Debat over Verzamelwet pensioenen 2014



De Eerste Kamer heeft dinsdag 2 december 2014 plenair gedebatteerd met staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) over de Verzamelwet pensioenen 2014. Dit wetsvoorstel voorziet onder andere in het in overeenstemming brengen van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling met de situatie waarin De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten per 1 januari 2013 onder de werkingssfeer van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn gebracht. Met een nota van wijziging is vastgesteld dat de regeling voor de netto lijfrente in de tweede pijler kan worden uitgevoerd binnen de voorwaarden van vrijwilligheid en fiscale hygiëne door het stellen van de in die brief voorgestelde eisen. Dit onderdeel van de wet leidde tot vragen bij een aantal woordvoerders. Op dinsdag 9 december 2014 wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Spanningsveld tussen vrijwillig en verplicht

Senator Elzinga (SP) stelde dat de nota van wijziging een aanzienlijk beleidsmatige inhoud aan het wetsvoorstel heeft gegeven en vroeg waarom het onderbrengen van de netto lijfrente niet in een apart wetsvoorstel is opgenomen en voorgelegd aan de Raad van State. De senator gaf aan dat zijn fractie het erg lastig vindt om de precieze juridische en uitvoeringstechnische consequenties te overzien van het onderbrengen van de vrijwillige nettolijfrente bij een verplicht collectief bedrijfstakpensioen of een beroepspensioenregeling. Met name de gevolgen voor de acceptatieplicht zijn in dit spanningsveld tussen vrijwillig en verplicht niet geheel duidelijk. De senator vroeg of er vooraf overleg is geweest met de Belastingdienst over de uitvoerbaarheid en of er adviezen zijn ingewonnen van pensioenuitvoerders en partijen in de pensioenfondsbesturen.

Overgangsrecht en voorlichting

Senator De Lange (OSF) stelde dat het een curieuze volgorde is dat eerst verstrekkende pensioenwetsvoorstellen  worden aangenomen en dat pas daarna in de Nationale Pensioendialoog over een grondige stelselherziening wordt gesproken. De Lange vroeg of de nettolijfrente een vrijwillige regeling blijft in de zin van de Pensioenwet. Hij merkte op dat veel pensioenfondsen te klein zijn voor het aanbieden van een regeling voor nettopensioen. Volgens de senator zou het beter zijn om werkgevers te verplichten om bij wijze van overgangsregeling een nettopensioenregeling in de tweede pijler aan te bieden of om vóór 1 januari 2015 een nabestaandendekking te regelen. Verder betoogde De Lange dat de staatssecretarissen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Eerste Kamer onjuist hebben voorgelicht over de gevolgen van het aanpassen van het Witteveen-kader voor het nabestaandenpensioen. Volgens de senator is er een groep werknemers die zich hierdoor vrijwel zeker niet kan verzekeren en in grote financiële problemen komt.

Senator Hoekstra (CDA) stelde dat werknemers die al meer dan twee jaar arbeidsongeschikt zijn en geen werkgever meer hebben waarschijnlijk niet de mogelijkheid hebben om nettopensioen aan te vragen. De senator vroeg de staatssecretaris om te onderzoeken of deze specifieke groep een probleem heeft en wat mogelijke oplossing kan zijn. Staatssecretaris Klijnsma zegde dit toe, maar merkte daarbij op dat werknemers die geen werkgever meer hebben, in beginsel zijn aangewezen op derde pijler waarin geen acceptatieplicht geldt.

Staatssecretaris Klijnsma stelde verder dat de nettopensioenregeling bedoeld is voor mensen met een pensioengevend vermogen van meer dan 100.000 euro. Kabinet heeft toegezegd om dit te regelen binnen de randvoorwaarden van vrijwilligheid en fiscale hygiëne. Fiscale hygiëne voorkomt dat er belast wordt vanuit bruto vermogen. De staatssecretaris stelde dat

de term 'nettolijfrente' in de pensioenwet wordt vervangen voor 'nettopensioen'. Als  de Eerste Kamer akkoord gaat, treden zowel de wet als de Algemene Maatregel van Bestuur per 1 jan 2015 in werking. Klijnsma stelde dat het advies van de Raad van State op dit moment nog niet openbaar is, maar dat dit tegelijkertijd met de AMvB zal worden gepubliceerd. Zij merkte daarbij op dat het advies van de Raad van State geen aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van de AMvB.

Verder stelde de staatssecretaris dat werkgevers door dit wetsvoorstel verplicht worden om het nettopensioen aan te bieden maar dat werknemers vervolgens kunnen kiezen of ze daar gebruik van maken. Ongeveer de helft daarvan zal daar naar verwachting op ingaan volgens de staatssecretaris. Tot slot merkte zij op dat zij voor de zomer van een 2015 met een brief komt over de uitkomsten van de Nationale Pensioendialoog.



Deel dit item: