrouwbaarheid DigiD
Senator Duthler (VVD) stelde dat 'de elektronische overheid' met dit wetsvoorstel weer een stapje dichterbij is gekomen. Zij haalde echter aan dat de betrouwbaarheid van DigiD (waarmee de elektronische dienstverlening zou plaatsvinden) sterk te wensen over laat. Duthler stelde dat de staatssecretaris in 2012 heeft aangegeven aan de betrouwbaarheid van DigiD te gaan werken, maar dat er inmiddels geen vooruitgang is geboekt. Ook is nog niet duidelijk of er een centrale elektronische opslag komt van de akten en hoe de verhouding wordt tussen de burgerlijke stand en de Basisregistratie Personen. De senator stelde ook vragen over de elektronische ondertekening van de akten en de technische standaarden voor de beveiliging van de systemen. Duthler stelde dat het wettelijk kader wordt geregeld zonder dat het voorbereidend werk is afgerond en de AMvB bekend is.
Evaluatie
Senator Reynaers (PVV) gaf aan dat zijn fractie positief is over het steeds verder digitaliseren van overheidsdiensten. Dit is volgens Reynaers in lijn met het digitale tijdperk waarin wij leven. De senator pleitte ervoor dat veiligheid, voorkoming van misbruik en betrouwbaarheid (zowel in algemene als in technische zin) in een evaluatie uitdrukkelijk aan de orde komen. Reynaers vroeg of de gefaseerde invoering gepaard gaat met extra evaluatiemomenten.
Verandering van eeuwenoud proces
Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) stelde dat het proces van aangifte doen bij de burgerlijke stand de afgelopen twee eeuwen nagenoeg gelijk is gebleven maar dat dit wetsvoorstel daar verandering in brengt. De beantwoording van de schriftelijke vragen van de Eerste Kamer heeft volgens Teeven lang geduurd omdat het wetsvoorstel moest worden ingebed in de kabinetsplannen voor digitale overheid in 2017 en omdat eerst de pilots moesten worden afgerond.
Er wordt volgens Teeven begonnen met het digitaliseren van de aangifte van overlijden, omdat hiermee de minste fraude wordt gepleegd. Er wordt volgens de staatssecretaris na iedere fase van invoering een evaluatie gehouden. Hij zegde toe om de beide Kamers der Staten-Generaal periodiek hierover te informeren. Verder merkte hij op dat gemeenten richtlijnen en standaarden krijgen over het omgaan met digitale aangiftes. Het is volgens de staatssecretaris niet aan de Rijksoverheid en wel aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om een leidende rol te spelen bij de invoering van het wetsvoorstel. Mocht dit niet goed functioneren, dan blijkt dat bij tussentijdse evaluaties. Volgens Teeven is er bij de invoering sprake van een 'groeiende mede-verantwoordelijkheid van de regering. De staatssecretaris merkte verder op dat gemeenten verantwoordelijk voor de financiën zijn en blijven. Eventuele efficiency -voordelen komen dan ook ten gunste van de gemeente.
Tot slot gaf hij aan dat dat het mogelijke misbruik van DigiD en het risico op het niet onderkennen van gedwongen huwelijken wordt meegenomen in de evaluatie. Teeven zegde toe aan senator De Boer dat er daarbij niet alleen wordt gekeken naar mensen met een niet-Nederlandse nationaliteit. Verder komt er met ingang van 1 januari 2015 een Knooppunt huwelijksdwang en achterlating.
Fraude bestrijding
Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) stelde dat de Ministeriële Commissie Fraudebestrijding en de Taskforce Bestuur en Informatieveiligheid Dienstverlening sterk inzetten op het bestrijden van digitale fraude. Dit gebeurt ook in internationaal verband door de International Council of ICT in Government Administration. Voor alle gemeenten geldt de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten waarin afspraken staan over ICT-aanbevelingen en cloud-toepassingen. Plasterk zegde toe de Eerste Kamer voor het eind van dit jaar nader te informeren over de stand van zaken van het verbetertraject van DigiD. Er zijn volgens Plasterk geen acute beveiligingsrisico's, maar er zijn wel verbeterpunten. De minister stelde dat er wordt gewerkt aan een publiek eID-middel, zodat identiteitsfraude verder kan worden tegengegaan. Aan senator Ter Horst gaf hij aan dat hij de suggestie meeneemt om onmiddellijk te beginnen met het organiseren van de backoffice zodat de database gedeeld kan worden en uiteindelijk één generieke database wordt.
Deel dit item: