Verslag van de vergadering van 10 juni 2014 (2013/2014 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.17 uur
De heer Bruijn i (VVD):
Voorzitter. Ook ik heb goed geluisterd naar de beantwoording van de staatssecretaris, maar geen enkel argument gehoord voor handhaving van de verplichting uit hoofde waarvan de overheid zich moet blijven bemoeien met het leermiddel dat al dan niet in de klas wordt ingezet, waarvoor de school kiest en waaraan de professionele docent zelf invulling geeft. Daaraan zijn natuurlijk wel belangrijke kaders en randvoorwaarden te stellen.
Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):
Ik heb één simpele vraag. Op basis waarvan baseert u deze uitspraak?
De heer Bruijn (VVD):
Ik heb geen enkel argument gehoord waarom de overheid zich moet blijven bemoeien met de keuze voor het leermiddel dat de individuele docent en de individuele school maken. Die uitspraak baseer ik op wat ik zojuist gehoord heb. Ik heb geen argument gehoord waarom de overheid zich daarmee moet blijven bemoeien. Als er dan geen argument voor is, dan lijkt het mij goed dat de overheid zich niet ermee bemoeit, maar vertrouwen heeft —
"nieuw vertrouwen", de titel van het SP-verkiezingsprogramma uit 2012 — in de professionaliteit van school en docent, zolang de leerdoelen vaststaan en de financiële middelen aanwezig zijn.
Mevrouw Gerkens i (SP):
En dat is bij beide volgens mij niet het geval. Ten eerste staat veel nauwer omschreven wat je bij het vak burgerschap moet leren dan wat een maatschappelijke stage oplevert. Ten tweede komt de financiering terecht in de lumpsum en wordt zij dus opgeslokt door zaken die de school belangrijker acht. De maatschappelijke stage heeft een meerwaarde. De heer Bruijn zou ook kunnen vragen waarom moeten wij vertellen dat er gym, dus lichamelijke opvoeding, op school moet worden gegeven. Het antwoord daarop is dat wij dat een belangrijke invulling vinden. Wij vinden immers dat mensen moeten bewegen. De maatschappelijke stage gaat een stapje verder dan de manier waarop het vak burgerschap wordt ingevuld. De maatschappelijke stage leert de scholier in contact met de samenleving te komen.
De heer Bruijn (VVD):
Daarom is het zo goed dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat hij gaat monitoren of de leerdoelen van de maatschappelijke stage behaald blijven worden, wat mij betreft in de meest brede zin, zoals de staatssecretaris ook heeft toegezegd. Als dat niet het geval is, spreken wij elkaar weer. Dat geldt natuurlijk voor het gehele onderwijs. Waar een school de vastgestelde leerdoelen niet haalt, krijgt zij een uitdaging.
Mevrouw Gerkens (SP):
Dan zeg ik voor de tweede maal tegen de heer Bruijn dat de leerdoelen, zoals omschreven bij "burgerschap", veel minder breed zijn dan de effecten van de maatschappelijke stage. Daarvan wordt hoe dan ook iets afgehaald.
De heer Bruijn (VVD):
Dat is een heel belangrijk punt, maar ik heb de staatssecretaris duidelijk horen toezeggen dat hij de leerdoelen, ook die van de maatschappelijke stage, in de breedste zin zal monitoren. Hij monitort dus de vraag of die leerdoelen worden gehaald. Dat stelt mijn fractie gerust. Dat is een zeer belangrijke randvoorwaarde voor haar. Overigens gold dat voor alle partijen die instemden met het rapport-Dijsselbloem en de daaruit getrokken conclusies. Een tweede belangrijke randvoorwaarde is natuurlijk dat de middelen beschikbaar blijven. De middelen die hiervoor beschikbaar komen in plaats van de financiering van de maatschappelijke stage overtreffen ruimschoots het bedrag dat nu met de maatschappelijke stage gemoeid is, dus ook dat geeft mij vertrouwen. Ik neem wel aan dat de staatssecretaris de vraag bij zijn monitoring betrekt of financiën een rol gaan spelen als scholen leerdoelen niet halen. Ik kan het mij haast niet voorstellen, want de scholen gaan er eerder op vooruit dan achteruit. Wil hij hierover nog iets zeggen?
Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging om te gaan monitoren. Ik heb goed geluisterd naar de woorden van de SP over de lokale convenanten en de helderheid daarvan. Mij lijkt het juist dat scholen in regionale omstandigheden meer helderheid kunnen bieden dankzij de flexibiliteit die ze krijgen. Ik ben door dat punt dus eigenlijk niet ongerust geraakt. Mij lijkt dat de flexibiliteit daaraan juist tegemoet kan komen. Dat is een essentieel punt.
Ik zal mijn fractie adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen en hoop dat dit bijdraagt aan de voldoening van de staatssecretaris.