Wijziging Wet publieke gezondheid: debat samengevat



De Eerste Kamer debatteerde maandag 15 en dinsdag 16 mei met minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over het wijzigen van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Voor aanvang van het debat diende PVV-senator Van Hattem een ordevoorstel in om de behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen. Het voorstel werd door een meerderheid van de aanwezige Kamerleden later op de avond verworpen. De Kamer stemt dinsdag 23 mei over het wetsvoorstel en de 8 ingediende moties. Op verzoek van senator Otten (Fractie-Otten) zal er hoofdelijk worden gestemd over het wetsvoorstel.


Moties

Er zijn 8 moties ingediend.

  • De motie-Van Hattem c.s. constateert dat door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), Covid-19 niet meer als een global health emergency wordt beschouwd; overweegt dat de A-status van covid-19 zo snel mogelijk moet worden afgeschaald nu van een 'global health crisis' geen sprake meer is en dat covid-19 geen nieuwe status meer moet krijgen; en draagt daarom de minister op de A-status van covid-19 per ommegaande af te schalen en er geen nieuwe status aan te verbinden. Deze motie is ontraden.
  • De motie-Nicolaï c.s. spreekt uit dat de bepaling 'daadwerkelijk geschikt zo moet worden gelezen dat de minister bij het vaststellen van een maatregel moet aangeven waarom hij meent dat het daarmee beoogde doel daadwerkelijk bereikt wordt en dat in het kader van de doel-middelbeoordeling op evenredigheid de rechter moet beoordelen of de minister zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de effectiviteit van de maatregel en of de vaststelling van de feiten betrouwbaar is en het gekozen middel kan dragen; en verzoekt de regering te bevestigen dat zij deze interpretatie onderschrijft en de Kamer daarover binnen vier weken schriftelijk te berichten. Deze motie heeft de minister het advies 'Oordeel Kamer' gegeven.
  • De motie-Nicolaï c.s. overweegt dat als blijkt dat de overheid geen maatregelen mag treffen die ertoe leiden dat personen die niet tegen een aangewezen A1-ziekte zijn gevaccineerd geen toegang tot publieke en besloten ruimten hebben en gevaccineerden wel, het onwenselijk is dat exploitanten van publieke en besloten ruimten mogen eisen dat degene die toegang verlangt, moet kunnen aantonen dat deze tegen de aangewezen A1-ziekte is gevaccineerd; en verzoekt de minister om te regelen dat de exploitant van een publieke of besloten ruimte geen vaccinatiebewijs mag eisen van een bezoeker zolang daarin niet publiekrechtelijk is voorzien. Deze motie is door de minister ontraden.
  • De motie-Nicolaï c.s. overweegt dat ontwerpers, kunstenaars, schrijvers van filmscenario's, filosofen en deskundigen op het gebied van zingeving en belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het onderwerpen en bediscussiëren van scenario's en aan tegenspraak; en verzoekt de minister met een voorstel te komen op welke wijze zulke deskundigen bij de uitvoering van de Wijziging van de Wet publieke gezondheid kunnen worden betrokken indien zich een ongekende pandemie voordoet die leidt tot het nemen van op die wet gebaseerde maatregelen en dat binnen twee maanden aan de Kamer te doen toekomen. Deze motie is eveneens ontraden.
  • Motie-Otten c.s. constateert dat het ministerie van VWS een grote achterstand heeft in de afhandeling van verzoeken gedaan op basis van de Wet open overheid en de Wet openbaarheid bestuur en inmiddels substantiële dwangsommen verschuldigd zijn als gevolg van gerechtelijke vonnissen t.a.v. Woo- en Wob verzoeken die tot op heden nog niet uitgevoerd zijn; en verzoekt de regering voortvarend additionele adequate maatregelen te nemen zodat het ministerie van VWS deze achterstand kan wegwerken en aan de wettelijke verplichtingen voldoet. Deze motie is volgens de minister overbodig.
  • Motie-Van Hattem c.s. constateert dat de voorwaarden over de aansprakelijkheid voor bijwerkingen van een vaccin is geregeld in contracten tussen de overheid en producenten; overweegt dat de minister weigert om deze contracten openbaar te maken; en draagt het kabinet op om deze contracten zo snel mogelijk openbaar te maken. Deze motie is ontraden.
  • Motie-Van Hattem c.s. constateert dat de noodbevoegdheid uit de Wpg volgens de minister de mogelijkheid biedt tot het inzetten van de avondklok als maatregel; overweegt dat de avondklok of een andere maatregel uit het staatsnoodrecht niet via de noodbevoegdheid uit de Wpg zou moeten worden ingezet; en verzoekt de minister maatregelen die reeds in het staatsnoodrecht verankerd zijn, zoals de avondklok, niet in te zetten via de noodbevoegdheid uit de Wpg. Ook deze motie is ontraden.
  • Motie-Van Hattem c.s. constateert dat bepaalde data rond coronamaatregelen niet openbaar worden gemaakt omdat de data berust bij private partijen; overweegt dat data bij maatregelen uit de Wpg altijd transparant beschikbaar moeten zijn; en roept het kabinet op te voorkomen dat data bij maatregelen berusten bij private partijen en altijd openbaar beschikbaar kunnen worden gemaakt. Deze motie is eveneens ontraden.

Over het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel is de eerste wijziging van de Wet publieke gezondheid voor een versterkte pandemische paraatheid. Hiermee komt er een wettelijk kader voor collectieve maatregelen voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan, zoals bijvoorbeeld covid-19. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan volgens het kabinet noodzakelijk om snel te kunnen handelen en maatregelen te kunnen nemen om de verspreiding te voorkomen.


Impressie van het debat

Stemming over uitstel debat

Voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel deden verschillende fracties (PVV, OSF, Fractie-Otten, FVD) een voorstel om de behandeling uit te stellen. Ze droegen daarvoor verschillende argumenten aan: de antwoorden van de minister op de laatste ronde schriftelijke vragen had de Kamer pas vrijdagavond ontvangen, er mist een deskundigenreactie en er is een brief gekomen van BBB, die na de Kamerwisseling op 13 juni naar verwachting de grootste fractie zal zijn (de Eerste Kamer wordt op 30 mei a.s. gekozen door de leden van Provinciale Staten). Ook de SGP sloot zich aan bij het verzoek, maar wel om een andere reden: volgens de fractie is de behandeling van het wetsvoorstel voortijdig, omdat er nog geen evaluatie van de aanpak van de coronacrisis is geweest.

Ook 50PLUS kon invoelen dat er te weinig tijd is geweest om de antwoorden tot zich te nemen. PvdD wees erop dat de antwoorden wel volgens de afspraak op vrijdagavond kwamen, maar kon ook begrijpen dat er te weinig tijd was geweest om de antwoorden te behandelen. Wel was de PvdD van mening dat de leden die maandag bezwaar maakten dat beter vrijdagavond al hadden gedaan richting de commissievoorzitter. Ondervoorzitter van de Eerste Kamer Atsma stelde na alle fracties te hebben gehoord voor om de brief van BBB te agenderen in het College van Senioren op dinsdag 16 mei en wel alvast met het debat te beginnen. De hoofdelijke stemming over het voorstel tot uitstel vond vervolgens later op maandag plaats. 21 leden steunden het voorstel tot uitstel, 36 leden stemden tegen.

GroenLinks: Onderbouwing voor effectiviteit maatregelen nodig

Senator Krijnen (GroenLinks) zei dat de effecten van de coronacrisis nog niet achter de rug zijn, ook al heeft de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) covid-19 niet langer als pandemie geformuleerd. Volgens GroenLinks is het goed dat het voorstel met daarin een wettelijk basis voor pandemische paraatheid er nu ligt. Krijnen vroeg de minister toe te lichten waarom hij tot de lijst met maatregelen is gekomen? Volgens haar is een degelijke onderbouwing voor de effectiviteit van maatregelen nodig. Ze riep Kuipers daarom op haast te maken met de aangekondigde evaluaties. Als blijkt dat sommige maatregelen amper effectief zijn gebleken, kunnen die maatregelen dan weer uit de gereedschapskist worden gehaald, vroeg Krijnen de minister. Ze wilde verder weten hoe de minister investeert in preventie van kwetsbare groepen. GroenLinks vindt het belangrijk dat de regering met dit voorstel voldoet aan haar mensenrechtelijke verplichting om de bescherming van publieke gezondheid wettelijk te verankeren. Na amendering door de Tweede Kamer zijn de nodige extra waarborgen opgenomen als het gaat om democratische controle en zeggenschap, aldus Krijnen.

D66: Belangrijk om zo goed mogelijk voorbereid te zijn

Volgens senator Van der Voort (D66) weten we niet hoe toekomstige pandemieën zich zullen manifesteren. Als we dat niet weten, is het dan niet vanzelfsprekend en noodzakelijk om zo goed mogelijk voorbereid te zijn? Het meest prudent moeten we omgaan met vergaande, vrijheidsbeperkende maatregelen, aldus Van der Voort. Dit wetsvoorstel gaat over het creëren van een wettelijke grondslag om maatregelen te kunnen nemen om een rampscenario te voorkomen. Hij wees op de zorgen van burgers over de proportionaliteit en de rechtmatigheid van het wetsvoorstel. Het is daarom nodig dat de Eerste Kamer aan deze burgers laat zien dat de wet proportioneel en rechtmatig is, betoogde hij. Uiteindelijk zal het een politiek-normatieve afweging blijven. Een volgende pandemie heeft andere kenmerken in een andere tijd, dan zegt effectiviteit van coronamaatregelen niets, aldus Van der Voort. Hoe moeten we in dat licht 'daadwerkelijk geschikt' interpreteren, dat is toegevoegd door een amendement in de Tweede Kamer. D66 vindt het belangrijk dat er ruimte is voor de minister en de regering om in te grijpen wanneer het omslagpunt is bereikt.

SP: Gemiste kans

Senator Janssen (SP) betoogde dat vertrouwen onontbeerlijk is voor ingrijpende besluiten over vrijheidsbeperking. Daarvoor is betrokkenheid van het parlement van groot belang. Volgens de SP heeft de regering echter op dit punt de kans gemist met het wetsvoorstel. Ook Janssen vroeg de minister hoe de lijst met maatregelen tot stand is gekomen en hoe breed er is gekeken naar de effectiviteit van de maatregelen. Is het verstandig om maatregelen nu al wettelijk te verankeren, terwijl de effectiviteit nog niet bewezen? Hij ziet liever dat er nu een aantal artikelen met naam en toenaam worden genoemd waarvan gezegd kan worden wat wel en wat niet, en niet eerste de evaluaties afwachten. Janssen zei verder dat iets niet voor altijd in een wet moet blijven. Het moet er ook weer uit kunnen. Hij vroeg de minister of dat kan. Dat zou ook goed zijn voor het vertrouwen van mensen. Over de noodbevoegdheid zei hij dat dit op het terrein van staatsnoodrecht komt, dat momenteel wordt herzien. Het zou wat Janssen betreft beter zijn als de minister die herijking van het staatsnoodrecht zou afwachten. Tot slot vroeg hij of het verstandig is om zo veel covid-gerelateerde verwijzingen op te nemen in de wet: het is immers geen pandemiewet.

CDA: Nu vooral gericht op luchtweginfecties, later breder perspectief?

Senator Prins (CDA) begon haar betoog met de opmerking dat de wet op het eerste gezicht een gevecht lijkt aan te gaan met een vorige oorlog. Ze vroeg de minister of hij ook bizarre scenario's heeft meegenomen in zijn overwegingen. Ze stelde vast dat het wetsvoorstel nu vooral gericht is op luchtweginfecties en vroeg of de minister bereid is een en ander bij volgende tranches in een breder perspectief te zien. Parlementaire betrokkenheid is vanzelfsprekend essentieel, aldus Prins. Echter, bij een echte crisis waardoor je overvallen wordt, kan er sprake zijn van acuut ingrijpen. Ze vroeg de minister of hij overtuigd is, dat hij wanneer nodig snel en adequaat kan handelen. Er wordt een groot beroep gedaan op de GGD. Tijdens de coronacrisis is gebleken dat de GGDs een moeilijke aansturingsstructuur hebben en onvoldoende slagvaardig zijn, zei Prins. Welke activiteiten neemt de minister ter hand om de GGDs beter hun werk te kunnen laten doen, vroeg ze de minister daarom. Ook Prins wees erop dat niet lichtzinnig mag worden omgegaan met onze grondrechten. Over de toevoeging van het woord 'daadwerkelijk' zei zij dat dit voor het CDA een vraag en een zorg blijft. Ze vroeg de minister in te gaan op de inhoudelijke consequenties van dit woord.

PvdD: Parlementaire betrokkenheid onvoldoende

Senator Nicolaï (PvdD) zei dat zijn partij nooit zal accepteren dat een internationale organisatie zoals de WHO bepaalt welke maatregelen wij in Nederland nemen. Volgens de PvdD is niet echt nagedacht over het wetsvoorstel en is er een beetje geknipt en geplakt uit de coronamaatregelen. Er is niets geregeld over preventie. Dit is een wet waar juist iets over preventie in moet staan, aldus Nicolaï. Er is niets geregeld over tegenspraak, niets geregeld over adviesorganen. Ook niet onder welke omstandigheden je van advies kunt afwijken, vervolgde hij. De minister heeft gezegd dat het sluiten van scholen niet meer aan de orde is. Maar als je met de stofkam door de wet gaat dan staat er iets anders, betoogde Nicolaï. De wet kraakt en piept op dit punt. Voor de bescherming van grondrechten moet een formele wettelijke basis worden gecreëerd. De minister schrijft dat duidelijke inhoudelijke criteria worden opgenomen in die wettelijke grondslag, maar Nicolaï is dat niet met hem eens. Ook hij wees op de toevoeging van 'daadwerkelijk'. De toelichting op het amendement bevat maar een gedeeltelijk citaat over rechterlijke toetsing. Hij denkt dat het daarom van belang is dat nog eens wordt onderstreept hoe het amendement moet worden geïnterpreteerd. De parlementaire betrokkenheid is volgens de PvdD onvoldoende, omdat er geen blokkeringsrecht is voor de Eerste Kamer. We staan als Eerste Kamer buitenspel, aldus Nicolaï.

ChristenUnie: Crisis vraagt veel van de samenleving

Volgens senator Verkerk (ChristenUnie) wordt de noodzaak voor wetgeving door onder andere de Raad van State onderschreven. De drempel voor noodwetgeving moet volgens de Raad van State hoog liggen. De ChristenUnie onderschrijft dit. Verkerk maakt zich wel zorgen over deze zin uit het memorie van antwoord: 'extra stappen in het besluitvormingsproces kunnen gevolgen hebben voor de slagkracht'. Wil de minister hier nog eens op reflecteren in het licht van de wetenschap dat bij infectieziekten iedere minuut telt, vroeg hij. Politiek en samenleving hebben open debatten nodig in de wetenschap. Hoe kan het dat in de wetenschap onvoldoende debat plaatsvindt zoals je dat zou willen? Hoe komt dat en hoe moeten we daar naar kijken, vroeg Verkerk. Hij zei verder dat de ChristenUnie de weerstand tegen de maatregelen tijdens de coronacrisis heeft onderschat. Veel nadruk wordt gelegd op het individu. Een pandemie vraagt echter om een grote veerkracht van de samenleving. Vanuit dit dilemma vroeg hij de minister wanneer de overheid zou moeten adviseren en wanneer de overheid maatregelen zou moeten afkondigen en handhaven. Maatschappelijk draagvlak is nodig, aldus Verkerk. De ChristenUnie is overtuigd van de noodzaak van de wet. De zorg van de fractie zit niet in de techniek van de wet, maar dat een tijd van crisis veel vraagt van de samenleving.

SGP: Liever evaluaties afgewacht

Senator Van Dijk (SGP) zei dat het goed is dat in het wetsvoorstel toetsing aan de grondrechten expliciet wordt gemaakt. Hij heeft wel de nodige bezwaren. Allereerst het moment waarop deze wet wordt besproken. Wat de SGP betreft, worden de lessen uit de coronacrisis betrokken bij de wijziging van de Wpg. Van Dijk betreurt het dat het kabinet de evaluatie van de coronacrisis niet wil afwachten om zo lessen te trekken. Het kabinet kiest ervoor om nu de Wpg te wijzigen, vervolgens een traject voor de herijking van het staatsnoodrecht en na afloop daarvan te kijken naar de onderlinge samenhang. De SGP had dit liever anders gezien. Het tweede bezwaar van de SGP is dat het MIT niet juridisch wordt verankerd. Waarom is er niet voor gekozen om in de Wpg vast te leggen dat er ook in het geval van andere A-ziekten een weging zal worden gemaakt van economische en maatschappelijke belangen en het belang van de volksgezondheid, vroeg Van Dijk. Zijn derde bezwaar betreft de redelijk beperkte reikwijdte van het wetsvoorstel. We hebben in de coronacrisis de neiging gezien om de gereedschapskist steeds verder te vullen met instrumenten en daar dan ook ruimhartig gebruik van te maken. De SGP kan begrip opbrengen voor de wens van de regering om de wetgeving rondom crises en noodsituaties wettelijk vast te leggen, maar is vanwege bovenstaande bezwaren wel kritisch.

VVD: Noodrecht moet wel slagvaardig zijn

Senator De Bruijn-Wezeman (VVD) vroeg of het wetsvoorstel niet te veel hinkt op de ervaringen uit de coronacrisis. Is er wel voldoende aandacht voor mogelijke andersoortige pandemieën? Ze wees erop dat er grondslagen ontbreken voor specifiek op kinderen gerichte maatregelen. Als het op maatregelen voor kinderen aankomt, wil de VVD toch kunnen inzetten op noodbevoegdheden, door specifiek op kinderen gerichte maatregelen ook zorgvuldig in deze wet te regelen met de daarbij behorende parlementaire zeggenschap. De Bruijn vroeg een formele toezegging van de minister dat er uiterlijk voorjaar 2024 duidelijkheid komt over welke bevoegdheidsgrondslagen voor collectieve maatregelen nog aan de Wpg moeten worden toegevoegd en op welke termijn. Ook wilde zij weten of het mogelijk is dat het parlement onnodig vertraagt in noodsituaties en of dit ten koste gaat van de slagkracht. De VVD onderschrijft de noodzaak van deze wet, maar het mag niet ten koste gaan van noodbevoegdheden. Het wetsvoorstel is nog niet af, het gaat om noodrecht dat niet lichtvaardig mag worden ingezet maar wel slagvaardig moet zijn, besloot De Bruijn.

50PLUS: Extra alertheid is geboden

Senator Baay-Timmerman (50PLUS) had nog steeds twijfels over de gepresenteerde noodbevoegdheidsconstructie. Deze open norm wordt niet nader gespecificeerd. Volgens haar is het debat van essentieel belang om een zorgvuldige afweging te kunnen maken. Een aantal van de coronamaatregelen was niet effectief of bood schijnveiligheid. Bovendien is onvoldoende rekening gehouden met alle schadelijke neveneffecten die de noodmaatregelen hebben veroorzaakt en die tot op de dag van vandaag doorwerken. De burger moet de overtuiging hebben dat een maatregel door democratische controle tot stand is gekomen. Extra alertheid is daarom geboden bij dit wetsvoorstel. 50PLUS hecht aan goede systematiek van wetgeving. Volgens de minister is dit wetsvoorstel onderdeel van het staatsnood- en crisisrecht en geldt het als een soort vangnetvoorziening omdat een revisie van het staatsnoodrecht nog te lang duurt. De uiteindelijke bedoeling is om een overzichtelijk en samenhangend stelsel van noodwetgeving te maken, aldus de minister. Daartoe wordt een routekaart opgesteld die voor de zomer klaar zou zijn. Kan de minister wat specifieker zijn over het tijdstip, vroeg Baay. Tot slot wilde zij weten of er op dit moment infectieziekten op de A1-lijst voorkomen die daar ten onrechte op staan.

Fractie-Otten: Oude wijn in nieuwe zakken

Volgens senator Otten (Fractie-Otten) doen het kabinet en de coalitiepartijen er alles aan om het vertrouwen in de Nederlandse politiek te laten zinken. Hij noemde het wetsvoorstel een gemakzuchtig knip en plakwerkje van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm): oude wijn in nieuwe zakken. Logisch zou volgens hem zijn om eerst te evalueren en dan een nieuwe wet in te voeren. Otten wilde weten waarom de minister daar niet voor kiest. Otten zei verder dat we met deze wet blijven doormodderen met de OMT-aanpak. Hij sloot zich aan bij de juridisch inhoudelijke bezwaren van PvdD-senator Nicolaï. Over de parlementaire zeggenschap zei Otten dat de Eerste Kamer beter kan worden afgeschaft. De Tweede Kamer heeft namelijk bepaald dat de Eerste Kamer hier niks over te zeggen heeft. Een Eerste Kamer die niet voor haar eigen rechten kan opkomen, verliest volgens Otten haar bestaansrecht.

FVD: Disproportioneel, ongrondwettelijk en discriminerend

Senator Dessing (FVD) sprak mede namen de Fractie-Frentrop. Hij zei dat de Kamer op het punt staat om een historische vergissing te begaan die zijn weerga niet kent omdat de minister van VWS met deze wet onbeperkte macht krijgt toegedicht die effectief niet onder parlementaire controle staat. Bovendien maken toekomstige wijzigingen van deze wet volgens hem dat de macht wordt doorgeleid naar een ondemocratisch orgaan: de WHO. Volgens Dessing heeft vrijwel geen enkele maatregel een rol gespeeld in het bestrijden van de coronapandemie en dan is de maatschappelijke schade nog niet eens meegenomen. Vaccinatie zou volgens de Wpg de beste oplossing zijn, maar daarvan is Dessing niet overtuigd, net zoals hij niet overtuigd is van de effectiviteit van de PCR-testen. Deze wetwijziging heeft volgens hem een reeks verstrekkende consequenties die niet te overzien zijn. Dessing zei dat de minister hiermee een mandaat krijgt om nieuwe maatregelen in te stellen die niet door dit parlement te controleren zijn. De regering volhardt in het implementeren van maatregelen die niet effectief waren. Waarom niet eerst het onderzoek naar de coronacrisis afwachten en daar lessen uit trekken, vroeg hij. Dessing noemde het wetsvoorstel disproportioneel, ongrondwettelijk en discriminerend. Het kan leiden tot grote onrust in de maatschappij en heeft dictatoriale trekjes, besloot hij.

PvdA: Voldoende democratische controle noodzakelijk

Volgens senator Recourt (PvdA) zijn we nooit klaar voor een nieuwe pandemie, maar zijn we met deze wet hopelijk wel beter voorbereid. Dat deze wet is gemaakt, is volgens hem een goede zaak. Je hoort je voor te bereiden, je hoort vrijheidsbeperkende maatregelen te regelen in een wet en je bevolking te beschermen. Recourt zei dat het noodzakelijk is dat er voldoende democratische controle is geregeld, vooraf en achteraf. De wet geldt voor iedereen. Af en toe zal 'wij' voor 'ik' gaan en dat is een goede zaak, maar alleen als dat noodzakelijk is en als er balans is gevonden in de wet. Ook hij had vragen over de toevoeging van het woord 'daadwerkelijk'. Het grote probleem is dat maatregelen niet goed los van elkaar kunnen worden getoetst. Recourt vroeg de minister of ze wel in samenhang kunnen worden getoetst? Moet de toelichting bij het amendement toch niet zo worden gezien dat er een zekere bewijslast rust op de regering bij het inzetten van de maatregel? Betekent dit niet dat ook met inwerkingtreding van deze wet de in de wet opgenomen maatregelen niet mogen worden ingezet zonder een voor van het parlement en later een houdbare onderbouwing voor de rechter over de te verwachten effectiviteit, vroeg Recourt. Hij wees op het ontbreken van de onderbouwing voor de maatregelen. Dit moet een slapende wet zijn, maar tegelijkertijd wel levend blijven. Daarom is evaluatie van de onderliggende waarden van de wet op den duur wellicht mogelijk (evaluatie van de wet zelf niet als pandemieën uitblijven), aldus Recourt. Tot slot wilde hij weten op welke wijze de eilandsraad op de BES-eilanden wordt betrokken bij de besluitvorming.

PVV: Eerste Kamer laat zich uitschakelen

Senator Van Hattem (PVV) zei dat als dit wetsvoorstel niet door de Eerste Kamer wordt verworpen, de senaat zich op essentiële en cruciale onderdelen laat uitschakelen door deze machtigingswet. Juist bij het beperken van grondrechten mag dit nooit gebeuren en is volledige parlementaire betrokkenheid van beide Kamers van de Staten-Generaal essentieel, bepleitte hij. Als je maatregelen hebt die niet aantoonbaar effectief zijn, maar wel grote maatschappelijke onrust met zich mee brengen, dan ben je volgens Van Hattem niet bezig met goed bestuur. Met dit wetsvoorstel kan de minister met stoom en kokend water maatregelen voorhangen aan het parlement, maar met een reactietermijn van slechts een week is een effectieve democratische controle in zo'n korte periode nauwelijks mogelijk. Ook Van Hattem maakt zich zorgen over het gebrek aan onderbouwing van de genoemde maatregelen. De minister gaat ten aanzien van maatregelen uit van algemene principes en stelt dat er een internationale consensus over is dat non-farmaceutische interventies ofwel vrijheidsbeperkende maatregelen naast vaccinatie effectieve maatregelen zijn. Kan de minister aangeven waarom hij zo'n stellige conclusie trekt terwijl er nog helemaal geen grondige evaluatie van de maatregelen heeft plaatsgevonden? En waarom neemt de minister zonder een goede evaluatie zulke maatregelen dan ook weer een-op-een over in de zogenaamde gereedschapskist, vroeg van Hattem. Hij vroeg de minister verder of hij kon uitsluiten dat hij een sturende rol kan vervullen richting het RIVM.

Fractie-Nanninga: Waarom spoed?

Volgens senator Nanninga (Fractie-Nanninga) was het wel zo chic geweest als de bespreking en stemming over deze wet aan de nieuwe Kamer waren overgelaten. Ze zei ook dat de Eerste Kamer geen stempelmachine van de coalitie is. Nanninga voelt niets voor voorhangprocedures. De Eerste Kamer moet maatregelen kunnen tegenhouden en dus de mogelijkheid tot blokkeren hebben. Covid-19 is geen griepje, haar fractie is altijd een voorstander geweest van vaccineren, maar niet van dwang daartoe. Juist omdat we niet in de toekomst kunnen kijken en omdat iedere pandemische ziekte en iedere volgende regering uniek is, vraagt zo'n wet ook om maatwerk in noodbevoegdheden, zei Nanninga. De kernvraag is volgens haar waarom de wet met spoed wordt voorgelegd. Waarom niet afwachten tot het stof van de coronapandemie is neergedaald, de evaluaties en de parlementaire enquête afwachten. Veel wantrouwen in de samenleving komt direct voort uit pandemie. Deze procedure op dit moment is volgens Nanninga funest voor het vertrouwen in de overheid en daarmee ook funest voor de bestrijding van een toekomstige pandemie.

OSF: Geen aanleiding voor deze wet

Senator Raven (OSF) zei dat het beter was geweest om het wetsvoorstel na de Kamerwissel te behandelen. Er is volgens hem niet bewezen dat de wet zoals die nu is, niet werkt. Hij ziet dan ook geen aanleiding om de structuur te wijzigen, zeker als het betekent dat een aantal grondrechten wordt aangetast. Ook Raven ging in op het vervallen van blokkering door de Eerste Kamer: daar staat de OSF ook niet om te springen. De aantasting van grondrechten is een slechte zaak. Hij vroeg de minister of hij bereid was om te onderzoeken of dit nog kan worden aangepast door middel van een novelle.

Beantwoording minister Kuipers

Het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid biedt het wettelijk kader om de acute en ernstige mogelijke gevolgen van een toekomstige A1-infectieziekte het hoofd te bieden, zei minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In het wetsvoorstel zijn geen A1-infectieziekten aangewezen. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat bepaalde infectieziekten in de toekomst worden aangewezen als A1-infectieziekten. Een infectieziekte wordt als behorend tot groep A1 aangewezen indien deze een pandemisch potentieel heeft en het belang van de volksgezondheid dit vordert.

De bevoegdheidsgrondslagen voor deze wet zijn gebaseerd op de algemene principes van infectieziektenbestrijding. De minister streeft er in algemene zin naar om de wetgeving toekomstbestendig en zo tijdloos mogelijk te maken. Het doel is om terughoudend om te gaan met noodbevoegdheid. Over de parlementaire betrokkenheid zei hij dat op zes manieren wordt voorzien zoals als medewetgever bij de totstandkoming van deze wet. Hij is ervan overtuigd dat adequaat kan worden gehandeld. Er is volgens Kuipers een balans gevonden tussen slagkracht en democratische legitimatie.

Kuipers sluit voor de betekenis van de begrippen 'geschikt' en 'daadwerkelijk geschikt' aan bij de geldende jurisprudentie. Het Europese Hof van Justitie gebruikt doorgaans de term 'geschikt' en slechts incidenteel de term 'daadwerkelijk geschikt'. Uit de jurisprudentie van het Hof is ook geen materieel verschil tussen deze formuleringen op te maken. Wel lijkt het Hof met het woord 'daadwerkelijk' te willen benadrukken dat aan de geschiktheid van overheidshandelen nadrukkelijke aandacht moet worden gegeven en dat dit niet zomaar kan worden aangenomen. Deze visie deelt de minister.



Deel dit item: