Plenair Nagel bij behandeling Pensioenonderwerpen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.33 uur


De heer Nagel i (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. De bespreking van de voorliggende wetsvoorstellen is een vervolg op de voor het kabinet zo smadelijk verlopen behandeling van vorig jaar in deze Kamer, toen de regering werd gedwongen het geheel terug te nemen. Niet alleen zijn vandaag de gewijzigde teksten aan de orde, bondscoach Rutte heeft ook een wissel toegepast bij het duo staatssecretarissen dat deze onrechtvaardige maatregelen zonder overtuiging verdedigden. In de ogen van 50PLUS is er weinig veranderd en is er zeker niet iets ten goede veranderd. Met de nieuw aangetrokken staatssecretaris van Financiën toont het kabinet nog minder daadkracht dan ten tijde van staatssecretaris Weekers. De huidige gepensioneerden en de mensen die binnenkort met pensioen gaan, zullen door deze voorstellen zeer gedupeerd worden. Toekomstige generaties worden evenzeer zwaar getroffen, omdat de maatregelen die op korte termijn voordelig lijken, op langere termijn een dubbel negatief effect zullen hebben. De fractie van 50PLUS zal in dit betoog de nadruk op deze hoofdpunten leggen.

De huidige gepensioneerden worden nu en de komende vijf à tien jaar opnieuw financieel zeer benadeeld. De gepensioneerden zijn in vergelijking met degenen die loon ontvangen, de afgelopen jaren financieel zeer achtergebleven. In de meeste gevallen ontvingen zij al vijf jaar geen indexatie en in een aantal gevallen werden zij bovendien nog gekort. De voorzitter van de Koepel van Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden (KNVG), Martien van Rooijen, bekend oud-staatssecretaris van Financiën, schatte dit op ruim 10% koopkrachtoffer en 3% gemiddeld via nominale kortingen. We praten dan niet over rijkere ouderen die best wat zouden kunnen missen, maar ook over mensen die hun hele leven lang zware beroepen hebben uitgeoefend, zoals in de bouw en in de metaalsector, en die vrij beperkte pensioenen van een aantal honderden euro's per maand hebben. Door de kabinetsplannen zullen de pensioenfondsen hogere buffers moeten aanleggen. Bestuursvoorzitter van het ABP, Henk Brouwer, heeft al laten weten dat de kans hierdoor groot is dat de pensioenen ook de komende vijf jaar niet geïndexeerd zullen worden. Anderen noemen zelfs een termijn van tien jaar. Een koopkrachtverlies van minimaal 10% dreigt opnieuw. En dat staat, zo zegt Henk Brouwer, haaks op ons streven om iedereen, jong of oud, een goed en betaalbaar pensioen te geven.

50PLUS vraagt hoe het mogelijk is dat deze regering, wetende dat er opnieuw niet geïndexeerd zal kunnen worden, met grote druk ervoor ijvert dat het komende jaar de pensioenpremies omlaag gaan. Het is toch volstrekt asociaal om werkenden en ook werkgevers extra financieel te laten profiteren via een premieverlaging en daar de gepensioneerden als enige groep opnieuw grof te treffen? Ik vraag dit kabinet dan ook of het het met 50PLUS eens is dat, na alles wat er de afgelopen jaren met de pensioenen is gebeurd, een premieverlaging niet nagestreefd dient te worden zolang er geen indexatie kan plaatsvinden. Is het kabinet, gelet op wat de gepensioneerden de afgelopen jaren financieel hebben ondervonden, bereid te bevorderen dat in 2015 al het mogelijke gedaan zal worden om indexatie wel mogelijk te maken? Ik vraag dus om een rustmoment in 2015. Is het kabinet het met 50PLUS eens dat het van grote economische betekenis kan zijn als de groep ouderen weer vertrouwen en meer mogelijkheden krijgt in de bestedingsruimte?

Overigens wordt de werknemers een vette worst voorgehouden die zelfs nog geen vezel paardenvlees bevat. In de brief van de staatssecretaris van Financiën van 7 april 2014 staat: "De vrijval van werkgeverspremies zal door de werknemersorganisaties aan de orde worden gesteld bij het arbeidsvoorwaardenoverleg. De mate waarin en de snelheid waarmee de vrijvallende premies worden omgezet in hogere lonen, hangt af van conjuncturele omstandigheden en van de onderhandelingspositie van werkgevers en werknemers. Het Centraal Planbureau (CPB) is in de ramingen ervan uitgegaan dat de extra loonruimte als gevolg van vrijvallende pensioenpremies binnen enkele jaren (nagenoeg) volledig zal worden benut."

De huidige ruime arbeidsmarkt zorgt ervoor dat de doorwerking van het werkgeversaandeel van de pensioenpremie trager verloopt dan in een conjuncturele neutrale situatie. Met andere woorden: de werknemers kunnen hier voorlopig naar fluiten, het voordeel verdwijnt de komende jaren voor het merendeel in de werkgeverszak. Het siert trouwens de werkgevers dat ze hier geen geheim van maken. Uit onderzoek van het eerdergenoemde bureau Mercer blijkt dat in 2015 ongeveer 46% van de werkgevers slechts een deel in het bedrijf wil steken en dat 40% van de werkgevers het vrijkomende geld helemaal wil behouden. Graag wil ik een commentaar van de staatsecretaris op de uitkomsten van dit onderzoek.

Toekomstige generaties worden de dupe van dit kortzichtige kabinetsbeleid. Ook in de toekomst zal dat zo zijn. Het kabinet en de partijen die het steunen, dus inclusief D66, de ChristenUnie en de SGP, hebben een theorie opgezet die het volgende inhoudt. Men gaat er onomwonden van uit dat mensen gedurende 40 à 50 jaar pensioen opbouwen en dat daarom de premie omlaag kan. Tegen beter weten in wordt dit gehanteerd uitsluitend om de financiën van dit kabinet in orde te brengen. Van de zijde van het ABP is betoogd dat men er nu al van uitgaat dat de premiebetalingen gedurende 40 jaar plaatsvinden, terwijl dat in de praktijk gemiddeld slechts 29 jaar het geval is. In de Tweede Kamer rekende D66-woordvoerder Van Weyenberg alvast met een AOW-leeftijd van 71,5 jaar om zijn rekensom kloppend te maken.

In de brief van de AFM van 7 juni 2013 aan de minister van Financiën staat het overduidelijk. Ik citeer wat uitvoerig om het juiste verband te kunnen aantonen: "Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de vraag naar de juistheid van de berekeningen van de fiscaal maximaal mogelijke pensioenopbouw en de vraag of de gebruikte veronderstellingen overeenkomen met de feitelijke situatie van mensen in de betreffende leeftijds- en inkomensgroepen." De AFM concludeert dat dit veruit bij de meeste mensen niet het geval is. Ook signaleert de AFM dat in de berekeningen uitgegaan wordt van een volledige compensatie voor de inflatie, zowel in het verleden als in de toekomst. Onnodig te zeggen dat dit voor de meerderheid niet het geval is of zal zijn. Samengevat zegt de AFM dat de berekeningen van het pensioenresultaat hoger uitkomen dan de berekeningen die aansluiten bij de feitelijke situatie.

Vanmorgen zagen wij een onderzoek van TNO waaruit blijkt dat in 2020 een op de drie werkenden een tijdelijk contract zal hebben. Dat gegeven zal voor deze groep van grote betekenis zijn voor de pensioenopbouw. Kan de regering een visie geven op dit onderzoek en kan zij aangeven wat dit voor de pensioenopbouw betekent?

Het kabinet voert een kortzichtig beleid dat nieuwe generaties in de toekomst zal opbreken. Het kabinet voert een beleid waarbij het eigen belang voorop staat en waarbij geen rekening wordt gehouden met wat dit voor grote groepen burgers betekent. Men wil nu de inkomsten incasseren omdat er fiscaal minder vrijstelling is en bovendien omdat de overheid als werkgever minder premies hoeft te betalen. Maar in de toekomst zullen de nieuwe generaties dubbel de dupe worden. Zij krijgen minder pensioen dan nu wordt voorgespiegeld en in de toekomst zullen de belastingopbrengsten tegenvallen, waarvoor zij eveneens opdraaien. Prof. Van Engelen, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en aan de TU Delft, zegt het in het deze week uitgekomen blad Pensioenbelangen heel duidelijk: "Het deelbelang van de overheid in het pensioensysteem, te weten de kortetermijnvoordelen van de lagere opbouw, de bezuiniging en het feit dat de overheid als grootste werkgever baat heeft bij een lagere premie, gooit het systeem danig in de war. En dat zullen we allemaal zowel vroeg als laat bezuren". Mijn nadrukkelijke vraag aan dit kabinet met de Partij van de Arbeid is: waarom worden er niet gewoon kostendekkende premies geheven, die ook in de toekomst de nieuwe generaties een behoorlijk pensioen garanderen in plaats van deze kortetermijnpolitiek, die ons gaat bezuren?

Overigens, als het om berekeningen gaat, zwalkt het kabinet van het ene uiterste naar het andere, al naar gelang het dit kabinet beter uitkomt. Pensioenfondsen mogen niet uitgaan van een rekenrente van 4%; dat is bekend. Maar wat staat er op pagina 9 van de nota naar aanleiding van het schriftelijk overleg toezegging brief novelle Witteveenkader? De CDA-fractie heeft om een rekenvoorbeeld gevraagd. Dat wordt vervolgens gegeven, maar in de berekening van het kabinet wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het vermogen dat via de lijfrenteregeling wordt gevormd een rendement heeft van 4%. Dat percentage wordt ook door de Belastingdienst toegepast bij het bepalen van het rendement op het vermogen, terwijl iedereen weet dat dit op geen enkele spaarrekening wordt uitgekeerd. Het is de pensioenfondsen verboden om dit rekenpercentage van 4 te hanteren. Kan het kabinet nou eens uitleggen in welke gevallen wel een rendement van 4% mag worden gehanteerd en in welke gevallen niet? Is het criterium "dat komt het kabinet nu eenmaal goed uit", het enige criterium voor deze Wiebestaks? Wij vragen op dit punt om een duidelijk antwoord.

Tot slot kom ik te spreken over enkele andere punten. Allereerst de aftopping. Er is tijdens de debatten veel gesproken over de aftopping bij een inkomen van €100.000. Onderbelicht is volgens 50PLUS dat deze aftopping ook leidt tot een lagere dekkingsgraad. Kan het kabinet op dit punt nadere informatie geven? Wat kunnen de consequenties zijn voor de dekkingsgraad en de daaruit voortvloeiende gevolgen? Van alle kanten is betoogd dat deze €100.000-grens een glijdende schaal zal zijn. Een toekomstig kabinet dat financiële problemen heeft, zal gauw geneigd zijn om de grens te verlagen. Harry Potter verwoordde het schitterend: wie de treden van een trap weghaalt, verandert de trap in een glijbaan.

Over de zware beroepen is het verleden veel gesproken, met name door de PvdA. 50PLUS verneemt graag de visie van staatssecretaris Klijnsma. Het is een bekend gegeven dat mensen met een lager inkomen en een zwaar beroep korter leven, gemiddeld zeven jaar, en ook beduidend minder lang gezond zijn. In de nadere memorie van antwoord schrijft staatssecretaris Wiebes dat het kabinet niet de opvatting deelt dat er een oplossing bedacht moet worden waarin mensen met lichamelijk zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken. In Elsevier van 5 juni 2009 staat een foto van staatssecretaris Klijnsma, die toen nog in een kabinet zat met CDA en CU en geen VVD, die verklaarde dat het kabinet de zware beroepen wil ontzien. Hoe ziet mevrouw Klijnsma in dit verband het opbouwen van een volledig pensioen door deze mensen en het genieten van de laatste levensjaren bij een steeds verder verhoogde AOW-leeftijd? Wij hopen dat de staatssecretaris Klijnsma van 2015 weer gauw de oude staatssecretaris van 2009 wordt.

Ik kom te spreken over de herziening van het belastingstelsel. Het is alweer een jaar geleden dat de commissie-Van Dijkhuizen rapporteerde. Het kabinet, toen nog zonder staatsecretaris Wiebes, zegde toe voor 1 april van dit jaar te zullen reageren op dat rapport. Dat vonden velen al rijkelijk laat. Bij de debatten op 16 december 2013 verklapte D66 fractievoorzitter Van Boxtel met bovengemiddelde interesse uit te zien naar de kabinetsreactie die voor 1 april zou komen. Hij vroeg in dit verband om een ambitieuze agenda zonder taboes. Wij vragen de staatssecretaris dan ook: waar blijven de ambitieuze plannen? Waarom is er geen reactie voor 1 april, dat is toch zeer geruime tijd na het verschijnen van het rapport? De brief van staatssecretaris Wiebes van gisteren, waarin hij moedeloos constateert dat de Belastingdienst het ingewikkelde stelsel niet aankan, kan onmogelijk als een reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen worden beschouwd. Wat vindt staatsecretaris Wiebes nu eigenlijk van het voorstel tot lagere belastingtarieven en een heel lange eerste schijf, om maar iets te noemen? Graag vernemen wij zijn concrete reactie hierop, in plaats van wat gekerm dat het een lastige zaak is. De fractie van D66 vragen wij: wat hebt u als invloedrijke gedoogcoalitiegenoot ondernomen om die ambitieuze agenda zonder taboes boven water te krijgen, gelet uw woorden in deze Kamer van 16 december vorig jaar? Wat vindt u van de minder dan magere brief van de staatsecretaris? Zo stil als D66 nu is, hebben wij nog niet eerder meegemaakt.

Ten slotte kom ik op de accijnsverhoging in de grensgebieden. Het zal iedereen bekend zijn dat het water de pomphouders in de grensgebieden tot aan de lippen staat. Haast is geboden. Het kabinet heeft echter volgehouden dat er eerst voldoende gegevens moesten zijn en dat dan een evaluatie zou volgen. Half mei was daarbij een veelgenoemde datum.

De heer Backer i (D66):

Uiteraard ontbreken de gebruikelijke woorden aan mijn fractie, die collega Nagel in ieder betoog opneemt, ook deze keer niet. Dank daarvoor. Het lijkt mij echter niet gepast dat ik ga antwoorden op wat mijn collega's aan de overkant in het overleg met het kabinet doen. Dat lijkt mij een wonderlijke vraag aan mij.

De heer Nagel (50PLUS):

U allen vormt één partij en in de regel praat u net zoals er aan de overkant wordt gepraat, mijnheer Backer. Dus waarom zou u daar vandaag een uitzondering op maken?

Maar goed, ik was gebleven bij de accijnsverhoging in de grensgebieden. Iedereen weet dat het water de pomphouders in de grensgebieden tot aan de lippen staat. Haast is geboden. Het kabinet heeft gezegd eerst voldoende gegevens te moeten hebben. Half mei was in dat kader een veelgenoemde datum. De vraag is dan of het kabinet helemaal geen gevoel heeft voor wat er op dit moment in de grensgebieden gebeurt. Waarom horen we tot op de dag van vandaag totaal niets? Is het voor het kabinet soms handiger om het over de Europese verkiezingen, komende donderdag, heen te tillen? Of denkt men dat als de grenspomphouders geleidelijk failliet gaan, het protest vanzelf verdwijnt? Concreet: wanneer kunnen we de aangekondigde evaluatie nu eindelijk verwachten? Kan de staatsecretaris al een tip van de sluier oplichten en toezeggen dat deze in nood verkerende mensen financieel tegemoet worden gekomen?

De heer Postema i (PvdA):

Ik ben benieuwd in welk debat wij ons bevinden. De eenmansfractie van de heer Nagel is 15 minuten spreektijd toegekend. Dat is al heel veel ten opzichte van hetgeen in de Tweede Kamer gebeurt. Als de heer Nagel dan ook nog de hele wereld erbij gaat behandelen, gaat dat ten koste van interventies die er wél toe doen. Dat vind ik jammer.

De heer Nagel (50PLUS):

Dit zat in het Belastingplan 2014. Er zou half mei op terug worden gekomen. Het is nu half mei, dus ik maak van de gelegenheid gebruik. Ik vind het eigenlijk een beetje kinderlijk dat een PvdA'er liever probeert om iemand het woord te ontnemen over zo'n belangrijke kwestie, waarover zo veel te doen is, dan dat hij zegt: ja, mijn hart klopt er ook voor, laat deze kwestie nu eens een keer duidelijk worden, in het belang van al die mensen die het zo moeilijk hebben. Voor hen was de PvdA ooit opgericht.

Ik rond af. Onze mening is dat de wijze waarop dit kabinet regeert, of, beter gezegd, weigert te regeren, veel mensen naar de afgrond van hun bestaan brengt. Dit kabinet van VVD en PvdA en helaas ook D66, CU en SGP, heeft geen gevoel voor wat er onder de mensen leeft, hoe ze geraakt worden door maatregelen waartegen ze machteloos staan omdat de gevestigde politieke partijen hen in de steek laten. Deze partijen kijken naar het belang van de schatkist en laten zich aan de vele indringende protesten en noodkreten niets gelegen liggen; een kille machtspolitiek van een meerderheid die het lot van grote groepen in deze samenleving koud laat. Het zou heel jammer zijn als dit nog tot de volgende verkiezingen voor Provinciale Staten en een gewijzigde Eerste Kamer zou moeten duren.

Ik dank de heer Postema dat hij dit een kwartier heeft willen aanhoren.