Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.15 uur
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ook namens mijn fractie de complimenten aan de indieners van dit wetsvoorstel. Het is een breedgedragen initiatief, zo blijkt uit het aantal de partijen die achter de tafel tegenover ons zitten. In hun midden is een hoge adviseur die wij ook graag in dit huis zien. Dat zet de zaak alleen maar extra kracht bij.
Het voorstel dat vandaag onze aandacht vraagt kan rekenen op veler sympathie, ook op de onze. Wie is het er nu niet mee eens dat misstanden in bedrijven en instellingen die het algemeen belang en de samenleving benadelen aan het licht komen en worden aangepakt? Wie wil nu niet dat er manieren zijn om dit te melden wanneer interne kanalen verstopt zitten? En wie wil nu dat klokkenluiders in het nauw komen wanneer zij een dergelijke melding doen? De grondhouding van mijn fractie is welwillend. Toch hebben ook wij vragen en reserves met betrekking tot de uitwerking van deze regeling voor klokkenluiders. Die zal ik in mijn korte bijdrage verduidelijken.
Ons land kent een aantal ernstige incidenten met klokkenluiders. De namen zijn genoemd: Ad Bos, Paul Schaap en Fred Spijkers. Die incidenten en andere voorvallen geven aanleiding om tot een regeling te komen. Ook in andere landen bestaan regelingen. Toch bestaat er het gevaar dat de regeling, dit voorstel afgestemd wordt op de meeste ernstige incidenten die in de publieke belangstelling staan en we een wettelijk kader maken dat erg zwaar geschut in stelling brengt. Lopende de behandeling van dit wetsvoorstel, zijn er belangrijke initiatieven genomen: Het Adviespunt Klokkenluiders en het VNO-NCW-initiatief om dit voorjaar te komen tot een Onderzoeksraad Integriteit Marktsector. Er is wel wat in beweging gekomen. Collega Vliegenthart merkte op dat dit naar aanleiding van het wetsvoorstel is gebeurd. Nogmaals: dat er een regeling komt heeft onze volledige steun, maar er is wel twijfel of dit nu de regeling is die het maatwerk levert waaraan behoefte is. Wij hebben ook kennisgenomen van de vrij stevige kritische inzet van de zijde van de regering.
Naar de mening van mijn fractie behoort de aanpak van misstanden primair tot de verantwoordelijkheid van de omgeving waarin ze zich voordoen. Een regeling die het eenvoudiger maakt, een misstand aan de orde te stellen moet erop gericht zijn de directverantwoordelijken in staat te stellen om hun verantwoordelijkheid te nemen. De Tweede Kamer heeft dat tijdens de behandeling ook ingezien en deze route via een amendement sterker geaccentueerd. Voorts is in de wet na kritiek van de Raad van State een regeling opgenomen die bedrijven en instellingen verplicht, een interne regeling te hebben voor het melden van misstanden. Waarom is de grens bij 50 werknemers gelegd? Zou dit niet gewoon voor alle bedrijven en instellingen moeten gelden. Een bedrijf met 40 werknemers is ook al een hele gemeenschap. Maakt zo'n interne regeling veel van wat in dit wetsvoorstel staat niet overbodig? Die route is later ingevoegd, maar biedt een belangrijk alternatief gericht op het activeren van verantwoordelijkheid in het verband waar de misstand zich voordoet. Wij weten nog niet goed hoe de indieners zich die interne procedure voorstellen. Ook daarover willen wij graag meer duidelijkheid hebben.
Zoals ik aangaf, moet een klokkenluidersregeling de directverantwoordelijken helpen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik onderstreep dat. Wordt de regeling een publieke inquisitie, dan graven partijen zich in en zijn al spoedig alle kansen vervlogen op een constructieve oplossing. Voorkomen moet worden dat werknemers of ondergeschikten in deze regeling een weg gaan zien om hun onvrede over arbeidssituaties naar buiten te brengen. De indieners willen dat niet, maar komen wel met een aanpak die er vooral op is gericht, de klokkenluider te faciliteren om met zijn of haar verhaal naar buiten te komen. Het dilemma is natuurlijk dat er een regeling moet zijn die klokkenluiden mogelijk maakt en tegelijkertijd het belang van instellingen en bedrijven niet schaadt. Daartussen loopt een smal pad. Het uitgangspunt van het verbeterd functioneren van de instelling of het bedrijf als geheel hadden wij graag sterk terug willen zien. De klokkenluiders kunnen daarbij gebruikmaken van een noodprocedure.
Dan het Huis voor klokkenluiders zelf. De vraag waarom dit bij de Nationale ombudsman wordt ondergebracht, heeft intussen constitutionele proporties aangenomen. Ook vandaag zijn weer vraagtekens bij die keuze geplaatst. In elk geval zou het een opmerkelijke taakverbreding van de Nationale ombudsman met zich brengen. Is deze gedachte om het Huis bij de Nationale ombudsman onder te brengen ingegeven door de onderzoekscapaciteit waarover het Huis zou moeten beschikken? Maar is juist dat aspect van het Huis niet te zwaar aangezet? Ik kom daar straks nog op terug. Het bijstaan van klokkenluiders met advies lijkt ons zinvol al was het maar dat klokkenluiders geholpen worden om op een goede manier gebruik te maken van interne regelingen. Deze onafhankelijke advies- en ondersteuningsrol lijkt ons belangrijk en zinvol. Dat is ook de kern van de zaak. Is ook overwogen dit ergens anders onder te brengen? Gaande dit debat komt de figuur van een zbo op tafel en ook in de Tweede Kamer is die mogelijkheid geopperd.
Het wetsvoorstel regelt dat het Huis ook onderzoek moet kunnen doen; een vooronderzoek en een feitenonderzoek. Beide onderzoeken zijn ingrijpend en zetten onomkeerbare ontwikkelingen in gang die rechtstreeks de verhouding tussen de melder, de werknemer, de ondergeschikte en de werkgever raken. Als er geen arbeidsconflict was, ontstaat dit vast zodra het Huis voor Klokkenluiders zich bij een bedrijf of instelling meldt. Er zijn in verband met deze positionering van het Huis voor Klokkenluiders de nodige vragen te stellen over de aard en reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheid. Wij hebben een stelsel van toezichtorganen en inspecties die er ook voor zijn om misstanden op tafel te krijgen; misstanden die het algemeen belang raken. In sommige situaties zijn er tuchtcolleges waarbij gemeld kan worden. Dit punt is al genoemd. Kan een deel van het probleem van de klokkenluiders worden opgelost door beter toezicht en betere handhaving? Juist de laatste jaren is er weer veel aandacht voor het toezichtstelsel en de verbetering daarvan. De WRR heeft daar belangrijke studies over uitgebracht. De Raad benadrukt dat het toezicht en de inspectie het algemeen belang als invalshoek moeten nemen. Een van de leidende begrippen van de laatste jaren is "risicogericht toezicht". Dit zou zich juist op misstanden moeten richten. Waarom zou het Huis van de Klokkenluiders niet zo kunnen functioneren dat een melding die daar gedaan wordt, doorgespeeld wordt aan de inspectie of aan andere toezichtorganen, waarna dit orgaan in actie komt? Is eraan gedacht om dit in de wet op te nemen, bijvoorbeeld in de buurt van artikel 10 of artikel 12? Komt de misstand nadat het toezicht of de inspectie is geactiveerd nog steeds niet aan het licht en blijft de klokkenluider de misstand opmerken, dan zou er een rol zijn voor het Huis voor Klokkenluiders. Graag een reactie van de indieners op deze gedachtegang.
Mijn fractie heeft aarzelingen bij de vraag of dit de regeling is die we moeten hebben. Wij hebben kennisgenomen van de kritische reactie van de regering en er is al opgemerkt dat er een evaluatie aan zit te komen die afgewacht kan worden. In het voortraject zijn er ook elementen gesneuveld, zoals het fonds, die er volgens de indieners wel in hadden gemoeten en elementen toegevoegd die er aanvankelijk niet in zaten. Dat doet ook iets met het wetsvoorstel. Wij missen de afweging met betrekking tot het bestaande onderzoeksinstrumentarium. De positionering blijft een punt van discussie. Al met al vragen wij af of dit voorstel nu al rijp is voor besluitvorming. Graag horen we de reactie van de indieners op onze vragen en wij wachten die af voordat we een definitief standpunt innemen.
De heer Vliegenthart i (SP):
De heer Kuiper acht het wetsvoorstel op dit moment nog niet rijp om het tot wet te promoveren. Moet dit wel de ambitie zijn? Moeten wij dat doel uiteindelijk nastreven?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ja, zeker. Ik heb aangegeven dat wij dit belangrijk vinden. Wij willen beslist niet dat dit op de lange baan komt. Ik ben erg benieuwd of de indieners een idee hebben over de wijze waarop zij de reparaties kunnen doorvoeren waar door meerdere fracties om is gevraagd en het voorstel toch zo snel mogelijk door het parlement heen te krijgen. Het belang is groot.