Plenair Ester bij behandeling Innovatie



Verslag van de vergadering van 18 maart 2014 (2013/2014 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.16 uur


De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de beantwoording van onze vragen. We hebben een lang en toch ook plezierig debat gehad over de rol van de overheid rond het bevorderen van innovatie. Voor de ChristenUnie-fractie is wezenlijk dat we het innovatiebeleid ten dienste stellen van de noodzakelijke reframing van ons nationaal verdienmodel, dat in essentie groen en duurzaam zal moeten zijn. Dat kan ook. We moeten nu stappen zetten in de richting van een biobased economy, die de eindigheid van fossiele brandstoffen serieus neemt. Nederland moet nu slim innoveren. Met die slimme, groene en duurzame innovaties zullen we de internationale concurrentieslag moeten ingaan en ook de komende generaties van een goed bestaan verzekeren. Dat moet het leidende principe zijn van innovatiebeleid.

De meeste vragen van mijn fractie zijn aan de orde gekomen. Ik pak er met uw welnemen nog een paar korte punten uit, voorzitter. Bij het topsectorenbeleid geldt toch een beetje het adagium dat we het niet een-twee-drie radicaal opzij moeten zetten. Onderzoek, de wetenschap, universiteiten, het bedrijfsleven hebben behoefte aan continuïteit en aan een innovatiestrategie voor de lange termijn. Wel — met een streep onder "wel" — moeten we meer focus aanbrengen. Voor mijn fractie ligt die focus op duurzaamheid en vergroening. Dat moeten uiteindelijk toch de concentratiethema's zijn. Juist als het innovatiebeleid ondersteunend is ten behoeve van een nieuw verdienmodel zijn deze focus en richting bepalend, zo lijkt ons.

Mijn fractie neemt een zekere onbalans — ik weet niet of dat Nederlands is, maar dat kunnen we met elkaar afspreken — waar tussen het financieren van technologische innovatie en sociale innovatie. Dat is geen goede zaak. Nederland kent een groot aantal forse maatschappelijke vraagstukken waar gerichte sociale innovatie bij kan helpen. We noemden al vergrijzing, allerlei knellende problemen in de zorg, het slimmer organiseren en het slimmer werken. Die zaken zijn gebaat bij innovatieve vormen van sociale organisatie. Mijn fractie vraagt de bewindslieden veel creatiever, actiever en misschien ook financieel wat ruimhartiger om te gaan met sociale innovatie. Kan het kabinet het initiatief nemen om een meer inspirerende agenda te ontwerpen voor sociale innovatie die gericht is op concrete sociale vraagstukken?

We hebben ook veel gesproken over de rol van onderwijs. Dan blijkt het al met al toch vooral te gaan over universitair onderwijs. Juist in een doorontwikkelde innovatiestrategie mogen het hbo en het mbo niet ontbreken. Mijn fractie pleit ervoor dat het kabinet dit veel meer op het netvlies krijgt. De rol van het hbo en het mbo is wezenlijk als het gaat om praktijkgerichte innovaties. Mijn fractie vraagt het kabinet om het hbo en het mbo een steviger plek te geven in het innovatiebeleid.

We moeten ook ambitieuzer zijn om de rank and file van het mkb te bereiken en mee te nemen in het innovatietraject. We hebben het dan vooral over het kleine mkb en veel minder over het grote mkb. Het beleid richt zich nu begrijpelijkerwijs op start-ups en veel minder op de vraag hoe we bestaande mkb-bedrijven innovatiever kunnen maken. En uiteindelijk is dat toch de meerderheid. Hier mag het kabinet naar ons oordeel veel meer uit de kast halen, en dat ook veel meer samen met het mkb doen.

Ter afsluiting. Mijn fractie heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor ethische reflectie in het innovatiebeleid. We kennen nu allerlei heel revolutionaire innovaties, die vele zegeningen brengen voor Nederland. Sommige innovaties, bijvoorbeeld rond NBIC-convergentie, kunnen echter verdergaande consequenties hebben voor privacyvraagstukken en voor burgerschap. De minister gaf een wel erg algemeen antwoord op mijn vragen daarover, en om hem en het kabinet op dit punt scherp te houden, dient mijn fractie de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Ester, Flierman, Vos, Terpstra, Kuiper, Thissen en Reuten wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat technologische innovaties noodzakelijk zijn voor een concurrerende economie;

overwegende dat sommige technologische innovaties (waaronder het ineengrijpen van nanotechnologie, informatietechnologie, biotechnologie en cognitieve technologie) vergaande consequenties kunnen hebben voor de privacy, de persoonlijke levenssfeer, burgerschap en zeggenschap;

overwegende dat deze consequenties fundamentele ethische vragen oproepen;

verzoekt de regering om structureel plaats in te ruimen in het technologie- en innovatiebeleid voor reflectie op ethische vragen en verzoekt de regering om het parlement daarover periodiek te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (33750-XIII).