Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.05 uur
De heer Flierman i (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie dankt de regering voor de uitvoerige beantwoording van haar vragen naar aanleiding van dit wetsvoorstel. Er wordt weleens gemopperd over de beantwoording door de regering, maar deze keer valt er wat ons betreft niet zo veel te klagen. Wij hebben bij de vigerende wetgeving ten aanzien van de compensatie van chronisch zieken en gehandicapten en de compensatie van het eigen risico, te maken met wetten die niet effectief zijn. De mensen om wie het gaat, worden niet allemaal bereikt en soms worden de mensen om wie het niet gaat, wel bereikt. De CDA-fractie vindt het dan ook begrijpelijk dat de regering deze wetten wil heroverwegen.
De voorliggende wetgeving past in een bredere overdracht van bevoegdheden naar gemeenten. Eerder spraken wij hier met dezelfde staatssecretaris over de Jeugdwet. Voor het zomerreces komen, naast het thans aan de orde zijnde wetsontwerp, de Participatiewet en de Wmo 2015 nog in deze Kamer aan de orde. Al met al is dat een enorme uitbreiding en verschuiving in het takenpakket van gemeenten. Ook de aard van de gemeente verandert. Het lijkt erop dat het "sociale gezicht" de belangrijkste taak van de gemeente wordt. Willen de gemeenten die taken kunnen oppakken en de verbeteringen in het beleid, inclusief beoogde bezuinigingen, kunnen effectueren, dan moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Gemeenten moeten ook daadwerkelijk beleidsruimte krijgen en eigen keuzes kunnen maken. Ze moeten ook financieel in staat zijn om de taken op te pakken. Er mag best op budgetten worden gekort, maar de verhouding tussen taken en de verwachtingen dienaangaande in de samenleving, ook bij de nationale overheid, en de beschikbare middelen moet wel reëel zijn. De gemeenten moeten bestuurlijk en organisatorisch voorts wel klaar zijn voor hun taken. Op al deze punten hebben wij nog wel de nodige zorgen. Dat is aan de orde bij deze wet en zeker ook bij de veel ingrijpendere wetgeving die de komende weken hier nog ter sprake zal komen.
Wat hun beleidsruimte betreft, zullen wij vooral in Den Haag heel alert moeten blijven. Immers, vooral aan deze en meer nog gene zijde van het Binnenhof is de neiging groot om voortdurend weer nieuwe regels te formuleren en eisen te stellen, om daarmee voor tal van deelbelangen vooral op centraal niveau zo veel mogelijk te regelen en vast te leggen. Men vergeet daarbij gemakkelijk dat er ook op lokaal niveau kritische, democratisch gekozen volksvertegenwoordigers zijn die het plaatselijke beleid beoordelen. Zelfs de Rekenkamer lijkt dat aspect in zijn recente rapportage, waarin men anderszins terecht zorgen over de decentralisatieoperatie uitsprak, over het hoofd te zien. De aard van de komende operatie is nu juist dat gemeenten niet meer dan strikt noodzakelijk beperkt worden in hun beleidsruimte. Een belofte van deze staatssecretaris dat hij zich zal verzetten tegen ingrepen in die beleidsvrijheid, is helaas geen eeuwigdurende garantie. Niettemin horen wij hem straks graag.
Wat betreft de budgettaire kaders kunnen wij in een welles-nietesdebat verzanden over de vraag of het budget toereikend is, maar dat schiet niet op. Wij willen graag van de staatssecretaris horen hoe hij gaat monitoren of het budget toereikend is en wat hij eventueel kan doen als gemeenten echt in de problemen dreigen te komen op dit vlak.
Ook op organisatorisch gebied hebben wij onze zorgen, zeker als je je realiseert dat naast deze wet nog ten minste drie andere grote wetten met nieuwe taken op de gemeenten afkomen. Kunnen gemeenten dat echt aan, ook de kleinere? Hoe weten wij dat eigenlijk? Het is begrijpelijk dat de VNG als lobbyist deze kans op een forse taak- en budgetverruiming niet wil laten schieten, maar wij horen ook andere signalen als het gaat om de mogelijkheden van gemeenten. De staatssecretaris is in zijn beantwoording van de vragen uit deze Kamer over de voorliggende wetgeving in onze ogen ook te laconiek als hij stelt dat de organisatorische opgaven een gemeentelijke verantwoordelijkheid zijn. Dat klinkt toch een beetje als het over de schutting kieperen van een probleem. Wij maken ons daar wel zorgen over, zeker in het licht van die andere nieuwe taken, temeer daar de regering ook niet weet hoeveel nieuwe hulpvraag er naar aanleiding van de afschaffing van de WTCG en de Cer bij de gemeenten komt. De veronderstelling van de regering dat de gemeenten de meeste nieuwe cliënten nu uit anderen hoofde al wel kennen, wordt niet onderbouwd. Het kan dus mee- maar ook echt tegenvallen. Hoe houden wij dat nu in de gaten en wat doen wij als er problemen ontstaan?
De terugwerkende kracht van de wet blijft ons ook bezighouden. Dit is juridisch ongelukkig en inhoudelijk ook. Dat laatste geldt dan vooral voor de compensatie van het eigen risico, omdat die ook dit jaar al niet meer wordt uitbetaald. Kunnen wij er zeker van zijn dat de gemeenten, waar nodig, hun inwoners ook in 2014 tegemoetkomen als zij het eigen risico niet zelf meer kunnen opbrengen? Wil de staatssecretaris ons eind van dit jaar berichten hoe dat is gegaan?
Een belangrijk aandachtspunt voor ons is de toetsing van het vermogen, dat mede bepaalt of je aanspraak kunt maken op ondersteuning van de gemeente. Als wij de antwoorden van de regering goed hebben begrepen, wordt het eigen huis dat in box 1 van ons belastingstelsel valt, niet als vermogen gezien. Een eventuele bijdrage uit eigen vermogen betreft box 3. Dat zijn dus andere bezittingen dan het eigen huis? Wij horen voor de zekerheid graag nog even of dat klopt. Verder vragen wij ons af of er een stapeling van effecten kan ontstaan en wat dat betekent voor minima, maar ook voor modale inkomens. Iemand met een handicap die nu aanspraak maakt op een WTCG-tegemoetkoming, compensatie van het eigen risico en voorzieningen ten laste van de AWBZ, raakt dit alles geheel of grotendeels kwijt als hij of zij een inkomen van, zeg, anderhalf maal modaal heeft. Klopt dat? Er zijn natuurlijk tal van rekenvoorbeelden op dit niveau op te vragen. Bij het aanbieden van de petitie is niet zonder reden verwezen naar de becijferingen van het Nibud op dit punt. Wij zouden graag zien dat er in deze vorm een monitoring komt, gericht op deze en andere inkomensgroepen, en dat wij bijvoorbeeld in februari 2015, als de wetgeving is doorgevoerd, horen wat het effect is. Kan de staatssecretaris ons een dergelijke rapportage toezeggen?
Overigens is een verlaging van de belastingdruk, eventueel aangevuld met een eenvoudig, heel eenvoudig toeslagenstelsel de beste manier om deze groepen tegemoet te komen. Nu moeten wij op dit punt niet in de eerste plaats deze staatssecretaris aanspreken, maar wij zien toch wel een heel belangrijke samenhang. De staatssecretaris stelt ons in de memorie van antwoord een visie op de herziening van het toeslagenstelsel in het vooruitzicht, maar de berichten van de laatste weken stemmen ons niet hoopvol. Uit de brief van de staatssecretaris van Financiën van 19 mei jongstleden blijkt dat de herziening van het stelsel nog jaren op zich zal laten wachten. Gaan wij dan in de tussentijd de problemen ad hoc proberen aan te pakken met lapmiddelen in de hoop dat later alles beter wordt? Dat zou voor mijn fractie niet aanvaardbaar zijn. Graag vernemen wij hierop de visie van de regering. Hoe pakt de door de staatssecretaris van Financiën in deze brief aangekondigde uitvoeringstoets overigens uit voor het onderhavige wetsvoorstel? Het mag niet zo zijn dat de eventuele herstelmaatregelen pas komen als de patiënt al is overleden. Voor de CDA-fractie zijn maatregelen waarbij wij regelingen die wij nu ten laste van de rijksbegroting financieren, afschaffen, beperken en/of overdragen aan gemeenten, ten nauwste verbonden met een beperking van de lastendruk, juist voor de middengroepen. De voorliggende en komende wetgeving, in combinatie met de berichten vanuit het ministerie van Financiën, stellen ons op dat punt bepaald nog niet gerust. Van een daadwerkelijke lastenvermindering is volgens het kabinet immers voorlopig nog geen sprake.
Eigen bijdragen en de daarmee samenhangende toetsing van inkomen en vermogen, en een eventuele heldere en eenvoudige toeslagenregeling zijn voor ons ook van belang omdat de regering een groter beroep doet op mensen om zelf meer verantwoordelijkheid te nemen, of in de kring van naasten, familie, buren of vrienden. De CDA-fractie staat daar positief tegenover. Maar als wij dat willen, vinden wij het tegelijkertijd wel redelijk dat verantwoordelijk gedrag en een goed persoonlijk financieel beleid niet afgestraft maar beloond worden. In dat opzicht hebben wij soms de indruk dat de regering met twee maten meet. Langs de ene weg wordt de zelfredzaamheid aangemoedigd, mede om daarmee de overheidsuitgaven terug te dringen. Langs de andere weg wil de regering in de vorm van een forse belastingdruk, eigen bijdragen of heffingen maar al te graag nog eens profiteren van degenen die hard werken en wat sparen. Als wij maatschappelijke solidariteit serieus willen nemen, moet het niet zo zijn dat degenen die verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen, uiteindelijk slechter af zijn dan degenen die dat niet doen en die daarom meer krijgen van de overheid, en dus van de belastingbetalers, inclusief de mensen die hun verantwoordelijkheid al namen. Wij horen graag hoe de regering dat ziet en wij wachten als altijd de reactie met veel belangstelling af.