In de plenaire zaal van de Eerste Kamer is donderdag 23 februari het boek ‘De Eerste Kamer 1996-2021: tussen nuttig en overbodig’ van hoogleraar parlementaire geschiedenis Bert van den Braak gepresenteerd. Tijdens een symposium, georganiseerd door het Montesquieu Instituut, kenniscentrum voor parlementaire democratie, reikte de auteur het eerste exemplaar van het boek uit aan Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn.
Bert van den Braak analyseert in dit boek hoe de senaat functioneerde. De afgelopen 25 jaar heeft de Eerste Kamer volgens hem een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Zij won aan politieke betekenis, zeker gezien kabinetten sinds 2010 niet langer op een meer-derheid in de senaat kunnen rekenen. De auteur probeert in zijn boek de vraag te beantwoorden of de Eerste Kamer haar rol als bewaker van de wetgevingskwaliteit waarmaakt: “Met dit boek wil ik opnieuw inzicht geven in de Eerste Kamer en al haar facetten.” Van den Braak promoveerde eerder, in 1998, op de geschiedenis van de Eerste Kamer van 1815 tot 1995. Teneinde het politieke primaat van de Tweede Kamer te versterken, stelt Van den Braak in zijn nieuwe boek onder meer voor om wetsvoorstellen terug te sturen naar de Tweede Kamer ter finale afdoening, als er geen gewone meerderheid voor is in de Eerste Kamer. Verwerping door de Eerste Kamer zou alleen mogelijk moeten zijn als deze Kamer een voorstel met tenminste tweederde tegenstemt. Ook stelt Van den Braak voor om de Eerste Kamer tegelijk met de Tweede Kamer te laten kiezen.
Senator Joris Backer (D66) en jurist, en stafmedewerker bij de Eerste Kamer, Sofie Wolf gingen onder leiding van Wilma Kieskamp (politiek verslaggever bij Trouw) in gesprek over het inhoud boek en de Eerste Kamer. Wolf: “Met dit boek ligt er een toegankelijk naslag-werk over wat de Kamer doet.” De nadruk bij het Kamerwerk ligt volgens haar vooral op nationale wetgeving. Ze hield een pleidooi voor meer aandacht in de Eerste Kamer voor mogelijkheden op Europees niveau. Joris Backer noemde het boek “levend staatsrecht.” Hij betwijfelde of de Eerste Kamer de rol als eigenstandig instituut kan waarmaken: “We kunnen wel heel veel pretenderen, maar dat kunnen we niet waarmaken.” Hij gaf aan weinig te zien in institutionele veranderingen met betrekking tot de Eerste Kamer – want die duren lang en krijgen uiteindelijk onvoldoende steun – maar meer in bezinning op het gedrag van de senaat: meer op kerntaken terugvallen en met erkenning van het primaat van de Tweede Kamer.
Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn dankte Bert van den Braak bij het in ontvangst nemen als “chroniqueur van de Eerste Kamer”, en een kritischer wordende kijker. Het huidige boek heeft als ondertitel ‘Tussen nuttig en overbodig’ en dat “lijkt te suggereren dat je na analyse van de laatste 25 jaar toch een stuk kritischer bent gaan kijken.”
Deel dit item: