Plenair Van Strien bij behandeling Belastingverdragen met Ethiopië en China



Verslag van de vergadering van 3 juni 2014 (2013/2014 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.34 uur


De heer Van Strien i (PVV):

Voorzitter. Aan de orde zijn twee belastingverdragen, te weten 1. met de Volksrepubliek China (nr. 33718) en 2. met de Federale Democratische Republiek Ethiopië (nr. 33638).

Terzijde, maar niet geheel irrelevant in dit verband, zij opgemerkt dat als het woord "democratisch" in de naam van een land voorkomt, we vrijwel zeker weten dat we met allesbehalve een democratie te maken hebben. Maar het kan niettemin buitengewoon nuttig zijn, ook met dat soort landen verdragen te sluiten. Het is gewoon een goede zaak dat we enerzijds trachten te vermijden dat dubbele belasting wordt geheven en dat anderzijds het geheel ontgaan van belasting wordt voorkomen.

Voor het sluiten van belastingverdragen heeft het ministerie van Financiën in 2011 de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid het licht doen zien, later aangevuld met een toetsschema gebaseerd op een PVV-motie in de Tweede Kamer.

Ik wil eerst een paar woorden wijden aan het belastingverdrag met China. De PVV-fractie heeft geconstateerd dat in het belastingverdrag met China vaak wordt afgeweken van het Nederlandse belastingbeleid inzake belastingverdragen zoals vastgelegd in de zojuist genoemde Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Mijn fractie begrijpt zeer goed dat het in die Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 neergelegde beleid een streven is en dat belastingverdragen tot stand komen op basis van onderhandelingen. Dat betekent, zoals de regering in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer zelf aangeeft dat beide partijen in het onderhandelingsproces water bij de wijn moeten doen. Ik zou echter graag wat concreter van de staatssecretaris horen wat Nederland in de praktijk nu wél heeft binnengehaald, ofwel wat het Chinese water in de wijn is, in ruil voor al die punten die ten opzichte van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid niet zijn verwezenlijkt.

Ik kom vervolgens op het belastingverdrag met Ethiopië. Onze problemen met dit belastingverdrag zijn nog aanmerkelijk groter dan met het verdrag met China.

Ons belangrijkste probleem, naast een aantal kleine obstakels die ik nu maar even oversla, is dat er géén uitsluitende woonstaatheffing is voor deelnemingsdividenden, interest en royalty's. Ethiopië mag nu wel blijven heffen op uitgaande dividenden, terwijl in het verdrag dat Ethiopië onlangs met het Verenigd Koninkrijk heeft gesloten voor zover ons bekend wel een vrijstelling is opgenomen. Graag een reactie op dit punt van de staatssecretaris.

In de nota naar aanleiding van het verslag voor de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris aan dat Nederland vanwege de bijzondere positie van ontwikkelingslanden en het belang dat Nederland hecht aan de fiscale ontwikkeling van deze landen bereid is om in belastingverdragen onderdelen van het VN-modelverdrag te accepteren. Mijn fractie heeft hierover een aantal vragen.

De eerste vraag is of het de staatssecretaris bekend is dat Ethiopië in de top 20 staat van de meest mislukte staten ter wereld (The Failed States Index 2013). Hoe verhoudt zich dat gegeven tot het voornemen om dit land fiscaal te bevoordelen? Heeft dit mogelijk iets te maken met de recente investeringen van Nederlandse bierbrouwers in dit overwegend christelijke, dus bierdrinkende land?

De volgende vraag is of de staatssecretaris een schatting kan maken van de omvang van deze verkapte vorm van ontwikkelingshulp?

Mijn laatste vraag is of de staatssecretaris kan aangeven of deze verkapte vorm van ontwikkelingshulp afgaat van het Nederlandse budget voor ontwikkelingshulp, waaruit volgens de HGIS-nota 2014 al 61,4 miljoen naar Ethiopië gaat? Of moeten we dit bedrag aan ontwikkelingshulp de facto bij het bedrag van 61,4 miljoen tellen?

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris graag af.