De Eerste Kamer debatteerde dinsdag met staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) over de kabinetsplannen voor de reductie van kinderarmoede in Nederland. Dit gebeurde naar aanleiding van een in 2017 door de Kamer met steun van CDA, GroenLinks, PvdA, CU PvdD, SGP en SP aangenomen motie van senator Kox (SP) om tot een concrete reductiedoelstelling te komen. Vervolgens had de SP-senator in 2018 een motie ingediend en sindsdien aangehouden om de regering tot actie aan te zetten. Kox trok aan het eind van het debat dinsdag die motie in, omdat het kabinet nu voor kinderarmoede (9,2% in 2015) concrete reductiedoelstellingen heeft vastgesteld: een reductie tot 7,2% in 2021 en 4,6% in 2030. De wens van de Kamer is nu onderdeel geworden van het beleid van het kabinet, zo constateerde Kox na afloop van het debat.
Senator Kox stelde dat de Eerste Kamer zuinig is met het indienen en zeker met het aannemen van moties. Eenmaal aangenomen moties mogen echter niet blijven liggen of worden vergeten, zo stelde Kox, die er vooral op hamerde dat het effect van het beleid ten aanzien van kinderarmoede niet goed te beoordelen was. 'Alle goede voornemens en inzet van alle regeringen ten spijt blijft het niveau van de kinderarmoede onaanvaardbaar hoog', aldus Kox. De kinderarmoede liep tussen 2011 en 2013 sterk op, daalde daarna enigszins en stabiliseert zich nu. Kox constateerde tevreden dat het kabinet alsnog bereid is gebleken de belofte gestand te doen die eerder tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer door minister-president Rutte was gedaan om tot concrete reductiedoelstellingen te komen. Hij gaf aan de controle op de daadwerkelijke nakomen van de toezegging in eerste instantie aan de Tweede Kamer over te zullen laten. Kox zei ten slotte uit te zien naar vergelijkbare doelstellingen voor inwoners van de BES-eilanden in het Caribisch deel van Nederland; de regering heeft die vooralsnog uitgezonderd.
Senator Wever (VVD) stelde dat zijn fractie bij voorkeur ook geen kinderarmoede heeft in Nederland en uitte waardering voor de aanpak, ondersteunde de ambitie, maar pleitte daarnaast ook voor realisme. 'Er is helaas geen land ter wereld waar geen armoede.' De VVD-senator gaf daarnaast aan dat ook anderen dan de rijksoverheid een rol hebben in de bestrijding van kinderarmoede. De nagestreefde daling naar 4,6% in 2030 roept volgens hem ook vragen op. 'Het is zeer complex om die cijfers echt omlaag te krijgen.' Hij riep de staatssecretaris op voortvarend aan de slag te gaan met het sluiten van convenanten met bijvoorbeeld gemeenten ('Gemeenten hebben hier ook echt iets te doen') en andere instituties voor de aanpak van kinderarmoede. Wever wees daarnaast op de grote regionale verschillen. Hij waarschuwde voor overdreven verwachtingen en vroeg zich af of de korte termijn-doelstelling voor 2021 realistisch is gelet op de gevolgen van de coronacrisis. Ten slotte stelde Wever dat de overheid voorzichtig moet zijn met het uitspreken van doelstellingen, gelet op bijvoorbeeld de gevolgen van de Urgenda-zaak met betrekking tot milieudoelstellingen van het kabinet. De beste manier om kinderarmoede te bestrijden is het aan het werk houden van ouders, meer uren werken van ouders en zorgen voor adequate opleidingsmogelijkheden voor kinderen, aldus Wever.
Senator Moonen (D66) gaf ook aan dat het vaststellen van concrete doelstellingen te lang heeft geduurd. Ze vond dat het nu belangrijk is om daadwerkelijk samen aan de slag te gaan. Zij vroeg ook in het bijzonder aandacht voor de situatie in Caribisch Nederland. 'We weten dat veel kinderen daar onder de armoedegrens leven, al gauw 30% en dat percentage loopt op. De positie van kinderen daar is heel schrijnend, kinderen krijgen de eerste vier levensjaren heel weinig ondersteuning', aldus Moonen. Zij prees, ook door de regering gesteunde, bijzondere initiatieven voor verbetering van de kinderopvang, onderwijs en buitenschoolse opvang op bijvoorbeeld Bonaire die zij tijdens een werkbezoek met eigen ogen had gezien, maar had daar ook vragen bij: 'Worden de kinderen bereikt en hoe wordt voorzien in het tekort aan leerkrachten en kinderverzorgers?, zo vroeg zij zich af.
Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) toonde zich blij dat er nu concrete reductiedoelstellingen zijn en gaf aan dat de streefcijfers door de ministerraad zijn vastgesteld en dat het daarmee een kabinetsbrede aanpak weerspiegelt: 'Armoedebeleid is niet een zaak van één departement, maar gaat over fiscaliteit, onderwijs, zorg, op heel veel fronten is sprake van kinderarmoede.' De reductiedoelstelling is gebaseerd op de internationaal erkende zogenoemde Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Van Ark bepleitte tegelijkertijd voor realisme: 'Kinderarmoede zal er altijd zijn; er zullen altijd mensen terugvallen op ons sociale vangnet. Ik kan geen garantie geven dat op geen enkel moment daar niemand meer gebruik van zal maken. Het is vooral belangrijk dat mensen dan zo kort mogelijk een inkomen onder de armoedegrens hebben', aldus de staatssecretaris.
Van Ark onderkende het belang van convenanten voor de daadwerkelijke uitvoering en gaf aan dat het kabinet hierover ook bestuurlijke afspraken heeft met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De samenwerking tussen Rijk, gemeenten en private organisaties noemde zij belangrijk. Van Ark erkende dat de coronacrisis mogelijk een groot negatief effect zal hebben op het streefpercentage voor 2021, maar: 'Als je nergens een lat legt is het vrij lastig om te weten waar je staat'. Zij gaf ten slotte aan zich samen met de openbare lichamen Bonaire, St Eustatius en Saba in te zullen zetten voor ook een goede aanpak in Caribisch Nederland.
Deel dit item: