Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.31 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Voorzitter. Ik zou ook willen beginnen met een herinnering aan Willem Witteveen, eigenlijk de aanstichter van dit debat. Toen ik de stukken gisteren nog een keer las, kwam ik een aantal van zijn opmerkingen tegen. Wij missen hem vandaag zeer.
Privacy, wat is het nu eigenlijk en wat is het waard? Privacy is een woord dat een gedevalueerde betekenis heeft. Vaak wordt privacy verbonden met strijders voor het recht van vrijheid van meningsuiting en mensen die vinden dat niemand iets over ze mag weten. Een betrekkelijk kleine groep mensen lijkt zich druk te maken over de privacy en daarmee voelt menig dataverzamelende organisatie zich gelegitimeerd zo veel mogelijk informatie over mensen te verzamelen.
Op 3 september nam ik deel aan de "privacy as innovation workshop" op het Internet Governance Forum 2014. Aan deze workshop namen ook jongeren deel die voorbeelden noemden van goede privacybeschermende diensten. Vol vreugde werd Facebook genoemd, want daar kon je instellen naar wie je wat wilde sturen, en Messenger, de nieuwe app van Facebook, evenals WhatsApp. Dit waren jongeren die zich van te voren hadden voorbereid op de workshop en dus geacht werden meer te weten van privacyaspecten dan andere jongeren. Facebook, dat bijhoudt op welke websites je nog meer geweest bent en dat je door middel van datamining specifieke reclame aanbiedt. Messenger en Whatsapp, ze hebben toegang tot al je data op je telefoon, je wifiverbinding, je foto's, je camera. Kortom, ze kunnen je hele mobiele telefoon compleet overnemen. De eerst wat geschrokken jongeren haalden even later hun schouders op, want wat maakt het eigenlijk uit dat Facebook alles van mij kan zien? Wat maakt het uit?
Dat is de vraag die het privacydebat overheerst. Wat maakt het uit dat ze wat van mij weten? Ik heb niets te verbergen. Ik zie de staatssecretaris knikken. Hebben we onze privacy dan opgegeven in deze samenleving? Is de privacy iets van oude tijden? Worden wij te oud en maken we ons druk om onzinnige zaken? Heeft de komst van internet gezorgd voor het verdwijnen van onze privacy en moeten we dat gewoon maar gaan accepteren? Naar mijn mening hebben velen de privacy al eerder opgegeven. Met de komst van shows als Big Brother, The Kardashians en De Grote Donorshow op tv gingen we op zoek naar de grens van wat we liever achter de gordijnen wilden houden. Niet omdat wij iets te verbergen hebben, maar omdat we heel benieuwd zijn naar wat anderen te verbergen hebben. Het laten varen van privacy op internet is de nieuwe manier van roddelen geworden. Tegelijkertijd gaf ons dit de kans tot een nieuw soort openheid, namelijk laten zien hoe leuk, fijn, gelukkig, netjes en gezellig het leven wel niet is, door ons leven te posten op internet. De jeugd begint te beseffen dat het hebben van dronkenschapsfoto's op internet in hun generatie juist heel normaal is en dat het dus, wanneer ze een baan zouden gaan zoeken, eerder vreemd dan normaal gevonden wordt wanneer er niet zo'n uitspatting op internet te vinden is.
Het "niets te verbergen"-adagium gaat er vanuit dat het fout is wanneer je wél iets te verbergen hebt. Ik heb niets te verbergen wat niet mag van de overheid, ik ben geen crimineel of terrorist, dus deze beker gaat aan mij voorbij. Dit wordt uitstekend geëtaleerd door de website GeenStijl, waarop de volgende zinsnede is opgenomen in een artikel over het plaatsen van foto's van jongeren die zwanen hadden gemolesteerd. Ik citeer: "Potentieel gajes zou nu toch wel kunnen weten: een camera is nooit ver weg. Een paar miljoen mensen lopen met een mobiel NSA/B-device (doorkruisen naar voorkeur) in hun broekzak/bh/hoofddoek rond. Privacy schmivacy, in dit geval moet je maar geen zwanen pesten."
Die stelling is pertinent fout en ik wil deze hier met alle kracht weerleggen. Heeft de jongen die een relatie heeft met een andere jongen, maar het zijn ouders nog niet durft te vertellen, recht op zijn proces om uit de kast te komen? Ja. Heeft hij zolang recht op privacy als hij zelf wil? Ja. Heeft de vrouw die mishandeld wordt door haar man en stiekem geld spaart om bij hem weg te gaan, recht op privacy? Ja. Heeft de man die solliciteert naar een andere baan en dat nog niet verteld heeft aan zijn baas om de werkverhouding niet te verstoren, recht op privacy? Ja. Hebben deze mensen iets te verbergen? Inderdaad. Maar verkeerd is het niet.
Ik ga een stap verder. Heeft The Guardian het recht om zijn bronnen te verbergen, zodat klokkenluiders misstanden aan de kaak kunnen stellen? Heeft de politieke dissident iets te verbergen wanneer hij zijn vrije mening uit om een totalitair systeem aan te pakken? Heeft de homoseksueel iets te verbergen in een land waar dit met de doodstraf bestraft wordt? Heeft een bedrijf het recht, zijn nieuwste uitvinding te verbergen wanneer het nog geen patent heeft kunnen aanvragen? Heeft een organisatie het recht, haar offerte te verbergen bij een aanbesteding? Doen zij iets verkeerd?
De bescherming van privacy is een grondrecht. In artikel 10 van de Grondwet staat dit recht geschreven en ik loop echt niet op de discussie vooruit wanneer ik zeg dat de overheid hier schromelijk faalt, deels verwijtbaar en deels niet-verwijtbaar. Niemand kon twintig jaar geleden voorzien hoe enorm internet op ons privéleven zou inbreken. Nog minder konden we weten dat burgers op zo eenvoudige wijze informatie zouden weggeven, maar het feit dat die informatie op dusdanige wijze gebruikt zou worden dat de aangeboden dienst al weet dat je in verwachting bent voordat je het zelf weet, enkel en alleen door het analyseren van jouw patroon op internet, dat wisten we al helemaal niet. In plaats van dit een halt toe te roepen, in te grijpen en het een serieuze aanpak te gunnen, zag de overheid een nieuwe kans, want wat Google, Facebook, Microsoft et cetera kunnen, dat kan de overheid ook.
Informatie- en communicatietechnologieën zoals het internet zijn binnen een relatief kort tijdsbestek het zenuwstelsel van onze moderne economie, cultuur en maatschappij geworden. Bijna alle facetten van onze samenleving worden via het internet geregeld. In toenemende mate maakt ook de overheid gebruik van de digitale mogelijkheden. In 2016 moeten alle overheidsdiensten digitaal worden aangeboden. In toenemende mate zijn diensten van de overheid alleen nog digitaal te bereiken. Dat vraagt een enorme inspanning van de zijde van de overheid om deze data goed te beschermen. Dat vraagt ook een enorme inspanning van de overheid om de privacy te beschermen van degene van wie zij data heeft.
Kan de regering deze Kamer ervan verzekeren dat zij haar taak zoals gesteld in artikel 10 van de Grondwet kan waarmaken? Ik denk het niet. Sterker nog, ik weet van niet. Bij de invoering van de Wmo en de Jeugdwet komen mij verontrustende geluiden ter ore. Een minister die zegt: we ontwerpen de privacy gaande het proces. Een gemeente die aan de cliënt vraagt om haar huisarts te vragen, even haar hele medische dossier toe te sturen, want dat is makkelijker. Gevoelige, zeer gevoelige informatie in het kader van deze twee wetten wordt straks beheerd door gemeenteambtenaren zonder geheimhoudingsverplichting. Het is naïef te veronderstellen dat de gemeentes nu überhaupt nog de tijd hebben om deze gemeenteambtenaar op te leiden voor die nieuwe taak. Mijn fractie maakt zich dan ook grote zorgen over de bescherming van de privacy op dit terrein.
Het gebrek aan echte aandacht voor de privacy van de burger is eigenlijk stuitend te noemen. Techniek kan veel en maakt inderdaad vele processen lichter en makkelijker. De digitale ontwikkeling gaat snel, zo snel dat deze menselijkerwijs haast niet bij te houden is. Heidegger zei: de mensheid zal aan techniek ten onder gaan. Wordt het geen tijd dat we een pas op de plaats maken en de prioriteiten anders gaan stellen? Wordt het geen tijd ons eens te bezinnen voordat er grote ongelukken gaan gebeuren? Ik vraag dit omdat de grootste impact van de digitale wereld ons nog te wachten staat, namelijk die van The Internet of Things. Straks is alles via het internet met elkaar verbonden. 30 miljard devices in 2020. Straks is ons hele leven digitaal te traceren. Dat is misschien onvoorstelbaar, maar straks is ons hele leven nog beter te traceren dan nu al het geval is.
Wat doet de overheid dan met de beschikbare data? Wij spreken hier vandaag over de veiligheidsdiensten, maar hoe zit het met de politie, de FIOD, de sociale dienst? De FIOD vraagt voor het gemak alle gegevens op van mensen die via een app hun parkeerplek betalen. Pas wanneer een van deze aanbieders zichzelf de vraag stelt of dit wel mag, komt het naar buiten. De rest heeft het waarschijnlijk allang gewoon gedaan. Hoe ver mag de overheid gaan met het opvragen van informatie van de aanbieders van diensten die digitaal traceerbaar zijn? Gaat de sociale dienst straks alle gegevens opvragen van mensen die een bijstandsuitkering of AOW hebben, om te zien of zij niet bovengemiddeld energie verbruiken, omdat dit zou kunnen aantonen dat er illegaal samengewoond wordt? Of vraagt de overheid van Siemens door te geven wat er in diezelfde huishoudens in de koelkast staat? En bewijst dan de aanwezigheid van een paar flessen dure witte wijn dat de persoon bijverdient?
In de zaak van de parkeerapp oordeelde de rechter uiteindelijk dat het algemeen belang boven het persoonlijk belang gaat en dat door het opvragen van gegevens fraude met leaseauto's kan worden voorkomen. Inderdaad. Door deze technieken kunnen we iets wat we vroeger niet konden, zonder iemand voor de deur te posten, de man met de gleufhoed van de heer Franken. Maar wat voor samenleving creëren we hiermee? Is dit de samenleving die wij voor ogen hebben? En zijdelings is het ook frappant dat vaak de partijen ter rechterzijde van het politieke spectrum hier minder moeite mee hebben dan de partijen aan de linkerkant van het spectrum. Het adagium "minder overheid" gaat kennelijk niet op wanneer het gaat om de controle van de burger.
Het opvragen van gegevens door andere overheidsdiensten dan de veiligheidsdiensten dient wat de SP-fractie betreft onder de loep genomen te worden. Kan de regering vertellen welke diensten digitale informatie opvragen over burgers, welke voorwaarden hieraan verbonden zijn en op welke wijze hier toezicht op wordt gehouden? Omdat zoveel facetten van onze samenleving tegenwoordig via internet lopen, heeft het een groot effect op de maatschappij als de overheid al deze data heimelijk aftapt en voor onbepaalde tijd (waarschijnlijk voor altijd) opslaat. Toezicht op het aftappen van geheime diensten is tot op heden vooral een toets op wettelijke naleving, of legal compliance. Gezien de compleet nieuwe technieken om data die alle facetten van het moderne leven onthullen, af te tappen, op te slaan en voor onbepaalde tijd te gebruiken — waarmee ook een omkering van de bewijslast wordt verwezenlijkt — zou het toezicht breder dan slechts juridisch en technisch moeten zijn. Bovendien wordt er nauwelijks op doelmatigheid getoetst.
De overheid in de Verenigde Staten kon niet aantonen of de surveillancepraktijken daadwerkelijk effectief zijn. Sterker nog, de overheid loog over het aantal terroristische dreigingen die zijn tegengehouden. Uiteindelijk bleek dat slechts in één enkel geval een bedrag van een aantal duizend US-dollars van een Somalische taxichauffeur is tegengehouden, dat was bestemd voor zijn piratenvrienden in Somalië. Door de complexiteit en de onbeheersbare hoeveelheid data zijn er wel verschillende personen als gevolg van "false positives" de dupe geweest van analyses, en zijn de voorbereidingen van meerdere aanslagen niet waargenomen. Het gebrek aan resultaat en de gigantische begrotingen van de geheime dataverzameling en -analyse geven blijk van een verhulling van het daadwerkelijke doel van deze informatieverzameling.
Kan de overheid het nut van het gebruik van de apparatuur voor terrorismebestrijding concreet aantonen? Indien niet, wat is volgens deze regering dan het doel van die informatieverzameling? Een aantal sprekers op de hoorzittingen gaf aan, een raambepaling wenselijk te vinden in de wetten over de digitale verzameling en opslag van informatie. Mijn fractie vindt dat een interessante gedachtegang. Een dergelijke afspraak zou ons als overheid dwingen om de doelmatigheid ook daadwerkelijk aan te tonen na een aantal jaar. Graag hierop een reactie van het kabinet. Andere relevante analytische invalshoeken voor het toezicht zijn bijvoorbeeld de sociale psychologie (het effect op de vrijheid van meningsuiting, zelfcensuur en vrijheidsgevoel), de economie (het effect op de technische sector), de ethiek en het sociaal-juridische aspect.
Het verzamelen van metadata door overheid en bedrijven geeft kans op zelfcensuur, en niet alleen op het internet. Met de komst van het verleggen van de taken van de Wmo en de Jeugdwet naar de gemeentes, zal het gebeuren dat cliënten voorzichtiger zijn met het delen van persoonlijke informatie, wetende dat alles opgeslagen wordt en bekeken kan worden. Een cliënt zal de afweging maken tussen relevantie en privacy. Hierdoor wordt de verzamelde informatie onbetrouwbaarder, juist in de gevallen waar de juistheid van informatie van belang is.
Wat er digitaal mogelijk is en wat we al dan niet moeten toestaan, is hiermee dan ook het domein van de ethiek binnengedrongen. Ik wil de vergelijking trekken met de discussie rondom bijvoorbeeld stamcelonderzoek. Wat technisch mogelijk is, kan onwenselijke kanten hebben. De afwegingen rondom medisch-ethische kwesties worden veel indringender bekeken dan de afwegingen rondom het gebruik van software die ons leven in kaart brengt. Mijn fractie vindt een ethische benadering van de onderzoeksmogelijkheden van de hedendaagse software en het opslaan, bewaren en gebruiken van metadata een ethische discussie waard.
De heer Van Boxtel i (D66):
Ik wil mevrouw Gesthuizen — excuses: mevrouw Gerkens — complimenteren dat zij het op deze manier aansnijdt, want dit element raakte echt helemaal uit beeld. In de medische ethiek bestaat er ook nog zoiets als de leer van het recht op niet-weten. Dat schijnt in dit debat echt totaal zoek te zijn. Ik vind dat de overheid bijna de lead moet nemen om dat fier te verdedigen. Als dat bij de suggesties gevoegd kan worden, ben ik benieuwd naar het antwoord van de bewindslieden.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik begrijp dat dit een interruptie aan het kabinet is.
De heer Van Boxtel (D66):
Nou ja, ook bijval.
Mevrouw Gerkens (SP):
Goed. Inderdaad. De vraag die ik wilde gaan stellen, is of de regering bereid is om een ethische commissie samen te stellen die de discussie op dit punt kan voeden.
Voorzitter. Verder wordt de burger zwakker in deze informatieherschikking van de machtsbalans tussen burger en staat. Hoe gaat de overheid het toezicht aanpassen aan en uitbreiden naar het moderne leven, om de werkelijkheid te weerspiegelen? Wordt dat toezicht dan ook transparanter?
De regering geeft aan dat de veiligheidsdiensten binnen de grenzen van de wet opereren. Wel hoorden we van de veiligheidsdiensten dat wanneer zij om informatie vragen aan andere landen over een persoon, zij niet weten of het verzamelen van de informatie binnen de door onze wet aangegeven ruimte is gegaan of dat de Nederlandse wet overtreden is door de buitenlandse dienst. Zou het niet juister zijn om die diensten aan te geven dat we alleen informatie willen die op een door de Nederlandse wet gelegitimeerde wijze is verzameld?
De AIVD stelt in zijn jaarverslag over 2013 dat internationale samenwerking een vereiste zou zijn om goed te functioneren en dat het delen van kennis en middelen daarvoor noodzakelijk is. In hoeverre is de aangekondigde bevoegdheid tot het aftappen van kabelgebonden communicatie daarvoor bedoeld? Is de bevoegdheid ook voor andere doelen noodzakelijk? Kan de regering mij vertellen of de Nederlandse diensten toegang hebben tot of gebruikmaken van het programma XKeyscore?
In Nederland is er in mijn ogen te weinig ophef over de onthullingen van Snowden. We denken allemaal dat wat we op Facebook posten, via Google delen, skypen of whatsappen te onbelangrijk is om door de NSA opgemerkt te worden. Zelfs wanneer de NSA weet dat we homoseksueel zijn, geld sparen of een andere baan zoeken, zullen ze toch nog niet de betrokkenen inlichten. En verder zijn we niet extremistisch of enig gevaar voor de Amerikaanse overheid, dus we hebben niets te vrezen. Ik denk dat veel burgers daar gelijk in hebben. De NSA zal niet snel achter de gewone burger aangaan. De NSA niet. Maar misschien een van hun honderden medewerkers wél, wanneer die een persoonlijk belang heeft. Dat zou een goed script zijn voor een film. Snowden lekte de informatie van de NSA op een kinderlijk gemakkelijke wijze. Als Snowden dat kan in het algemeen belang, wat kan iemand dan wel niet voor zijn persoonlijk belang ...
Wanneer we data verzamelen van mensen omdat het kan, omdat we de mogelijkheden hebben, omdat ze beschikbaar zijn, en niet omdat we iemand verdacht vinden of aanwijzingen hebben om iemand nader te onderzoeken, hoe staat dat dan in verhouding tot artikel 10 van de Grondwet? Uit onderzoek blijkt sterk dat metadata van communicatie en internetgedrag persoonsgegevens zijn en net zo onthullend zijn als de inhoud van communicatieverkeer en dat de analyse ervan nog meer blootlegt dan een analyse van de inhoud. Op welke grond blijft de overheid vasthouden aan het idee dat het geen privacyinbreuk is wanneer zij metadata verzamelt en analyseert?
Ik kom bij de rol van de inlichtingendiensten en de technische ontwikkelingen. Laat ik vooropstellen dat inlichtingendiensten altijd nodig zullen zijn. Spionage is van alle tijden en heeft ook een functie waar het gaat om de nationale veiligheid. Echter, in de ogen van de SP is het buitenproportioneel om 100% van de mensen in de gaten te houden terwijl een veel kleiner deel van onze bevolking daadwerkelijk in de gaten gehouden dient te worden. Van groot belang is en blijft dat het doorzoeken van data onder democratische controle dient te staan en te blijven, en gelegitimeerd dient te worden door de wet. Het voorbeeld van de parkeerapp geeft aan dat die legitimatie vaak pas achteraf gebeurt, als die al gebeurt.
Inmiddels is de spionagesoftwarelobby druk doende om de mooiste software aan overheden te verkopen. Inspelend op de natuurlijke drang van onderzoekers om meer informatie te vergaren en deze snel te kunnen analyseren, verleiden zij de overheid met hun producten. De heimelijke procedures en het gebrek aan technische kennis van toezichtcommissies hebben ertoe geleid dat zogenaamde cybersecuritylobbyisten en -verkopers eenvoudig, zonder publiekelijke of geïnformeerde toets, ingrijpende apparatuur konden verkopen onder de dekmantel van terrorismebestrijding. In de Verenigde Staten nemen ambtenaren van de NSA en vergelijkbare organisaties in toenemende mate zeer goedbetaalde functies aan bij de leveranciers van zulke apparatuur. Dit geeft bijna blijk van corruptie. Hoe gaat de overheid de aanschaf van apparatuur toetsen aan een proportionaliteitstoets? Hoe gaat de overheid de inmiddels aangeschafte apparatuur aan een proportionaliteitstoetsing onderwerpen?
De onthullingen over de praktijken van geheime diensten leiden tot een potentieel maatschappelijk verlies van vertrouwen in technologie. De Nederlandse maatschappij wordt steeds meer een informatiemaatschappij, die wordt ondersteund door deze gecompromitteerde technologie. Hoe gaat de overheid het cruciale vertrouwen in deze kritieke informatie-infrastructuur herstellen?
De wetten die afluisterpraktijken reguleren, zijn gebaseerd op oude technieken en praktijken. Om deze technieken gelijk te stellen met het internet is een gevaarlijke misvatting, omdat het internet afluisterpraktijken technisch en economisch exponentieel eenvoudiger maakt en de schaal in meerdere ordes van grootte uitbreidt. Gaat de overheid uit proportioneel oogpunt de toepassing van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet evalueren?
De NSA zag en ziet veel bedrijfsinformatie. De NSA kent dus ook de overwegingen van een aanbesteding, de strategieën van oliebedrijven in het buitenland en de nieuwste ontwikkelingen bij Philips, vandaag heel actueel. Bedrijfsspionage is op dit moment een van de grootste vormen van internetcriminaliteit. De JSF wordt nu al in China nagemaakt. De vraag rijst of we wel voldoende zijn toegerust om onze eigen staatsgeheimen te bewaren. Hoe waarschijnlijk is een inbreuk op onze eigen servers? Of moeten we die gedachte maar helemaal laten varen? Is er nog wel een veilige haven, voor de overheid, het bedrijfsleven of het individu? Wat weten we eigenlijk van onze netwerken? De glasvezelsnelwegen zijn aangelegd door buitenlandse bedrijven. Hoe weten we zeker dat deze niet getapt worden? Houdt de overheid hier toezicht op?
Ik kom bij de conclusie van mijn betoog. Alle seinen staan op rood. De overheid kan haar verantwoordelijkheid ten opzichte van artikel 10 van de Grondwet niet alleen niet waarmaken, zij gaat er zelf slordig mee om. Ik bedoel hiermee de implementatie van de Jeugdwet en de Wmo evenals het lukraak verzamelen van data door FIOD, sociale dienst en andere overheidsorganisaties.
In de toekomst kan er nog veel meer. Tijdens de hoorzitting werd al verwezen naar het inbreken op Google Glass of medische systemen. In de wet nemen we voorwaarden op als proportionaliteit en doelmatigheid, maar het is de vraag wat er doelmatig is aan het feit dat mijn kenteken wordt doorgegeven aan de Belastingdienst wanneer ik in Amsterdam parkeer. Gezien alle toekomstige toepassingen die mogelijk zijn, wil ik het kabinet vragen om met een nota te komen waarin het zijn visie uiteenzet op de vraag hoe de overheid in de toekomst omgaat met de door diverse organisaties verzamelde data. Wat doet de overheid met die gegevens? Hoe bewaart zij deze? Op welke wijze wordt er doorzocht? Hoe ver mogen de opsporingsdiensten gaan? Ik heb het dan niet alleen over de AIVD en de MIVD — ik geloof eigenlijk dat juist deze instellingen het meeste nadenken over de vraag wat ze met de data doen — maar juist over de FIOD, de inspectie SZW en dergelijke. Wie houdt het toezicht daarop? Mijn fractie zou het een goed idee vinden wanneer deze organisaties en hun werkwijze periodiek gescreend worden door het CBP. Zou het bovendien, gezien alle opgaves op het gebied van privacy die naar ons toekomen, niet juist zijn om de capaciteit van het CBP een keer uit te breiden?
Mevrouw Duthler i (VVD):
Ik deel de zorgen van de SP-fractie over de manier waarop wordt omgegaan met de Wmo, Jeugdwet, de rol van de politie, inlichtingen, FIOD, Belastingdienst en wat er allemaal gebeurt met onze persoonsgegevens. Ik mis in uw zienswijze echter de rol van bedrijven en organisaties zelf. U belicht heel erg de rol van de overheid en de rol van de burger, om wiens gegevens het gaat. Dat is terecht, maar zouden die bedrijven en organisaties zelf ook geen verantwoordelijkheid moeten krijgen om heel zorgvuldig met de persoonsgegevens om te gaan? U vraagt nu om een visie. Mogen die bedrijven en organisaties daarin ook een plek krijgen?
Mevrouw Gerkens (SP):
U bedoelt dat zij meeschrijven?
Mevrouw Duthler (VVD):
Ik bedoel dat zij in het object van het onderzoek betrokken worden.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ja, heel graag zelfs. Ik had daarop aan het einde nog even willen terugkomen. De moeilijkheid is dat veel van die bedrijven komen uit Silicon Valley. Dat is een van de grootste privacyopgaves die wij hebben. De beste manier om onze privacy te verbeteren, is ervoor zorgen dat wij zelf zulke bedrijven krijgen en dat wij het op onze eigen grond kunnen doen. Ik weet wel dat veel Nederlandse bedrijven ook echt moeite hebben met de privacy. Ik heb dat zelf op allerlei manieren ervaren. Het zou dus heel goed zijn als de overheid ook een visie hierop meegaf.
Mevrouw Duthler (VVD):
U bedoelt dus niet alleen de leveranciers van software of andere ICT-hulpmiddelen, maar ook de gebruikers en de afnemers. Begrijp ik u zo goed?
Mevrouw Gerkens (SP):
Ja.
Voorzitter. Als laatste vraag ik de regering dus om veel meer te doen aan awareness. Heel veel mensen beseffen niet wat zij vrijgeven en wat de gevolgen zijn. Een jaarlijkse campagne is niet genoeg. Er moet structureel en intensief informatie worden gegeven over het beschermen van je privacy, het recht daarop en de techniek daarvoor. De scholen zijn de eerste plek waar dit moet gebeuren. Ik begrijp dan ook niet dat het ministerie van OCW op dit terrein nog steeds heel erg stil is.
Ik rond af. Wij hebben wel degelijk wat te verbergen. Wat de NSA doet, is wel degelijk een bedreiging voor onze samenleving, onze gehele samenleving. Ook al hebben wij geen bedrijfsgeheimen en geen geheime spaarrekening en ook al maken wij geen JSF, dan nog moeten wij principieel staan voor diegenen die om terechte redenen hun privacy wel willen beschermen. Wanneer wij zeggen dat wij niets te verbergen hebben, worden degenen die dat om terechte redenen wel hebben, vogelvrij. Door zorgvuldig om te gaan met onze privacy maken wij het mogelijk dat anderen hun privacy kunnen hebben. Wanneer wij onze privacy opgeven, geven wij de privacy van anderen op. Als samenleving kunnen en mogen wij dat niet laten gebeuren. Daarin dienen wij als overheid het voorbeeld te geven.