Plenair De Boer bij behandeling Pensioenonderwerpen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.31 uur


Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter. Tijdens de plenaire behandeling van de wijziging van het Witteveenkader en de excedentenregeling op 8 oktober heeft mijn collega Thissen de kaders geschetst waaraan een goed pensioenstelsel moet voldoen. Hij sprak daarbij over duurzame solidariteit tussen de generaties, tussen werkenden en niet-werkenden en tussen arm en rijk; over duurzame collectiviteit en individuele keuzevrijheid. Hij betreurde het toen dat de maatregelen ten aanzien van de fiscale aftrekbaarheid niet in samenhang werden behandeld met de hervorming van het pensioenstelsel zelf en concludeerde dat de aan de orde zijnde wetsvoorstellen vooral gericht waren op de budgettaire bezuinigingsdoelstelling. Vandaag moet ik concluderen dat er ten opzichte van de voorstellen zoals ze in oktober voorlagen fundamenteel niets is veranderd. Ja, het gedrocht van de excedentregeling is van tafel en vervangen door een mogelijkheid tot nettolijfrentesparen en het maximale opbouwpercentage is iets minder verlaagd dan in het oorspronkelijke voorstel, maar daarmee is het nog niet een goed voorstel geworden. De hervorming van het pensioenstelsel laat nog steeds op zich wachten. Misschien kan de staatssecretaris ons vertellen hoe het nu precies hiermee staat. Ook collega Hoekstra vroeg al om die pensioenvisie. Het onderhavige wetsvoorstel kan derhalve niet in samenhang met die hervormingen worden beoordeeld. Mijn fractie vindt dat nog steeds een groot gemis. Wat ons betreft zou het fiscale kader een onderdeel, en misschien zelfs wel het sluitstuk, moeten zijn van een integrale hervorming en een integrale visie. Dat die integrale aanpak nu ontbreekt, leidt ertoe dat het kabinet vragen en zorgen over de effecten van het onderhavige wetsvoorstel niet anders kan beantwoorden dan met veronderstellingen en gewenste ontwikkelingen. Het komt op ons over als een wankel bouwwerk van wensdenken, gerechtvaardigd door de mogelijke besparingen en koopkrachteffecten ten gevolge van mogelijke premiedalingen.

Het kabinet stelt nu voor om de fiscale facilitatie van de pensioenpremie te beperken tot 1,875%. Dit betekent dat pas na 45 jaar werken een pensioen van 80% middelloon wordt opgebouwd. De vraag is echter hoeveel mensen er daadwerkelijk 45 jaar fulltime in loondienst werken en dus het gewenste einddoel bereiken. Voor veel mensen zal dit niet zijn weggelegd, bijvoorbeeld vanwege het zorgen voor kinderen of ouders, werkloosheid, verblijf in het buitenland, werken als zelfstandige of in een bedrijfstak of organisatie waarin geen pensioen wordt opgebouwd of vanwege het noodgedwongen eerder stoppen met werken omdat het werk te zwaar valt. Naar het oordeel van GroenLinks is in veel bedrijfstakken en voor veel mensen een opbouwpercentage van 2 noodzakelijk om een redelijk perspectief te kunnen bieden op een redelijk pensioen. Dat is wat ons betreft dan ook het minimale opbouwpercentage dat fiscaal gefaciliteerd moet worden. Daar komt bij dat een verlaging van het opbouwpercentage nadelig is voor jongeren, omdat niet is gewaarborgd dat die verlaging gepaard gaat met een verlaging van de pensioenpremie. De kans is aanwezig, maar de waarborg daarvoor ontbreekt. Als oplossing hiervoor presenteert het kabinet een "generatietoets" door de Nederlandsche Bank. Let wel, dit is een toets om te kijken of de procedures in acht zijn genomen, niet een toets om te beoordelen of de effecten van de vastgestelde pensioenpremies niet nadelig zijn voor de jongere generatie. Met een generatietoets worden de structurele onevenwichtigheden in het pensioenstelsel zelf niet gerepareerd, aldus ook de Raad van State. En of die onevenwichtigheden gerepareerd gaan worden bij de herziening van het financieel toetsingskader pensioenen en eventueel later bij een herziening van het pensioenstelsel? Het kan de intentie zijn, maar we weten het niet. Wij zijn overigens wel benieuwd naar de ideeën van het kabinet, onder meer onze nieuwe staatssecretaris van Financiën, over het corrigeren van die onevenwichtigheden. Wat is een duurzaam en rechtvaardig pensioenstelsel? Hoe kan die rechtvaardigheid gerealiseerd worden tussen generaties, tussen arm en rijk, tussen mensen met een hoge en een lage levensverwachting? Hoe kunnen de huidige onevenwichtigheden verdwijnen en hoe kunnen nieuwe worden voorkomen? Voor dit moment moeten we concluderen dat het wetsvoorstel dat vandaag voorligt de rechtvaardigheid niet vergroot en de onevenwichtigheid tussen de generaties versterkt.

Is de fractie van GroenLinks er dan niet blij mee dat de aftrekbaarheid van de pensioenpremie wordt afgetopt bij een inkomen van 100.000 euro? Dat is toch nivellerend en daar is GroenLinks toch voor? Ja, GroenLinks is voor nivelleren en vindt het niet meer dan logisch dat een fiscale faciliteit als deze wordt afgetopt. Een regeling die voor iedereen nadelig is, en voor de rijken misschien ietsje meer nadelig, hoewel collega Reuten dat zelfs betwist, is daarmee echter niet meteen een goede regeling. Aftopping alleen is voor ons onvoldoende reden om in te stemmen met een wetsvoorstel dat nadelig is voor iedereen en in het bijzonder voor jongeren. Zou de aftopping — die had wat ons betreft nog best iets verder mogen gaan dan €100.000 — zijn gebruikt om het daarmee mogelijk te maken de opbouwpercentages voor de lagere inkomens op peil te houden, dan was het een ander verhaal geweest. Die situatie is nu echter niet aan de orde. Integendeel, er wordt juist een faciliteit in het leven geroepen die de aftopping voor een groot deel weer ongedaan maakt: het nettolijfrentesparen. Het moet gezegd, de vormgeving van deze regeling is een stuk eleganter dan de eerdere excedentregeling, maar ook hiervoor geldt: een eleganter vormgegeven regeling is daarmee nog niet een goede regeling. En eerlijk gezegd ontgaat ons nog steeds de ratio achter de constructie ...

De heer De Lange i (OSF):

Ik hoor collega De Boer praten over een aftoppingsregeling die nog wat verder zou kunnen gaan. Is zij niet met mij van mening dat een dergelijke regeling eigenlijk inkomensbeleid via de pensioenfondsen is? Vindt zij inkomensbeleid langs allerlei andere wegen dan via de belastingheffing wenselijk? Bij de belasting komen alle inkomenselementen samen en treden er dus niet allerlei ongewenste cumulatie-effecten op. Vindt zij dat niet de gewenste manier van belasting heffen?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Wij hebben het hier over een facilitering van het pensioensparen via de belasting. Een vrijstelling of een aftrek maakt het mogelijk dat mensen sparen voor een inkomensvoorziening voor de oude dag. Wij volgen daarin de redenering van het kabinet: dat doe je vanwege het faciliteren van die inkomensvoorziening en niet om ook nog eens vermogensopbouw te faciliteren. In die zin vinden wij dat er een heel duidelijke ratio in zit om hier een aftopping te laten plaatsvinden.

De heer De Lange (OSF):

Het is een antwoord, maar niet op mijn vraag. Mijn vraag luidde of mevrouw De Boer het wenselijk vindt dat wij via een inkomensafhankelijke aftoppingsregeling eigenlijk op de stoel van de belastinginspecteur gaan zitten. Vindt zij het wenselijk dat wij allerlei inkomensafhankelijke regelingen hanteren die onafhankelijk van elkaar een leven leiden en die cumulatief per individu heel verschillend kunnen uitwerken? Vindt zij een dergelijke beleid verstandig beleid?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Als de vraag is of wij principieel iets hebben tegen inkomensafhankelijke regelingen, dan is het antwoord nee.

Ik had het over het nettolijfrentesparen. Eerlijk gezegd ontgaat ons nog steeds de ratio achter deze constructie. Als je het rechtvaardig vindt om de fiscale aftrekbaarheid van de pensioenpremies af te toppen, waarom moet die aftopping dan weer ongedaan gemaakt worden door een andere fiscale faculteit? In aansluiting op collega De Lange: faciliteert het kabinet hiermee dan toch niet de vermogensopbouw die het bij de aftopping zegt niet te willen faciliteren? Hoe maakt de nettolijfrente het stelsel rechtvaardiger? Hoe maakt dat het belastingstelsel eenvoudiger, voeg ik daaraan toe, mede naar aanleiding van de hartenkreet van de staatssecretaris van Financiën die ons gisteren bereikte.

De aanpassing van het Witteveenkader was vooral een bezuinigingsoperatie en is dat gebleven. Wat er ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel minder bezuinigd wordt vanwege een iets hoger opbouwpercentage en vanwege het netto pensioensparen, wordt onder meer gecompenseerd door het afschaffen van de mobiliteitsbonus voor 50- tot 56-jarigen. Het gaat dus niet om het afschaffen van de mobiliteitsbonussen, maar alleen om die leeftijdscategorie. Het kabinet rechtvaardigt deze maatregel door erop te wijzen dat de arbeidsparticipatie van 50- tot 56-jarigen de afgelopen jaren is gestegen en die van jongere werknemers nadert. Daarmee mist het kabinet volgens ons het punt waar het om gaat. De mobiliteitsbonus is immers niet bedoeld om mensen aan het werk te houden — het is heel mooi dat steeds meer 50-plussers blijven werken — maar om mensen die werkloos zijn weer aan het werk te krijgen. Als we dán naar de cijfers kijken, zien we dat dat nog steeds een probleem is. Ik citeer uit de CBS-statistieken over 2012."Waar van de werkzoekenden tot 45 jaar meer dan de helft na een halfjaar weer aan de slag is, is dat bij de 45-plussers slechts een derde. Waar slechts 8% van de jongeren er meer dan twee jaar over doet om werk te vinden, is dat bij 45-plussers zo'n 35%." De mobiliteitsbonus was juist bedoeld om werkgevers te stimuleren, die oudere werkloze werknemers in dienst te nemen. De fractie van GroenLinks vindt het niet acceptabel dat dat nu wordt opgeofferd voor het behalen van een bezuinigingsdoelstelling en het financieren van een extra faciliteit voor de rijken.

De conclusie mag duidelijk zijn: de bezwaren die de fractie van GroenLinks had tegen het oorspronkelijke voorstel gelden nog steeds en op onderdelen zelfs in versterkte mate. Het opbouwpercentage is weliswaar iets minder verlaagd, maar is nog steeds te laag en er wordt zelfs meer uitgegeven aan een extra faciliteit voor de rijkeren. De werkbonus, waarmee oudere werknemers aan het werk geholpen zouden kunnen worden, wordt afgeschaft. Zoals we het nu zien, zal de fractie van GroenLinks dan ook niet voor dit voorstel kunnen zijn. Desalniettemin zien we de reactie van de staatssecretarissen met veel belangstelling tegemoet.